Gemeente Utrecht


2011 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
61 Vragen van mevrouw mr. A.P.Vink
(ingekomen 21 april 2011
en antwoorden door het college verzonden op 17 mei 2011)


Schriftelijke vragen inzake stijgende aanvragen schuldhulpverlening


Volgens de 'Thermometer economische crisis' die de gemeente Utrecht in maart 2011 heeft uitgegeven is er een positieve trend te zien in de economische ontwikkeling en op de arbeidsmarkt. De Utrechtse economie herstelt zich voorzichtig van de crisis, er is een sterke toename van het aantal startende bedrijven en omzetten van ondernemers stijgen voorzichtig. Bovendien is de werkloosheid fors gedaald. Dat is natuurlijk goed nieuws in deze tijden. Echter, ondanks deze ontwikkelingen blijft het aantal aanvragen voor schuldhulpverlening alsmaar stijgen. Dit lijkt tegenstrijdig met elkaar te zijn en zet D66 ertoe aan om de volgende vragen te stellen aan het college:

1. Heeft het college inzicht in de reden(en) van de stijging van de aanvragen? Zo nee, is het college bereid om te bekijken of het waarom van de stijging achterhaald kan worden?
De toename van het aantal aanvragen wordt door het college beschouwd als een gevolg van de
kredietcrisis. Schulden ontstaan niet ineens, maar zijn vaak het gevolg van een opeenstapeling
van bijvoorbeeld achterstallige betalingen, opgebouwd over een langere periode. Kortom,
aanvragen in 2010 zijn het gevolg van schulden die eerder zijn ontstaan. Mensen met schulden
komen doorgaans pas om hulp vragen als ze het zelf niet meer redden. Met name in het eerste
kwartaal van 2010 is het aantal aanvragen sterk gestegen. Deze stijging is ingezet in het derde
kwartaal van 2009. Dit sluit aan op neerwaartse economische ontwikkeling in 2009 en de sterke
stijging van het aantal werkzoekenden in dat jaar.

Uit het overzicht zoals verstrekt op de bijeenkomst betreffende activerend armoedebeleid blijkt dat de schuldhulpverlening een zeer grote kostenpost van ruim 5 miljoen euro is. D66 beseft dat niets doen voor mensen die problemen met schuldeisers hebben geen optie is. Gezien de noodzaak tot verantwoord omgaan met beschikbare middelen heeft D66 nog wel de volgende vragen.

2. Kan het college inzicht geven in de klantprofielen bij de schuldhulpverlening en de ontwikkeling daarvan?
Binnen de schuldhulpverlening van de gemeente Utrecht worden vier klantprofielen onderscheiden: de modelconsument, afwachter, fatalist en de strateeg. Het doel van het werken
met klantprofielen is om vroegtijdig te kunnen bepalen welke instrumenten en dienstverlening
het beste ingezet kunnen worden. Het werken met klantprofielen staat landelijk in de
belangstelling. Er zijn er landelijke ontwikkelingen om de kantprofielen en methodiek verder te
verfijnen, Utrecht is hierbij betrokken in G4-verband, als lid van de vereniging voor
schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK), de VNG en Divosa.

3. Welke preventieve maatregelen worden er momenteel in Utrecht genomen om potentiële doelgroepen uit de schuldhulpverlening te houden?
In Utrecht worden verschillende preventieve maatregelen getroffen. Er is specifiek aandacht voor jongeren: er wordt voorlichting gegeven op scholen en jongeren kunnen voor advies en hulp bij geldzaken terecht bij onder meer het jongerenloket en op de jongerenwebsite jong030.nl. Gemeentebreed zijn er de financiële winkels (project in het kader van uitvoering amendement Spekman) en inzet van preventiegelden uit extra collegemiddelen schuldhulpverlening. Met de financiële winkels wordt aan mensen door middel van budgetadviesgesprekken een handvat gegeven met als doel weer grip te krijgen op de geldzaken. Met de preventiegelden uit de extra collegemiddelen worden voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd op de Werkpleinen. Het streven is ernstige financiële problemen op deze manier te voorkomen en mensen in de gelegenheid te stellen zelf hun beginnende financiële problemen op te lossen. Met het project Voorkom Huisuitzetting! wordt er, in nauwe samenwerking met wijkwelzijnsorganisaties, woningcorporaties en de GG&GD, vroegtijdig ingegrepen bij mensen met huurachterstanden om huisontruimingen te voorkomen. In 2010 is er een website ontwikkeld met advies voor Utrechters in financieel krappe tijden en een informatieboekje 'minder te besteden wat nu'. Tenslotte hebben verschillende stedelijke- en vrijwilligersorganisaties, zoals bijvoorbeeld de wijkwelzijnsorganisaties, woningcorporaties en het Rode Kruis, een advies-, signalerings- en doorverwijsfunctie.

