Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Drie eeuwen hoogheemraadschap in Edam

Publicatiedatum : 23 mei 2011

Ons statige Gemeenlandshuis dateert uit 1759.

Aanstaande vrijdag is het zover. Dan valt de deur achter het hoogheemraadschap in Edam voorgoed in het slot. En dat na een historie van meer dan drie eeuwen. Een terugblik...

De geschiedenis van het hoogheemraadschap en de stad Edam zijn nauw met elkaar verstrengeld. Bij het naderende einde van die relatie past het om even over de schouder terug te kijken. Hoe en waarom zijn we hier gekomen? En hoe zit het precies met deze gebouwen?

Eigenlijk reikt de band met Edam terug tot de zestiende eeuw, maar de vestiging van het oude Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen in de stad dateert uit het begin van de achttiende eeuw. De komst naar Edam hing samen met problemen met het boezembeheer. Tegen 1650 waren alle grote meren, de Beemster, Purmer, Wijde Wormer enzovoort, drooggemaakt. Die meren maakten stuk voor stuk deel uit van de Schermerboezem, die zodoende een oppervlakte had van circa 18.000 hectare water. Door de landaanwinning bleef er van die eerst zo royale boezem nog maar 1700 hectare, minder dan 10 procent, over. Dat was en is wat krap. 's Winters stond de boezem zo boordevol en 's zomers was hij zo leeg. Want dan begonnen bij droogte alle polders water uit de boezem af te tappen om de landerijen te bevloeien en het vee te drenken. Dit probleem werd verergerd doordat de sluizen waardoor overtollig water uit de boezem in zee werd gespuid aan één stuk door uitwaterden. Zodra de waterstand op zee lager was dan in de boezem gingen de sluizen vanzelf open en liep het zoete water weg. Hier viel alleen iets aan te doen door een extra stel deuren in die sluizen te plaatsen. Met die zogenaamde ebdeuren kon worden voorkomen dat er bij eb al teveel van dat kostelijke zoete water in zee stroomde.

Het bestuur van het boezembeherende waterschap, het oude Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen, ging aan de slag. Dat zetelde in Alkmaar en vergaderde in een kamer in het Alkmaarse stadhuis. Dijkgraaf en hoogheemraden stonden voor de opgave ebdeuren in de sluizen te krijgen. Dat was niet eenvoudig, want het hoogheemraadschap beheerde lang niet alle uitwaterende sluizen zelf. In 1701 slaagde het bestuur erin de drie zeesluizen in Edam van de stad en de Purmer over te nemen. Er kwamen direct ebdeuren in. Meteen werd het hoogheemraadschap verantwoordelijk voor het baggeren van de Edammer haven.

In verband met het sluisonderhoud en het baggerwerk kocht `Uitwaterende Sluizen' in 1702 een stenen huis en timmerschuur langs de Schepenmakersdijk. In 1704 volgde de aankoop van een tuin aan de achterkant en in hetzelfde jaar kocht het hoogheemraad-schap ook nog het erf met timmerboet aan de oostkant op. En zo begon het dan hier in Edam. De vlossers- of baggerbaas trok in het huis en op de werf werden de sluisdeuren onderhouden. In 1724 werden zowel de woning als de timmerschuur tijdens een storm zwaar beschadigd. Dat vormde aanleiding voor een stevige verbouwing en verfraaiing van het vlossershuis waarin boven de deur het wapen van `Uitwaterende Sluizen' werd aangebracht. Dat zit er nog steeds.

De werf was langs de straatkant van de Schepenmakersdijk open. Er moest natuurlijk een hek komen. Dat eerste hek werd in 1749 vervangen door een ander. Het was zo mooi dat het wel `het sieraad van Edam' werd genoemd. Weer 35 jaar later, in 1785, kwam er een ander, eenvoudiger hek met lattenwerk boven en planken aan de onderzijde. De vormgeving van het huidige hek dateert dus uit die tijd.

Het vele werk aan de sluizen betekende dat dijkgraaf en hoogheemraden steeds vaker in Edam moesten zijn. Er ontstond daarom behoefte aan een eigen onderkomen. Zodoende verrees er in 1734 een stenen huis. Dat maakte een kwart eeuw later, in 1759, plaats voor een echt logement. Dat is het huidige grote stenen pand aan de tuin met de vier beelden. Langs de straat kwam een luxe vergaderzaal met kostbaar goudleerbehang voor dijkgraaf en hoogheemraden. In dat vertrek zitten tegenwoordig nog steeds zeer belangrijke personages, namelijk de telefonistes. Het daarachter gelegen gedeelte was bestemd voor de timmerbaas en later de ingenieur van `Uitwaterende Sluizen'. Boven kwamen kamers met bedsteden waar de leden van het dagelijks bestuur konden overnachten. Er is trouwens nog één zo'n bedstede bewaard gebleven. Helemaal op zolder was dan het slaapkamertje voor de bode, die iedere keer met het bestuur van Alkmaar naar Edam meereisde. De kosten van dit hele bouwplan beliepen 3000 gulden.

