16-05-2011
Onderwijspersoneel wijst prestatiebeloning af
Het idee van prestatiebeloning valt volkomen verkeerd in het onderwijs,
zeven van de tien mensen wijst dat resoluut af. In plaats daarvan
kunnen scholen beter slecht functionerende leraren ontslaan, vindt
tweederde. Dat blijkt uit een enquête bijna 3900 AOb-leden.
De uitslag van de AOb-panelenquête over prestatiebeloning komt vandaag
aan de orde in het programma Uitgesproken VARA. In het Onderwijsblad
van volgende week zaterdag komen nog meer onderwerpen uit de enquête
aan bod.
Onuitvoerbaar
Prestatiebeloning heeft maar weinig aanhangers onder de 3886 deelnemers
uit alle onderwijssectoren. "Het leidt tot een soort McDonalds
medewerker van de week, afgunst en demotivatie", vindt de een
geënquêteerde leraar van prestatiebeloning. In de open vragen over
prestatiebeloning wordt het meest genoemd dat het onuitvoerbaar is,
zoals een leerkracht basisonderwijs signaleert aan de hand van zijn
eigen ervaringen.
"Vorig jaar had ik bijvoorbeeld een groep met ongeveer 80% aan
leerlingen waarbij sprake was van taalachterstanden, sociaal-emotionele
problemen enz. Dit jaar is dat niet het geval. Nu liggen mijn
resultaten gemiddeld 175% hoger. Dit zou betekenen dat ik vorig jaar
ontslagen had moeten worden en dit jaar een zeer grote bonus moet
krijgen. Dit is scheef. Je leerlingen zijn niet een product, eruit
halen wat erin zit speelt bij een prestatiebeloning niet meer mee. Er
moet namelijk alleen maar hoog gescoord worden."
"Doodsteek voor de teamgeest"
De vrees voor vriendjespolitiek of oneerlijke beoordeling is een ander
veel genoemd bezwaar. "Degene met de grootste mond heeft de meeste kans
op beloning en de goede maar bescheiden docent krijgt geen waardering",
vindt de ene docent, een andere stelt: "op dit moment krijgen de
lievelingetjes van de directie de bonussen of een hogere
salarisschaal." Het pakt volgens de overgrote meerderheid in elk geval
desastreus uit. "Prestatiebeloning is de doodsteek voor de teamgeest,
solidariteit en teamvorming, het is onmeetbaar en zal ellenboogwerk tot
de norm maken."
Prestatiebeloning is bovendien overbodig, vindt een leraar, want "een
schouderklopje doet al wonderen." Tegenstanders vinden het ook ongepast
naast de bezuinigen op bijvoorbeeld passend onderwijs. "Belachelijk dat
hiervoor geld wordt vrijgemaakt als op andere posten wordt bezuinigd."
Voorstanders in de minderheid
Maar er zijn ook AOb'ers die vinden dat de onderwijssector niet moet
zeuren. "Bij het uitvoeren van welk vak dan ook is het mogelijk
objectief te meten wat de effectiviteit van de geleverde
arbeidsprestatie is. In het onderwijs is dit dus niet anders en dus
moeten we streven naar een zo goed mogelijke gezamenlijke prestatie.
Daarbinnen is het wat mij betreft gewoon mogelijk excellentie extra te
belonen. Daarnaast moet slecht functionerende professionals de kans
geboden worden zich te verbeteren of eventueel (met begeleiding!!!)
gedwongen worden naar ander werk uit te zien."
Maar de voorstanders zijn zwaar in de minderheid. Alle varianten van
prestatiebeloning worden door een overgrote meerderheid afgewezen, al
verschilt het welk model wordt gekozen. De meest harde variant - een
bonus op basis van de leerwinst in één jaar die in verschillende
Amerikaanse schooldistricten wordt uitgeprobeerd - wordt het meest
negatief beoordeeld, driekwart is daar tegen. Dat geldt ook voor andere
vormen van individuele beloningen zoals het voorstel van de
Onderwijsraad om de vijf procent meest excellente docenten extra te
belonen.
Teambeloning
Teambeloning wordt iets positiever beoordeeld, vooral als dat gebeurt
op basis van de bereikte leerwinst over meerdere jaren. Met name in het
basisonderwijs voelt men wel iets voor teambeloning (32%) in andere
sectoren schommelt dat rond de 20 procent. Nog iets positiever valt het
oordeel uit over de aanpak die de AOb de meest wenselijke lijkt,
namelijk goede docenten binnen het huidige salarissysteem belonen met
een extra periodiek over doorstroom naar een hogere salarisschaal. Voor
die werkwijze, die allang mogelijk is binnen de huidige cao, is nog
steeds 44 procent tegen maar ook 36 procent voor.
Jongeren zijn iets positiever over het idee van prestatiebeloning. In
plaats van 10 procent vindt in de groep onder de 25 17 procent het wel
een goed idee, maar in de groep van 25 tot 35 neemt dat al weer af tot
13 procent. Verder zijn er opvallend weinig afwijkingen tussen de
generaties als het gaat over excellente of matig functionerende
leraren.
