Rijksoverheid
Toespraak minister Donner tijdens de bijeenkomst van de Vereniging
Antilliaans Netwerk in Amsterdam
Toespraak | 20-05-2011
Vandaag op de kop af zeven maanden en tien dagen geleden hield het land
`De Nederlandse Antillen' op te bestaan. Er kwamen drie nieuwe
Caraïbische landen voor in de plaats: Curaçao, St. Maarten en
Nederland. Aruba verloor op die dag de `status aparte'; haar positie
was niet langer apart maar de norm voor alle landen van het Koninkrijk.
Met de opheffing van de Nederlandse Antillen werd de voorlaatste stap
genomen in een pro-ces dat in 1948 begonnen is. In dat jaar werd de
ronde tafelconferentie gehouden. Daar werd het beginsel aanvaard van
een Koninkrijksverband met zelfstandige autonome delen: Neder-land,
Suriname, Nederlandse Antillen. (Aruba gaf aan een zelfstandige status
te willen los van de Antillen.) Die conferentie startte een proces van
voortgaande ontbinding. Suriname werd zelfstandig. Aruba kreeg een
status aparte. Per 10 oktober 2010 werd uiteindelijk ook de Nederlandse
Antillen ontbonden. Er rest nog maar een stap: de ontbinding van het
Ko-ninkrijksverband en de volledige onafhankelijkheid van Aruba,
Curaçao en St. Maarten. Ne-derland blijft dan een Caraïbisch land; dat
is de consequentie van de beslissing om de drie BES eilanden als
openbaar lichaam op te nemen in het Nederlandse staatsverband. En die
stap is niet zo ver als we doorgaan op de manier waarop we bezig zijn.
Hebben de landen van het Koninkrijk een gezamenlijke toekomst? Dat
lijkt eenvoudig te be-antwoorden. Maar het feit dat de vraag gesteld
wordt, wijst er op dat dit niet het geval is; je vraagt niet naar de
bekende weg. We zijn toch ook niet bezig met de vraag of de provincies
een gezamenlijke toekomst hebben. Dat de vraag wel gesteld wordt ten
aanzien van het Ko-ninkrijk en niet vreemd klinkt, hangt samen met de
ontwikkeling tot dusver. Want een toe-komst anders dan een uiteengaan
van de landen van het Koninkrijk, impliceert een `trend-breuk' in de
ontwikkeling.
Het Koninkrijk is meer dan een gemenebest van onafhankelijke staten.
Het Statuut schiep in 1954 het Koninkrijk der Nederlanden als een
gemeenschappelijke politieke entiteit met een gemeenschappelijke
regering, internationale rechtspersoonlijkheid en een nieuwe
rechtsorde. Het Koninkrijk omvat de landen van het Koninkrijk, die
zelfstandig hun eigen belangen behar-tigen, de belangen van het
Koninkrijk op voet van gelijkwaardigheid verzorgen en elkaar
we-derkerige bijstand verlenen.
Maar zolang het Koninkrijk slechts een juridische band en politieke
waarborg is, gaat het om het verleden. Dan is het Koninkrijk slechts
uitvloeisel van de verantwoordelijkheid en aan-sprakelijkheid van
Nederland als oud koloniale macht. Zolang we alleen maar bezig zijn met
de verplichtingen en beperkingen van het koninkrijk, zijn we met het
verleden bezig. Als we het gaan hebben over de mogelijkheden van het
Koninkrijk, dan hebben we het over de toe-komst. Tot 10-10 was dat niet
het geval. De transformatie van 10-10-10 was nog vooral een reactie op
grieven en problemen uit het verleden; het berust niet op een
gemeenschappelijke visie over de positieve invulling en ambities van de
nieuwe situatie. Dat is verontrustend, want het Koninkrijk en dus a
fortiori de herstructurering daarvan, zijn geen doel op zich zelf. Dan
zijn we bezig met renovatie van een staatsverband, waarvan we niet
weten of het be-houden daarvan wel de moeite waard is. En als
verantwoordelijke bewindslieden en politici het niet weten, zullen ze
de burgers al helemaal niet van de waarde daarvan kunnen overtui-gen.
