Gerechtshof Arnhem
Hof Arnhem veroordeelt verdachte in Hoogerheide-zaak ter zake van doodslag
tot 12 jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging
Arnhem , 18-5-2011
Vandaag heeft het gerechtshof te Arnhem arrest gewezen in het hoger
beroep in de strafzaak tegen de nu zesentwintigjarige Juliën C. Hij
wordt er van beschuldigd dat hij op 1 december 2006 met een mes de
achtjarige Jesse in zijn klaslokaal op de basisschool De Klim-Op te
Hoogerheide al dan niet met voorbedachten rade om het leven heeft
gebracht.
Eerdere verloop van de zaak
De verdachte is bij vonnis van de rechtbank Breda van 6 september 2007
vrijgesproken van moord en voor doodslag veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 12 jaar en tbs met dwangverpleging. Het hof te
's-Hertogenbosch heeft verdachte op 26 februari 2008 in hoger beroep
voor moord veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
Bij arrest van de Hoge Raad van 17 november 2009 is het arrest van het
hof vernietigd op grond van een motiveringsgebrek. Het hof had ten
onrechte geen overweging gewijd aan de door de verdachte gedane
"afstand" van rechtsbijstand. Na verwijzing naar het Hof te Arnhem om
de zaak opnieuw te berechten in hoger beroep, heeft het openbaar
ministerie voor moord een gevangenisstraf van 20 jaar en tbs met
dwangverpleging gevorderd of, voor het geval de oplegging van tbs naar
het oordeel van het hof niet mogelijk is, een levenslange
gevangenisstraf.
Moord of doodslag?
Evenals de rechtbank acht het hof bewezen dat verdachte Jesse van het
leven heeft beroofd, maar niet dat verdachte dit heeft gedaan met
voorbedachten rade. Het hof heeft immers evenmin als de rechtbank
kunnen vaststellen wat zich precies, kort voor het feit, in het
klaslokaal heeft voorgedaan. Onduidelijk is gebleven of verdachte
voorafgaand aan het toebrengen van de messteken/-sneden tijd en
gelegenheid heeft gehad tot nadenken over de betekenis en de gevolgen
van zijn daad en of hij zich daarvan voldoende rekenschap heeft
gegeven. Hetzelfde geldt voor de tijdspanne vanaf de eerste steek- of
snijbeweging. In juridische termen is daarom geen sprake van moord maar
van doodslag.
Tbs met verpleging, ondanks ontbreken vaststelling stoornis door
deskundigen
Met betrekking tot de op te leggen straf en maatregel heeft het hof
overwogen dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een
gedragskundig onderzoek door het Pieter Baan Centrum. Als gevolg
daarvan zijn de onderzoekers van het Pieter Baan Centrum niet in staat
geweest antwoord te geven op de vraag of bij verdachte ten tijde van
het plegen van het delict sprake was van een geestelijke stoornis.
Volgens de wet vervalt in een geval dat de verdachte zijn medewerking
aan een dergelijk onderzoek weigert, de eis van een (volwaardig)
multidisciplinair gedragskundig onderzoek om een tbs op te kunnen
leggen. Maar wil de rechter in dat geval toch een tbs kunnen opleggen,
dan is nog steeds het vaststellen van een stoornis vereist. Het is aan
de rechter die over de feiten oordeelt om die vaststelling te doen.
De rechter zal zich daarbij in zeer sterke mate moeten laten leiden
door de gedragsdeskundigen, maar als deze deskundigen aan de grenzen
komen van wat zij vanuit hun wetenschap nog kunnen verantwoorden, zal
de rechter zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen voor zover de
wet hem daartoe de ruimte geeft. Voor de vaststelling van een stoornis
moet de rechter voldoende steun vinden in wat deskundigen wel hebben
kunnen vaststellen en in wat de rechter verder tijdens het onderzoek
ter zitting aan feiten is gebleken over de persoon van de verdachte.
In dit geval heeft het hof de beschikking over de beperkte bevindingen
van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum in samenhang met de
bevindingen van een gedragskundig onderzoek in een eerdere strafzaak
uit 2004 en een groot aantal aanwijzingen uit het strafdossier over de
psychische gesteldheid van verdachte. Op basis daarvan is als voldoende
aannemelijk vastgesteld dat er bij verdachte ten tijde van het begaan
van het feit een geestelijke stoornis bestond en dat hij verminderd
toerekeningsvatbaar is
Het hof acht het evenals de rechtbank vanuit veiligheidsoogpunt
onverantwoord om verdachte onbehandeld in de maatschappij te laten
terugkeren. Daarom heeft het hof de maatregel van
terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd.
Straftoemeting
Vanuit een oogpunt van vergelding en beveiliging zou volgens het hof
daarnaast een gevangenisstraf van 15 jaar, de maximumstraf voor
doodslag, moeten worden opgelegd. Daarbij is in het bijzonder gelet op
de gruwelijke wijze waarop verdachte de achtjarige weerloze Jesse om
het leven heeft gebracht, het onpeilbare leed voor ouders en andere
nabestaanden en de schok die dit feit ook buiten de familie- en
vriendenkring in de samenleving veroorzaakt.
Bovendien heeft verdachte op geen enkele wijze blijk heeft gegeven van
enige spijt of compassie, waardoor het nog moeilijker zal zijn om het
onherstelbare verlies van Jesse te verwerken.
Anderzijds heeft het hof als strafverlagende omstandigheid rekening
gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten
tijde van het plegen van het feit. Om die reden heeft het hof verdachte
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar.
Uitspraken:BQ4981