Rijksoverheid


Afvalstoffen bij covergisting

VROM-Inspectie Directie Uitvoering Programma Bodem en Afval nationaal Rijnstraat 8 Postbus 16191 2500 BD Den Haag Deze publicatie is te downloaden via www.vrominspectie.nl Publicatienummer: VI-2011-59

Pagina 2 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

Inhoud

Inleiding........................................................................................................................ 6 Hoofdstuk 1 Vraagstelling en doel .................................................................................... 8 Hoofdstuk 2 Resultaten ................................................................................................... 9 Hoofdstuk 3 Conclusies en aanbevelingen........................................................................ 15 Conclusies ...................................................................................................................................... 15 Aanbevelingen ................................................................................................................................ 15

Hoofdstuk 4 Bijlagen..................................................................................................... 17 Bijlage 1 Betrokken handhavingdiensten ............................................................................................ 17 Bijlage 2 Sanctiestrategie ................................................................................................................. 17 Bijlage 3 Gezamenlijk actieprogramma ............................................................................................. 18

Pagina 3 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

Managementsamenvatting
Covergisten is het vergisten van uitwerpselen van dieren (mest) samen met een ander organisch product, vaak afkomstig uit de land- en tuinbouw of de (vee)voedingsindustrie. Bij covergisting wordt biogas geproduceerd, dat in een warmtekrachtinstallatie wordt omgezet in warmte en elektriciteit. In 2010 hebben de VROM-Inspectie (VI) en de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) in samenwerking met de bevoegde gezagen voor de inrichtingen en de politie (zie bijlage 1) een handhavingproject met betrekking tot covergisting uitgevoerd. Het project was gericht op naleving van de milieu- en de meststoffenregelgeving door inzamelaars/leveranciers van afval- en restproducten aan covergistingsinstallaties. De input van afval- en reststoffen in de covergistingsinstallaties is sterk bepalend voor de kwaliteit van het digestaat dat uiteindelijk wordt opgeleverd en deels als meststof op of in de bodem wordt gebracht. Voor dit project voerden de samenwerkende inspecties een steekproef uit bij 8 handelaren of leveranciers van coproducten. Slechts bij 2 van die bedrijven (25% van de geïnspecteerde handelaren of leveranciers van coproducten) zijn, behoudens enkele kleinere geconstateerde afwijkingen ten opzichte van de geldende regels, geen overtredingen met vervolgstappen geconstateerd. Dit betekent dat bij 75% van de 8 geïnspecteerde handelaren of leveranciers van coproducten sprake was van kleinere tot grotere overtredingen. Bij veel stromen kon niet met zekerheid worden vastgesteld dat deze niet op de bijlage Aa van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (URM) voorkomen, omdat verificatie-inspecties bij de ontdoeners (met betrekking tot aard en samenstelling van de oorspronkelijke afvalstof) buiten de reikwijdte van dit project vallen. De ernst van de vastgestelde resultaten bestaat in het niet kunnen uitsluiten dat afvalstoffen en gezondheidschadelijke stoffen in strijd met de geldende Meststoffenwet en de Wet bodembescherming op of in de bodem worden gebracht (met risicos op bodem- respectievelijk grondwaterverontreiniging). Bovendien leidt de onduidelijkheid over de aard en samenstelling van de binnenkomende (afval)stromen bij covergisters tot potentiële externe veiligheidsrisicos. Dit omdat er mogelijk stoffen worden geaccepteerd bij de covergister, die leiden tot onvoorziene risicos (bijvoorbeeld de aanwezigheid respectievelijk vorming van hoge concentraties aan zwavelwaterstof). Dit kan ook van invloed zijn op de ruimtelijke inpassing van dergelijke ondernemingen. De resultaten en conclusies leiden tot onder meer de volgende aanbevelingen: 1. Regel via de Wet milieubeheer en/of de milieuvergunningen dat inzamelaars, handelaren, bewerkers en leveranciers van rest- en afvalstoffen de verplichting krijgen tot het voeren van een administratie zodra er sprake is van het mengen van enkelvoudige rest- en afvalstoffen. Koppel daaraan de verplichting tot het bijhouden van een massabalans (aanbeveling voor de directie Duurzaam Produceren van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de provincies); 2. de meeste van de bezochte handelaren of leveranciers van coproducten blijken goed op de hoogte te zijn van de geldende nationale en internationale regels. Het blijft echter een complexe materie. Het verdient daarom aanbeveling om voorlichting (eventueel met stappenplan)