Het wordt wel hoog tijd dat we ons de vraag stellen; wat willen we met
het Koninkrijk. We kunnen nog even doorgaan met elkaar op luide toon
over en weer verwijten maken, maar het beperkt de opties en brengt het
moment van definitief uiteen gaan sneller dichterbij.
Wat willen we met het Koninkrijk? Dat vraagt om bezinning op het
waarom, het waarheen en het waartoe van het Koninkrijksverband. Wat is
de reden dat de landen ook in de toekomst deel uit willen maken van een
staatkundig verband? Hoe moet dat verband zich ontwikkelen en wat is de
functie ervan?
Die vragen moeten in de eerste plaats door de landen afzonderlijk
beantwoord worden. Dat is de essentie van de autonomie. Uiteraard
zullen de antwoorden wel op elkaar aan moeten sluiten, want de toekomst
van het koninkrijk hangt niet af van de visie van een land alleen. Wat
dat betreft stel ik vast dat er op Aruba ook een discussie is over de
toekomst van het Koninkrijk, maar St. Maarten en Curaçao te kennen
geven dat ze wel wat anders aan hun hoofd hebben als nieuwe landen die
ze op poten moeten zetten. Wel hebben de drie landen in het Akkoord van
Arikok afgesproken om met een gezamenlijke visie te komen. Het
onder-werp zal ook zeker aan de orde zijn later dit jaar op de eerste
Koninkrijksconferentie.
Maar wat is het antwoord van Nederland zelf?
Nederland heeft die vraag nog nooit echt beantwoord. Het Koninkrijk was
er. Het was Neder-land. En ook de voormalige koloniën waren Nederlandse
verantwoordelijkheid. Nederland kon en kan ze niet eenzijdig
zelfstandig maken. Gedurende een aantal jaren was het beleid er op
gericht de landen zelfstandig te maken Dat culmineerde in de
zelfstandigheid van Suri-name.
Bij het realiseren van de status aparte voor Aruba was wederom de
bedoeling dat Aruba na een overgangsperiode van 10 jaar zelfstandig zou
worden. Bij Aruba was dat, naar ik begrijp nooit de bedoeling. In ieder
gaval is in de loop van die tien jaar duidelijk geworden dat die status
aparte ook binnen het Koninkrijk goed mogelijk was. Nu per 10 oktober
2010 is de situatie zo dat de eilanden alle een aparte status hebben.
Tot nu toe was er slechts devolutie, waarbij het voor Nederland er meer
om ging om zich neer te leggen bij de wensen van de eilanden. Dat kan
niet meer. We hebben nog één stap te gaan naar ontbinding van het
Koninkrijk. Ik vind dat Nederland die stap niet kan zetten, nog
afgezien van de juridische verplichtingen. En bovendien is Nederland
net als Aruba, Cu-raçao en Sint Maarten zelf een Caribisch land
geworden. Dus ook na ontbinding van het Ko-ninkrijk blijft Nederland
een Caribisch land.
Daarom zal ook Nederland zich af moeten vragen wat voor Nederland de
betekenis is voor het Koninkrijk. Laten we wel wezen; er zijn drie
scenario's denkbaar. Als eerste, we blijven doorgaan zoals nu. Dat
ieder van de landen de eigen weg gaat. Het Koninkrijksverband is dan
vooral een juridische band die lijkt op de situatie van de afgelopen 50
jaar, waarbij de diverse landen zich niet echt inspannen om er
gezamenlijk iets moois van te maken. Het Ko-ninkrijksverband is er
vooral met het oog op de zogeheten waarborgfunctie. Die
waarborg-functie houdt in de praktijk in dat het land Nederland
uiteindelijk verantwoordelijk is voor en integer en betrouwbaar
bestuur, goede rechtspleging en bescherming van mensenrechten in het
Koninkrijk. Nederland is dan zogezegd de politieagent die zorgt voor
recht en orde in het Caribisch deel van het Koninkrijk. In het tweede
scenario vinden we een basis van gemeen-schappelijke belangen en van
eigen belangen die door samenwerking versterkt worden. Het derde
scenario tenslotte is dat de landen vooral gericht zijn op de eigen
individuele belangen, maar dat de samenwerking die versterkt.
