Rijksoverheid
23 mei 2011
Aanbieding Actieplannen Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs en
Leraren
Dit kabinet ziet scholen als vitale maatschappelijke organisaties die een eigen
missie en ambitie formuleren, die ingebed zijn in hun maatschappelijke omgeving
en die aanspreekbaar zijn op de resultaten die van hen worden verwacht. Daarbij
is het nodig dat leraren en schoolleiders werken vanuit de overtuiging verschil te
kunnen maken in de ontwikkeling van hun leerlingen. Leraren en schoolleiders die
optimisme en ambitie uitstralen, inspireren jongeren. Jongeren van wie veel wordt
verwacht, raken immers meer gemotiveerd en leveren hoge prestaties. Een
cultuur van hoge verwachtingen en hoge ambities staat aan de basis van
verbetering van en succes in het onderwijs.
Onderwijsstelsels die goed presteren onderscheiden zich verder door de
combinatie van ruimte voor de scholen om eigen keuzes te maken en heldere
landelijke kaders (zoals referentieniveaus taal en rekenen; centrale toetsing en
examinering in het funderend onderwijs). Ruimte ontstaat onder meer doordat we
een einde maken aan onnodige bureaucratische lasten en het primaire proces op
scholen centraal stellen.
Schoolbesturen zijn primair verantwoordelijk voor een goede onderwijskwaliteit
op hun scholen. De taak van de overheid is om heldere deugdelijkheideisen te
formuleren die aangeven wat hieronder in ieder geval moet worden verstaan. De
basiskwaliteit moet zijn verzekerd. Maar daarmee zijn we er niet. Vanuit het
publieke belang van onderwijs voor de ontwikkeling van onze samenleving is het
noodzakelijk om als overheid de centrale kaders te versterken. Goede prestaties
van alle leerlingen zijn gebaat bij ambitieuze streefdoelen (zie de box) en bij een
systematiek van leerlingvolgsystemen en landelijke toetsen die inzichtelijk maken
of scholen op weg zijn om die doelen te halen. Om hoge prestaties en excellentie
te stimuleren, zet dit kabinet in vergelijking met zijn voorgangers nieuwe stappen
in het beleid om de kwaliteit van onderwijs te versterken. In deze fase is onze
inzet gericht op het zichtbaar maken van de resultaten die scholen en leraren
boeken, op het waarderen en belonen van kwaliteit en op het aanspreken van
scholen en leraren die achterblijven in prestaties.
Vanuit dit perspectief bieden we u hierbij drie actieplannen aan: Basis voor
presteren voor het primair onderwijs, Beter presteren voor het voortgezet
onderwijs en Leraar 2020 - een krachtig beroep! voor het lerarenbeleid in alle
onderwijssectoren.
Met de uitwerkingen per sector doen we recht aan de verschillen tussen primair
en voortgezet onderwijs en leggen we sectorspecifieke accenten. Verder maken
we op die manier duidelijk hoe de maatregelen in een sector samenhangen. Dat
vergroot de herkenbaarheid voor leraren, schoolleiders en besturen in het primair
respectievelijk voortgezet onderwijs. Het actieplan voor leraren maakt juist de
bovensectorale samenhang inzichtelijk in de maatregelen voor leraren.
In deze begeleidende brief geven we aan wat de samenhang is tussen de doelen
en maatregelen in de actieplannen.
Hoge prestaties en excellentie
Onze belangrijkste ambitie is: de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs en
daarmee de prestaties van leerlingen moeten in de komende jaren over de hele
linie omhoog. Daarbij leggen we bijzondere nadruk op de prestaties van
excellente leerlingen.
Box streefdoelen
Eindopbrengsten
* Gemiddelde score CITO-toets PO in 2015: 537 (2010: 535,4)
* Grensscore 20 % beste leerlingen CITO-toets PO in 2015: 545 (2010:
543/544)
* Gemiddelde PISA-score wiskunde VO in 2015: 536 (2009: 526)
* Gemiddelde PISA-score lezen VO in 2015: 516 (2009: 508)
* Gemiddelde PISA-score science VO in 2018: 531 (2009: 522)
(Zeer) zwakke scholen (oordeel Inspectie)
* Aantal zeer zwakke PO-scholen in 2015: 35 (2010: 57).