Bonus
Als er een bonus komt vindt een derde dat ze er zelf voor in
aanmerkingen zouden komen. Kijkend naar de collega's denken zij dat een
kwart inderdaad excellent presteert. Vaak wordt gezegd dat `iedereen
een goede leraar herkent', maar daar blijkt in de enquête toch weinig
van. Volgens ongeveer een kwart bestaat over wie er een goede leraar is
consensus binnen het team, een kwart zegt dat dat zeker niet het geval
is en de helft meldt dat ze geen idee hebben of alle collega's dezelfde
excellente docenten voor ogen hebben. Op dit moment krijgen de goede
docenten meestal niets extra's (51%), terwijl 8 procent sneller
doorstroomt naar een hogere schaal. Bonussen of boekenbonnen komen
nauwelijks voor.
Experimenten met prestatiebeloning
In de Verenigde Staten is na mode van prestatiebeloning nu een debat
losgebarsten over slecht presterende docenten. In de film Waiting for
superman werd het onderwerp hard neergezet: groepen ongemotiveerde
docenten die maar wat zouden aanmodderen. Er volgde een fel debat, wat
de gerenommeerde onderwijseconoom Eric Hanushek er toe bracht om wat te
gaan rekenen aan de verschillen tussen goede en slechte docenten.
Want, zo maakt hij duidelijk op basis van toetsuitslagen in zijn
onderzoek The economic value of high teacher quality, de kwaliteit van
de leraar doet er toe. Een goed presterende leraar weet een groep
achtergestelde leerlingen in één jaar anderhalf jaar lesstof bij te
brengen. Zijn zwak presterende collega komt maar tot de helft van het
programma. De experimenten met prestatiebeloning beloven succes, maar
behalve dat overtuigend bewijs daarvan ontbreekt, is het volgens
Hanushek effectiever om slecht presterende docenten te ontslaan en te
vervangen door betere docenten.
Mogelijkheden voor verbetering
Om het leraar-worden aantrekkelijk te houden moeten de overgebleven
docenten wel iets beter betaald worden. Uiteindelijk zou daardoor de
kwaliteit van het lerarenbestand en de leerprestaties van leerlingen
flink verbeteren. Naar die variant heeft de AOb-panel enquête daarom
ook gevraagd. Opvallend is dat driekwart van de ondervraagden de
stelling onderschrijft dat het beter is slechte docenten te ontslaan
dan bonussen uit te delen aan de besten. Er zijn overigens veel minder
slechte dan excellente docenten, is de ervaring van de ondervraagden.
Gemiddeld vinden zij dat 15 procent onder de maat presteert.
Wanneer zich dat voordoet zijn er allerlei mogelijkheden om daar
verbetering in te brengen. Functioneringsgesprekken, dossieropbouw,
beoordelingsgesprekken, intervisie, bijscholing, coaching,
overplaatsing, het komt allemaal in meerdere of minder mate voor.
Treurig is wel dat op één van de vijf scholen bij tegenvallende
prestaties geen functioneringsgesprekken worden gevoerd. Maar na al die
reparatiemogelijkheden kan een docent blijvend slecht functioneren, en
wat gebeurt er dan.
Eigenlijk vrij weinig: maar liefst 46 procent van de ondervraagden zegt
dat niet goed functionerende leraren worden gedoogd door de directie.
Slechts 13 procent wordt ontslagen. Een meerderheid van ondervraagden
vindt dat een onjuiste aanpak, 60 procent zegt daarom het beleid van
de directie slecht of zeer slecht te vinden.
AOb-voorzitter Walter Dresscher herkent de problematiek. "Het is een
mythe dat leraren niet te ontslaan zijn, maar als je dat wilt doen als
werkgever moet dat wel goed kunnen onderbouwen. Het oplossen van
problemen met een slecht functionerende collega is namelijk duidelijk
een verantwoordelijkheid van de directie. Helaas zien wij te vaak dat
het personeelsbeleid van schoolbesturen nog niet echt goed op orde is.
Er zijn te weinig functioneringsgesprekken of er wordt te weinig gedaan
om iemands functioneren te verbeteren. Onze juristen merken regelmatig
dat als een leraar ontslagen wordt, dat op basis van onvoldoende feiten
gebeurt en de directie een collega maar wat heeft laten zwemmen."
Enquête
De panel-enquête werd uitgevoerd onder werkende AOb-leden. Bijna 5000
begonnen aan de enquête, bijna 3900 vulden de complete vragenlijst in.
De uitvoering was in handen van Nico van Kessel van het ITS van de
Universiteit Nijmegen. Daarvan kwam 46 procent uit het po, 35% uit het
vo, 13% uit bve en 6% uit het hbo. Kijkend naar de functies ging het in
hoofdzaak om leraren (80%), gevolgd door oop (10%), management (6%) en
studenten (4%). 63 procent was vrouw, 37 procent man. De
leeftijdsverdeling was onder 25 (6%), 25-34 (21%), 35-44 (18%), 45-54
(31%), 55-65 (24%). Daarmee vormen de deelnemers een goede afspiegeling
van het ledenbestand van de AOb.
Algemene Onderwijsbond