Pagina 4 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

beschikbaar te stellen aan de doelgroep (aanbeveling voor nVWA en VI en hun gezamenlijke beleidsdirecties); 3. Voer na het tot stand komen van een nieuwe ,,positieve lijst (bijlage Aa van URM) of een daarvoor in de plaats komend ander systeem, medio 2011 een vervolgproject uit. Richt je dan op het gedeelte van de keten van ontdoener, handelaar/bewerker tot covergister. Dit ketenproject zou vanwege de aard van de inspecties moeten worden getrokken door de nVWA, met medewerking van de andere bij dit project betrokken diensten.

Pagina 5 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

Inleiding

Algemeen In januari 2010 heeft de VROM-Inspectie (VI) het rapport "Covergisting van mest in Nederland, beperking van risicos voor de leefomgeving" gepubliceerd. Dit rapport geeft een beeld van de in Nederland operationele covergisters en gaat in op een aantal ongewenste situaties en calamiteiten. Een van de aanbevelingen was: ,,Laat periodieke controles door de AID, VWA en provinciaal en gemeentelijk bevoegd gezag uitvoeren op het naleven van de milieu- en meststoffenregelgeving door exploitanten van covergisters en de leveranciers van bijproducten. Geadviseerd wordt om hiervoor een gezamenlijk actieprogramma op te stellen. Deze rapportage geeft de resultaten weer van een gezamenlijk uitgevoerd onderzoek dat onder meer tot doel had om tot een gezamenlijk uit te voeren actieprogramma te komen (zie het concept actieprogramma in bijlage 3 bij dit rapport). De Meststoffenwet kent een limitatieve lijst van stoffen die als covergistingsmateriaal mogen worden ingezet in een vergister indien het digestaat als meststof toegepast kan worden. Digestaat dat ontstaat na vergisting met stoffen die niet op deze zogenoemde ,,positieve lijst (bijlage Aa van URM) voorkomen, is een afvalstof en kan niet als mest worden toegepast. Omdat de bijlage Aa van URM medio 2011 wordt aangepast of vervangen door een andere systematiek is besloten in 2010 een handhavingproject uit te voeren dat zich alleen richt op inzamelaars /leveranciers die producten afleveren aan vergistingsinstallaties en niet op de hele keten inclusief de vergisters. Wat is covergisting? Covergisten is het vergisten van uitwerpselen van dieren (mest) samen met een ander organisch product, vaak afkomstig uit de land- en tuinbouw of de (vee)voedingsindustrie. Bij covergisting wordt biogas geproduceerd, dat in een warmtekrachtinstallatie wordt omgezet in warmte en elektriciteit of dat (mogelijk over enige tijd) rechtstreeks wordt geleverd op het aardgasnet. Voor vergistingsprocessen wordt in de meeste gevallen dunne mest (verpompbaar) afkomstig van varkens en/of runderen gebruikt. In het geval van covergisting worden daar organische reststromen aan toegevoegd die, afhankelijk van hun eigenschappen, de productie van biogas (sterk) doen toenemen. Het digestaat, dat overblijft na een covergistingsproces, kan op het land worden uitgereden of verder worden bewerkt, gehygiëniseerd en dan als verwerkte mest worden geëxporteerd of gescheiden en verwerkt tot specifieke meststoffen. Voorwaarde is wel dat er coproducten zijn gebruikt die op de bijlage Aa van URM staan. Covergisting wordt op verschillende schaalgroottes toegepast. Het kan op boerderijniveau plaatsvinden waarbij bijvoorbeeld mest en organisch materiaal uit het eigen bedrijf wordt vergist. Het andere uiterste betreft grote centrale covergistingsinstallaties met verwerkingscapaciteiten van meer dan 100.000 m³/jaar. Een tussenvorm ontstaat, wanneer een aantal boeren die in elkaars nabijheid zijn gevestigd, besluiten een gezamenlijke vergistinginstallatie op te richten. De

Pagina 6 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

schaalgrootte waarop de mestverwerking plaatsvindt, is van invloed op de regulering op het gebied van de ruimtelijke ordening en het milieu.