* Aantal taal- en rekenzwakke PO-scholen in 2015: 119 (2010: 238)
Opbrengstgericht werken (oordeel Inspectie)
* Percentage scholen PO dat opbrengstgericht werkt in 2015: 60%, in 2018:
90% (2010: 30 %)
* Percentage scholen VO dat opbrengstgericht werkt in 2015: 50%, in 2018:
90% (2010: ±20 %)
Kwaliteit Leraren en Schoolleiders
* De lerarenopleidingen voeren uiterlijk voor het instroomcohort 2012-2013 de
kennisbases en de landelijke, extern gelegitimeerde toetsen in.
* In de periode 2012-2015 werken zittende leraren in het PO, VO en MBO hun
eventuele tekorten weg in het omgaan met verschillen tussen leerlingen, in het
bieden van onderwijs op maat en in het opbrengstgericht werken. In 2016
voldoen zittende leraren (onder meer naar het oordeel van de inspectie) aan de
bekwaamheidseisen op die gebieden.
* In de periode 2012-2015 vindt verdere professionalisering van schoolleiders
PO en VO en het middenmanagement MBO plaats, zodat schoolleiders in 2016
voldoen aan de dan geldende (bekwaamheids)eisen.
* In 2016 hebben de HBO-instellingen voor hun personeel het systeem van
basis- en seniorkwalificaties onderwijs ingevoerd.
* In 2016 voeren alle scholen goed en effectief HRM-beleid.
* In 2014 is 40% van alle leraren in PO, VO en MBO die voldoen aan de
bekwaamheidseisen opgenomen in register voor leraren. In 2018 is dat 100%
en heeft het register civiel effect.
Om onze ambities te realiseren, zetten we in op de volgende speerpunten:
- Scholen kunnen beschikken over goed geschoolde en professionele leraren en
worden geleid door opbrengst gerichte schoolleiders en besturen.
- Scholen werken opbrengstgericht en creëren een ambitieus leerklimaat.
- Scholen en docenten maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op
hun prestaties.
Goed geschoolde en professionele leraren, schoolleiders en bestuurders
Leraren zijn cruciaal voor hoge prestaties van leerlingen. Leraren die hun vak
grondig beheersen, die goed inspelen op de verschillende behoeften van
leerlingen en die hoge resultaten nastreven, stimuleren en inspireren hun
leerlingen. We streven daarom naar een verhoging van het opleidingsniveau van
leraren én stimuleren dat leraren zich continu ontwikkelen.
De lerarenopleidingen voeren uiterlijk voor het instroomcohort 2012-2013
kennisbases (een systematische beschrijving van de vakinhoudelijke en
vakdidactische kennis waarover de beginnende leraar aan het eind van zijn
opleiding moet beschikken) en landelijke, extern gelegitimeerde toetsen in.
Zittende leraren zullen in 2016 - voor zover van toepassing - hun deficiënties in
het omgaan met verschillen, opbrengstgericht werken en beroepsgerichte
voorbereiding hebben weggewerkt. Daarnaast zullen in 2018 alle leraren zijn
opgenomen in een beroepsregister en heeft het register civiel effect. Om hun
registratie te behouden zijn leraren verplicht hun bekwaamheid te onderhouden
met behulp van gecertificeerde nascholingsactiviteiten. Bovendien willen wij, na
overleg met partijen in het veld, bereiken dat het aantal masteropgeleide leraren
substantieel wordt verhoogd.
De omslag naar een ambitieuze, resultaatgerichte werksituatie vereist een sterk
HRM-beleid op schoolniveau. De schoolleider speelt hierin een belangrijke rol en
zal hiervoor waar nodig door verdere professionalisering worden toegerust. Goed
HRM-beleid gaat onder meer over het aannemen van bekwame leraren, over
bekwaamheidsonderhoud en over het bevorderen en ontslaan van leraren
wanneer daar (bijvoorbeeld gezien bekwaamheid en prestaties) aanleiding toe is.
De functiemix, prestatiebeloning en een civiel effect van het register maken hier
onderdeel van uit. Om de cultuur van een lerende organisatie te versterken wordt
in 2012 gestart met interscolaire peer review van leraren en schoolleiders. Voor
het realiseren van de doelen op het gebied van professionalisering en HRM-beleid
maken wij prestatieafspraken met werkgevers.
Scholen werken opbrengstgericht en creëren een ambitieus leerklimaat
Leerlingen en leraren gedijen in een omgeving die in het teken staat van hoge
verwachtingen en hoge ambities, en waarin doelgericht en stelselmatig wordt
gewerkt aan het bereiken daarvan. In de internationale literatuur wordt dat 'data
driven education' genoemd, in Nederland noemen we dat opbrengstgericht
werken. We zien dat scholen die hun ambities en hun opbrengsten duidelijk in
beeld hebben en daar naar handelen hogere prestaties behalen dan scholen die
daarin achterblijven. Daarom streven we ernaar dat aan het einde van deze
kabinetsperiode (2015) zowel in het primair als voortgezet onderwijs het aantal
scholen dat opbrengstgericht werkt, is verdubbeld. De scholen zijn daarbij vooral
zelf aan zet maar wij zullen hen daarbij ondersteunen. De Inspectie volgt de
voortgang van het opbrengstgericht werken.