Ik spreek hierbij geen voorkeur uit voor één van deze beelden uit. Het
ligt ook niet alleen aan Nederland, maar zal ook afhangen van de andere
landen binnen het Koninkrijk. Het meest uitdagende beeld om op dit
moment met elkaar te verkennen is dat van de wederzijdse en
overlappende belangen. De staatkundige veranderingen als startpunt voor
een Koninkrijk van samenwerking.
Wat zijn dan die wederzijdse en overlappende belangen? Welke voordelen
hebben de afzon-derlijke landen bij die onderlinge samenwerking en op
welke terreinen kan er worden samen-gewerkt?
Laat ik voorop stellen dat Nederland minstens zo veel belang heeft bij
het behoud en verster-king van het Koninkrijksverband als de andere
landen van het Koninkrijk. Het is een misver-stand te denken dat vooral
St. Maarten, Aruba en Curaçao belang hebben bij de voortzetting van het
huidige staatsbestel en Nederland veel minder.
Wat zijn dan de wederzijdse voordelen? Om te beginnen is het zo dat, nu
Bonaire, Saba en Sint Eustatius bijzondere gemeenten van Nederland zijn
geworden, Nederland een direct belang heeft bij stabiliteit, welvaart
en economische ontwikkelingen op deze drie eilanden. Nederland is
hiervoor mede afhankelijk van de landen in het Caribisch deel van het
Konink-rijk.
Verder heeft Nederland belang bij goede handelsbetrekkingen met
Zuid-Amerika. De Caribi-sche landen kunnen daarbij een rol spelen. Zij
kunnen als het ware de `etalage' worden voor het Nederlandse en
Europese bedrijfsleven, waar de Zuid-Amerikaanse landen kunnen ko-men
kijken. Ook zouden Nederlandse bedrijven of wetenschappelijke
instellingen met de Caribische landen kunnen samenwerken op het gebied
van duurzame energie. Zie bijvoor-beeld het zonne- en
windenergieproject van TNO op Aruba.
Tenslotte maakt de strategische ligging van de benedenwindse en de
bovenwindse eilanden het Koninkrijk een belangrijke partner bij de
bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in de regio. Die
bestrijding is en blijft voor Nederland een prioriteit met het oog op
de internatio-nale rechtsorde. En vergeet ook niet de deelname van de
Nederlandse marine en kustwacht aan de Amerikaanse Joint Interagency
Taskforce South. Naast het feit dat we inmiddels een lange gezamenlijke
geschiedenis hebben, waardoor onder meer de Nederlandse taal nog steeds
de bestuurs- en rechtstaal is in het Koninkrijk, maakt dat in elk geval
Nederland de banden met de andere landen van het Koninkrijk graag zou
willen bestendigen.
Er is nog een andere strategische dimensie. Nederland is lid van de
Europese Unie. Via de landen van het Koninkrijk, Bonaire, Saba en Sint
Eustatius en eilanden die met andere lidsta-ten van de Unie zijn
gelieerd, heeft de EU een bruggenhoofd in Zuid-Amerika op de grens met
Noord-Amerika. Dat biedt mogelijkheden voor de Europese Unie; het biedt
echter grotere mogelijkheden voor de landen van Zuid Amerika omdat ze
daarmee een alternatief krijgen voor Noord Amerika. Naast de
traditionele relatie met Spanje schept dit alternatieven.
Het zijn mogelijkheden. Die laten zich vermenigvuldigen. Tegelijk
moeten we beseffen dat bedrijvigheid veel minder plaatsgebonden is. Via
internet en digitalisering doet het er niet meer toe of de
handelspartner, of instituten waar men mee samenwerkt, naast de deur
zitten of aan de andere kant van de wereld. Voor het contact maakt dat
niet meer uit.
De waarde zit veel meer in andere zaken dan de laatste. In het
rechtssysteem, de rechtsze-kerheid, de contacten, het deugdelijk
bestuur en vele andere aspecten. Die geven waarde aan de band. Die was
er al lang maar die wordt nog steeds niet gerealiseerd. De liefde en
band moet van twee kanten komen en moet bestendig zijn. Daar schort het
doorgaans aan in de betrekkingen. Niet allemaal gelijk, maar met
sommige landen meer dan met anderen.