Achtergrond en doel van dit project De achtergrond en noodzaak van een integraal landelijk toezichtplan gericht op leveranciers van afvalstoffen gebruikt bij covergisting is aanbevolen in de rapportage van de VROM-Inspectie "Covergisting van mest in Nederland, beperking van risicos voor de leefomgeving" van januari 2010. Vastgesteld is dat meerdere bevoegde gezagen en inspectiediensten een rol hebben binnen de keten van covergisting (zie bijlage 1 bij dit rapport). Het lag daarom voor de hand dat gezamenlijk werd opgetrokken, waarmee tevens werd geprobeerd een impuls te geven aan de samenwerking en afstemming tussen de betrokken handhavers. Multidisciplinaire handhavingteams, bestaande uit medewerkers van verschillende diensten, hebben de inspecties uitgevoerd. Met deze integrale landelijke inspecties gericht op leveranciers van afvalstoffen gebruikt bij covergisting wordt uitvoering gegeven aan een gezamenlijk uit te voeren actieprogramma. Dit actieprogramma richt zich op een deel van de keten rond covergisting. Dit deel van de keten bestaande uit inzamelaars en handelaren is van groot belang. De input van afval- en reststoffen in de covergistingsinstallaties is sterk bepalend voor de kwaliteit van het digestaat dat uiteindelijk wordt opgeleverd en deels als meststof op- of in de bodem wordt gebracht. Vanwege de beschikbare capaciteit bij de betrokken handhavingsdiensten is er voor gekozen om het aantal inspecties te beperken tot 8 handelaren of leveranciers van coproducten. In een later stadium zal, afhankelijk van de noodzaak en mogelijkheden, een ander deel van de keten of de gehele keten worden betrokken bij een handhavingproject, dat op basis van het actieprogramma (zie bijlage 3 bij dit rapport) zal worden uitgevoerd.

Pagina 7 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

Hoofdstuk 1 Vraagstelling en doel

Het doel van dit project is het verkrijgen van inzicht in het deel van de keten waarin inzamelaars, handelaars en leveranciers van covergistingsmaterialen zich bewegen. Daarnaast is het ook nadrukkelijk de bedoeling dat bij geconstateerde misstanden en overtredingen handhavend tegen deze actoren wordt opgetreden. Er is naar antwoord gezocht op de volgende vragen: 1 Welke (afval)stoffen worden er verhandeld en geleverd (daaronder begrepen, ingezameld, verwerkt, vermengd) aan covergisters, hoeveel van die (afval)stoffen staan in de bijlage Aa van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (URM) en wat is het risico van stoffen die worden/zijn verhandeld en die niet in die bijlage staan; 2 (Hoe vaak) komt het voor dat stoffen worden omgekat (worden voorzien van een andere identiteit)? 3 (Hoe vaak) komt het voor dat bepaalde stoffen die niet in de bijlage Aa van URM staan in andere partijen (stoffen) worden weggemengd? 4 Is de administratie van afvalstoffen bij de betrokken bedrijven uit de keten op orde?