In de loop der jaren is er het nodige aan deze panden is vertimmerd om ze aan te passen aan de smaak van de tijd en ander gebruik. In 1836 kwam er aan de achterzijde van de vlosserswoning een nieuwe royale vergaderzaal bij. Dat is de huidige `witte zaal', met het mooie spiegelgewelf en de openslaande ramen naar de tuin.

Zo werd dan een oude scheepstimmerwerf in Edam ontwikkeld tot een imposant gemeenlandshuis dat bij de status van een machtig hoogheemraadschap paste. Maar het was in feite vrij klein: een logement, een woning met vergaderzaal, een timmerschuur en op het middenterrein houtopslag. En klein bleef het nog heel lang. Begin jaren zestig telde `Uitwaterende Sluizen' nog geen 50 personeelsleden, maar er hing toen duidelijk een groeistuip in de lucht. Op 1 januari 1965 kreeg het hoogheemraadschap er officieel een nieuwe taak bij: de bestrijding van de waterverontreiniging. Oók per 1 januari 1965 kwamen er in één klap 24 nieuwe ambtelijke functies bij en werd het bestuur vergroot tot bij elkaar 51 leden. Alweer in 1965 kocht het hoogheemraadschap het eerste pand aan de Lingerzijde. Vooral de technische dienst - die een hele serie RWZI's moest realiseren - groeide hard. In 1975 telde `Uitwaterende Sluizen' al 225 personeelsleden en weer 10 jaar later ruim 300.

Dat wierp natuurlijk de vraag op: moeten we in Edam blijven? Ja, besloot het bestuur officieel en definitief op 27 maart 1968. De eeuwenoude band met Edam en de aanwezigheid van het bestaande gebouwencomplex gaven hierbij de doorslag. Maar er moest natuurlijk wel wat gebeuren. Op dit besluit volgde een grote reeks van aankoop- en bouwactiviteiten waarbij het onder dak brengen van het personeel voorrang kreeg. Er werd in de loop der jaren nog meer bijgekocht langs de Lingerzijde en er verrees een nieuw kantoorgebouw voor de technische dienst. Dat werd in juli 1974 officieel geopend door gedeputeerde Van Dis. Een gedenkplaat bij het entree herinnert daaraan. Het oude complex aan de Schepenmakersdijk ging ook op de schop. Het werd in de jaren 1966-1968 totaal gerestaureerd en intern verbouwd. Toen kwam er ook kantoorruimte in de oude houten timmerschuur. Bovenop het dak van die schuur werd een kittig dakruitertje met uurwerk en luidklok geplaatst.

Nu het bestuur zelf nog. In 1973 startte de voorbereiding van de bouw van een nieuw bestuurscentrum aan de achterzijde van het gemeenlandshuis aan de Schepenmakersdijk. Meteen werd langs de gracht nog meer kantoorruimte gerealiseerd. Architect prof.ir. Dijkstra slaagde er prachtig in al die nieuwbouw in het historische hart van Edam te integreren. Het werk begon in 1976 en toen verrezen onder andere de grote vergaderzaal en een nieuw bedrijfsrestaurant. Prinses Beatrix verrichtte op 18 mei 1978 de openings-handeling. Alweer wordt dat moment gememoreerd op een plaquette onder de trap in de foyer. Een laatste grote uitbreiding was de bouw van een compleet nieuw laboratorium aan de Dijkgraaf Poschlaan in 1989 waarin tegenwoordig de Stichting Waterproef is gevestigd.

Op deze manier kreeg dan een groot kantoor- en vergadercomplex in het hart van Edam gestalte waarin honderden mensen een werkplek vonden. Met de nadruk op `vonden'. Want aanstaande vrijdag wordt het na welgeteld 309 jaar allemaal verleden tijd. Vanaf maandag 30 mei is Heerhugowaard de officiële zetel van HHNK. Hier in Edam de vlag halfstok en in Heerhugowaard weer in top...