Het gaat ook niet gelijk om alles of niets. Het is daarom ook geen
probleem als bijvoorbeeld twee landen op basis van wederzijds belang
verder zouden willen gaan in de samenwerking met elkaar dan de anderen.
De constatering is dat er direct wederzijds belang is vanwege
nabijheid. Bestendige relaties, rechtszekerheid en goed bestuur zijn de
hoekstenen voor sa-menwerking.
Voor de inwoners van de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba geldt
bovendien dat zij voor tal van voorzieningen zijn aangewezen op Aruba,
Curaçao en St. Maarten. Denk bij-voorbeeld aan ziekenhuizen,
specialistische zorg en bepaalde vormen van hoger onderwijs. Daarom is
het belangrijk dat er ook op die terreinen goede afspraken worden
gemaakt tussen Nederland en de andere landen van het Koninkrijk.
Er zijn, kortom, tal van voorbeelden te bedenken die duidelijk maken
dat er een wereld valt te winnen bij goede en nauwe onderlinge
betrekkingen binnen het Koninkrijk. Voorwaarde daar-voor is wel dat
alle landen invulling geven aan de oude voorbede in de liturgie,
namelijk dat zij vrede binnen de poorten en welvaart in het land
brengen. Anders gezegd dat elk land het als zijn eigen belang ziet en
ook als zijn eigen verantwoordelijkheid beschouwt dat er sprake is van
goed bestuur, gezonde overheidsfinanciën, integriteit, gerechtigheid en
veiligheid voor de eigen inwoners.
Eigen belang, omdat burgers behoorlijk, betrouwbaar en integer willen
worden bestuurd. Ei-gen belang ook omdat rechtszekerheid, veiligheid en
goed bestuur steeds meer een door-slaggevende factor zijn bij de
beslissing van bedrijven om zich te vestigen in een bepaald land en ook
voor het vestigen van vertrouwen in de buitenwereld.
Dat eigen belang brengt me ook bij eigen verantwoordelijkheid en wel de
eigen verantwoor-delijkheid die elk land in het Koninkrijk heeft om de
zaken goed op orde te hebben en de ei-gen toekomst naar eigen inzicht
vorm te geven. Afgelopen week nog had ik een debat met de Tweede Kamer
over de Koninkrijksrelaties en hier kwam - zoals wel vaker - een sterke
nei-ging in naar voren om over alles dat er in de landen gebeurt iets
te vinden en - met een be-roep het Statuut - te menen dat Nederland,
dat het Koninkrijk, in zou moeten grijpen. We hebben het hier over
autonome landen die voor een groot deel hun eigen verantwoordelijk-heid
hebben. Het past dan niet om voortdurend als Nederland politiek iets
niet zint, zich met de ander te willen bemoeien. Een gezamenlijke
verantwoordelijkheid ligt er natuurlijk wel om elkaar bij te staan en
samen te werken teneinde elkaar te versterken.
En over verantwoordelijkheid gesproken: ik las onlangs dat Curaçao,
Aruba en Bonaire niet bang hoeven te zijn dat ze zullen worden
ingelijfd door Venezuela. De Venezolaanse presi-dent Hugo Chávez vindt
de eilanden eenvoudigweg te duur. Of, zoals één van zijn belang-rijkste
adviseurs zou hebben gezegd, ik citeer: `We hebben ons altijd
gerealiseerd dat het veel kostbaarder zou zijn die eilanden zelf te
onderhouden. Ze liggen nu al in de Venezo-laanse invloedssfeer, maar
het nemen van verantwoordelijkheid is iets anders. Dan moeten we ook
hun levensstandaard handhaven. En die ligt erg hoog'. Einde citaat.
Me dunkt: een mooier compliment kunnen Aruba, Bonaire en Curaçao
volgens mij niet krij-gen. En een extra argument om dat zo te houden,
wat de huidige Nederlandse regering be-treft bij voorkeur binnen het
staatsverband dat `Koninkrijk der Nederlanden' heet.
Dank u.