Pagina 8 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

Hoofdstuk 2 Resultaten

In dit hoofdstuk worden globaal de resultaten van de 8, binnen het kader van dit project, uitgevoerde bedrijfsinspecties weergegeven. Met resultaten wordt hier bedoeld, zaken die negatief opvielen en in de meeste gevallen aan te merken zijn als een overtreding van de bepalingen van het bijbehorende voorschrift. Er is daarbij een onderscheid gemaakt tussen de volgende onderwerpen: a. Wetboek van strafrecht, titel XII, art. 225, valsheid in geschrift b. Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 10, afvalstoffen c. Meststoffenwet d. Regeling dierlijke bijproducten 2008 e. Inrichting gebonden zaken f. Europese Verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) g. Overige zaken Wetboek van strafrecht, titel XII, art. 225, valsheid in geschrift Er is afhankelijk van nader onderzoek (naar de opzet) mogelijk sprake van overtreding van artikel 225 Sr bij de volgende hierna opgesomde zaken: a. Meststoffenwet, door 1 onderneming b. Dierlijke bijproducten, door 2 ondernemingen Wet milieubeheer, hoofdstuk 10, afvalstoffen a. Geen gebruik van begeleidingsdocumenten bij transport van afvalstoffen, door 1 onderneming; Meststoffenwet a. Binnen de inrichting wordt geen onderscheid gemaakt tussen stoffen die wel en die niet in de bijlage Aa van URM staan vermeld, door 1 onderneming; b. Leveren van productieresten en productieafval uit de levensmiddelenindustrie aan covergisters (niet bezocht in het kader van dit project), terwijl op het transportdocument wordt vermeld dat het om een voedingsmix (uitgepakte levensmiddelen) zou gaan, door 1 onderneming; c. Vaste stoffen die niet in bijlage Aa van URM staan worden onder een benaming afgezet die doet vermoeden dat het toegestane coproducten zijn. De leverancier van het coproduct levert zowel toegestane producten (bijlage Aa van URM) als niet toegestane producten onder dezelfde productnaam zoals bijvoorbeeld vloeibare ,,energiemix +, door 1 onderneming; d. Afvoer van mengsels, waaronder zuiveringsslib, bleekaarde en etensresten, onder de naam ,,supermarktmix richting vergister. Euralcode 02.03.99, wordt omgekat naar ,,plantaardige resten en staat als zodanig op het afvalbegeleidingsdocument (er worden geen handelsdocumenten opgemaakt). Dit mengsel komt niet voor in bijlage Aa van URM waardoor gebruik als coproduct in een covergister niet is toegestaan. Toch vindt afvoer naar covergisters plaats, door 1 onderneming; e. Verhandelen van glycerine als zijnde een stof die voldoet aan bijlage Aa van URM, terwijl deze zeer waarschijnlijk niet daaraan voldoet (nader onderzoek in de keten volgt), door 1 onderneming;

Pagina 9 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

Regeling dierlijke bijproducten 2008 a. Opslagsilos of bakken niet gekenmerkt als opslag van categorie 3 materiaal (Verordening EG 1774/2002, bijlage II, hoofdstuk I, lid 1a), door 3 ondernemingen; b. Gebruik van meerdere silos voor opslag van categorie 3 materiaal binnen de inrichting, door 1 onderneming; c. Bakken met categorie 3 materiaal staan onafgedekt in de buitenlucht, door 1 onderneming; d. Opdracht tot ,,neutraal leveren waarmee bedoeld wordt dat de ontdoener niet weet wie de afnemer is en vice versa. Dit wordt gerealiseerd door te werken met een fictieve tussenopslag, door 1 onderneming; e. Aanzienlijke afwijkingen van vermelde gewichten op documenten (meest extreem ca. 400%), bij meerdere geïnspecteerde ondernemingen; f. Leveren direct aan de eindbestemming terwijl op documenten een tussenafleveradres wordt genoemd, door 2 ondernemingen; g. Vergisters (niet bezocht in het kader van dit project) kunnen in de problemen komen doordat zij bijvoorbeeld categorie 3 materiaal geleverd krijgen terwijl zij geen pasteurisatiestap hebben, of doordat zij materiaal ontvangen onder een verkeerde/valse/omgekatte naam, door 1 onderneming; h. Handelsdocumenten die niet voldoen aan eisen van bijlage II Verordening EG nr. 1774/2002, zoals: - ontbreken aanduiding categorie 3 materiaal, door 3 bedrijven; - ontbreken van erkenningsnummer van bedrijven van herkomst of bestemming, door 4 ondernemingen; - in aantal gevallen onmogelijk een koppeling te maken tussen nummers, gewichten en documenten en tussen goederen en financiële administratie; i. Handelsdocumenten betrekking hebbend op een bepaald transport terwijl ook een afvalbegeleidingsdocument aanwezig is met een euralcode voor plantaardig materiaal, bij 2 ondernemingen; j. Niet bijhouden van een mengadministratie (alleen inkomende en uitgaande stromen), bij 3 ondernemingen; Bij 1 onderneming werd eveneens geen mengadministratie bijgehouden, maar is wel bekend welke stoffen zich per tank in de tanks van het tankenpark bevinden; k. Bij grensoverschrijdend vervoer van dierlijke bijproducten werd niet het voorgeschreven model voor het handelsdocument gebruikt, door 1 onderneming; l. Gegevens op handelsdocumenten (waaronder benaming van stoffen) zijn niet overeenkomstig de begeleidende CMRs (vrachtbrieven), bij 1 onderneming. Inrichtinggebonden zaken a. Vergunningsvoorschriften niet gecontroleerd, i.v.m. niet aanwezig zijn van een provinciaal of gemeentelijk toezichthouder, bij 1 onderneming; b. Uitvoeren van activiteiten binnen de inrichting die niet door de vergunning worden gedekt: - niet vergunde veranderingen, bij 2 ondernemingen; - niet vergunde, illegale uitbreiding (zelfs t.o.v. de nog niet verleende, reeds aangevraagde veranderingsvergunning) bij 1 onderneming ; - meldingen 8.19 Wm ingediend om veranderingen alsnog te legaliseren, door 1 bedrijf (er loopt ter zake een handhavingstraject door de provincie); - ontvangen van swill, door 1 onderneming; een gedoogbeschikking ligt momenteel ter inzage; Pagina 10 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