4. Wordt het effect van deze preventieve maatregelen gemeten en, zo ja, wat is dan het effect van deze maatregelen op de wachtlijsten voor schuldhulpverlening?
Het doel van preventieve maatregelen is een bijdrage leveren aan het voorkomen van problematische schulden. Het effect van preventie is niet eenzijdig toe te wijzen aan de gemeentelijke inzet, maar is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder het gedrag van mensen, maatschappelijke- en economische ontwikkelingen. De subdoelstellingen per project verschillen. Het effect van het project voorkomen huisuitzetting wordt gemeten aan de hand van het aantal huisontruimingen. Zo is in 2010 het aantal ontruimingen op basis van huurschuld ten opzichte van 2005 met 73% gedaald. Bij het project financiële winkels wordt de effectiviteit onder andere gemeten aan de hand van het aantal klanten dat na afloop helderheid heeft in de eigen financiële situatie. Voor 90% van de klanten is een financiële analyse uitgevoerd en 90% heeft advies gekregen over budgetteren en begroten.
Er is geen direct verband te leggen tussen de ontwikkeling van de wachtlijst en de inzet van preventieve maatregelen. Op dit moment is er geen wachtlijst, de oorzaak hiervoor is niet uitsluitend te danken aan preventieve maatregelen, maar zoals gezegd afhankelijk van meerdere factoren.

5. In hoeverre meet u verder dat het grote budget voor schuldhulpverlening op de meest efficiënte en effectieve wijze besteed wordt?
Landelijke cijfers van de NVVK (waar Utrecht bij is aangesloten) over het slagingspercentage van schuldregelingen laten zien dat de effectiviteit van schuldhulpverlening gering is. In 2009 was het slagingspercentage van de minnelijke schuldregelingen 31 procent. De gemeente kan slechts deels invloed uitoefenen op de effectiviteit, namelijk door tijdig een intake te bieden en het inzetten van een passend instrument. De effectiviteit is daarnaast bijvoorbeeld afhankelijk van het (tijdig) meewerken van schuldeisers, waar een gemeente nauwelijks invloed op heeft. Om schuldeisers tijdelijk in de wacht te kunnen zetten, pleit Utrecht daarom in G4-verband voor het invoeren van een breed wettelijk moratorium.
In Utrecht meten we de wachttijd voor een intake (maximaal 4 weken), het aantal aanvragen en het aantal trajecten. De efficiëntie van de schuldhulpverlening wordt niet gemeten aan de hand van een indicator. De inzet is gericht op een efficiënte aanpak. Zo heeft de nieuwe werkwijze, één front office Sociale Voorzieningen, geleid tot versnelde werkprocessen bij schuldhulpverlening. Meer recent, het nieuwe organisatieplan en het daaruit voorvloeiende dienstverleningsconcept bij de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid levert een bijdrage aan een efficiënte uitvoering door het principe van één klant-één plan-één regisseur. Tenslotte, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, zijn er ontwikkelingen om het werken met klantprofielen verder te verfijnen. Dit draagt naar verwachting bij aan een verbetering van de effectiviteit van schuldhulpverlening en een doelmatige inzet van middelen.

Desalniettemin is het college van mening dat het goed is te zoeken naar manieren om de effectieve en efficiëntie inzet van middelen voor schuldhulpverlening verder te verbeteren. Dit sluit goed aan bij de aanstaande nieuwe wet 'gemeentelijke schuldhulpverlening'. Bij de gemeentelijke uitwerking hiervan, zullen we de vraag betrekken hoe we de effectiviteit van schuldhulpverlening kunnen vergroten op een meest doelmatige manier én hoe we dit kunnen monitoren.


---- --