Opbrengstgericht werken is geen doel in zichzelf maar een effectief middel om de
prestaties naar een hoger plan te brengen. En daaraan geeft de overheid richting.
Scholen en docenten maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op
hun prestaties
De overheid wil de prestaties verbeteren door het zichtbaar maken van resultaten
zodat docenten en scholen zich met elkaar kunnen vergelijken, leren van elkaar
en zich verbeteren. Zodat ouders, leerlingen, de samenleving en de overheid zich
een oordeel kunnen vormen over de kwaliteit van scholen en deze kunnen
vergelijken. De ontwikkeling van de leerling staat daarbij centraal.
Hiervoor stellen we het gebruik van leerlingvolgsystemen op alle scholen in het
funderend onderwijs verplicht: in het PO met ingang van het schooljaar
2012/2013 en in het VO vanaf het schooljaar 2014/2015.
Daarnaast komt er een centrale eindtoets in het basisonderwijs in het voorjaar
van 2013. Het speciaal (basis)onderwijs volgt in het voorjaar van 2015. In het VO
voeren we met ingang van 2014/2015 een verplichte landelijke tussentijdse toets
in voor de vakken Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde.
Verder werken we gericht toe naar het realiseren van een methode om de
toegevoegde waarde (leerwinst) van scholen systematisch in kaart te brengen. In
pilots wordt dit vanaf het komend schooljaar beproefd, zodat die zwaarder kan
meewegen bij de beoordeling van scholen en zo mogelijk van leraren. Daarin is
ook de rol en de vormgeving van een begintoets PO aan de orde. In 2014/2015
willen we duidelijkheid bieden hoe dit ingevuld gaat worden.
Voor het voortgezet onderwijs komen tussendoelen voor de vakken Nederlands,
wiskunde/rekenen en Engels. Deze tussendoelen vloeien voort uit de
exameneisen en zijn gebaseerd op de referentieniveaus taal en rekenen en het
Europees Referentiekader. De exameneisen worden vanaf 2012 aangescherpt.
Het kabinet zet voorts in op het nog verder terugdringen van het aantal zeer
zwakke scholen. Uitblinkende scholen gaan we expliciet waarderen door ze het
predicaat 'excellent' toe te kennen.
Verder zullen we stimuleren dat scholen ouders actief betrekken bij het leerproces
van hun kind, bijvoorbeeld in de vorm van overeenkomsten met ouders.
Ruimte voor de brede missie van de school
Vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het stelsel formuleert de overheid
ambitieuze streefdoelen en creëert randvoorwaarden voor scholen en leraren om
die doelen te kunnen bereiken. Het echte werk aan kwaliteitsverbetering vindt
dagelijks plaats op school en in de klas. Opbrengstgericht werken vraagt om de
intrinsieke motivatie van professionals. Een ambitieus leerklimaat drijft op
geïnspireerde en inspirerende leraren, schoolleiders, besturen en ouders. Ons
perspectief is een stelsel dat gedragen wordt door een sterke beroepsgroep en
door besturen en schoolleiders die gericht zijn op de onderwijsprestaties van hun
school of instelling. Die zelf de verantwoordelijkheid nemen voor de
kwaliteitszorg, en die door te leren van elkaar voortdurend streven naar
verbetering. Daarbij gaat het om meer dan cognitieve vakken. Op school worden
leerlingen veel breder gevormd. Juist ook in deze brede vormende opdracht krijgt
de vrijheid van onderwijs gestalte. Besturen hebben de verantwoordelijkheid en
de ruimte om aan deze bredere vorming een eigen invulling te geven en een
missie en profiel te kiezen dat leerlingen, leraren en andere betrokkenen
inspireert en in beweging zet. Het kabinet kiest hier voor een terughoudende
opstelling die ruimte laat aan scholen. Besturen versterken de legitimiteit van de
school als ze hun missie formuleren en realiseren in samenspraak met ouders en
andere betrokkenen in en rond de school.
Van het onderwijs bestaan hoge verwachtingen. Alleen met een gezamenlijke
inspanning kunnen die in de komende jaren worden waar gemaakt.
Mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Halbe Zijlstra