c. Ontbreken van vloeistofdichte vloeren, bij 1 onderneming; d. Accepteren van afvalstoffen met gebruikmaking van onjuiste / niet vergunde euralcodes, door 1 onderneming; e. Niet correct melden en registreren van geaccepteerde afvalstoffen, door 2 ondernemingen; f. Niet melden van de afgifte van afvalstoffen aan het LMA (Amice registratiesysteem), door 1 onderneming; g. Storten van steekvast zuiveringsslib in stortbunker en verder vermengen daarvan met voedingsmiddelen, keukenafval en etensresten, door 1 onderneming; h. Bij stortbunker gereed staan van aantal big bags met bleekaarde om bij keukenmix te storten, bij 1 onderneming; EVOA a. Bijlage VII/art. 18 EVOA, meestal onvolledig of onjuist ingevuld of afwezig, door 4 ondernemingen; b. Vervoer vindt plaats op kennisgevingen die reeds verlopen zijn, door 1 onderneming; c. Bijlage VII documenten van A naar B en van B naar C, terwijl rechtstreeks van A naar C wordt geleverd, zodat op het eerste bijlage VII document de eindbestemming ontbreekt, door 1 onderneming; d. Grensoverschrijdende overbrenging van stoffen die vallen onder de erkenningseisen van Verordening EG nr. 1774/2002, waarbij toch Bijlage VII documenten aanwezig zijn, die zouden duiden op afvalstoffen (geen overtreding, wel verwarrend); Overige zaken a. Gebruik van onjuiste euralcodes, door 2 ondernemingen; b. Uit afgesloten contracten, transportdocumenten en facturen is niet altijd af te lezen of het om dierlijke- of plantaardige vetten gaat, bij 3 ondernemingen; c. Gums, soapstock, droezen, vet-/olieresten en bezinksels uit opslagtanks worden aan covergisters afgezet als ,,waterig lecithine oliemengsel; de feitelijke samenstelling van deze stoffen is moeilijk vast te stellen, bij 2 ondernemingen. Antwoord op de bij de doelstelling gestelde vragen De hierboven aangehaalde resultaten leveren de volgende antwoorden op bij de in de doelstelling van dit project gestelde vragen: 1. Welke (afval)stoffen worden er verhandeld en geleverd aan covergisters, hoeveel van die (afval)stoffen staan in de bijlage Aa van URM en wat is het risico van stoffen die worden/zijn verhandeld en die niet in die bijlage staan; Antwoord op vraag 1: - 1 onderneming levert jaarlijks 17.500 ton nat vergistingsmateriaal (ca. 50% van hun productie), bestaande uit uitgepakte supermarktproducten,gftafval en swill aan covergisters in Duitsland. Gft-afval en swill (= keukenafval en etensresten) staan niet in bijlage Aa van URM. Het andere deel (gft-afval en swill) wordt droog vergist en vervolgens gecomposteerd. Dit materiaal wordt voor 100% als compost afgezet naar de landbouw in Nederland. - 1 onderneming levert een mengsel van uitgepakte voedingsmiddelen, keukenafval, etensresten en mogelijk andere afvalstoffen onder 2 Pagina 11 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

verschillende namen/aanduidingen, namelijk ,,supermarktmix en ,,plantaardige resten, code II aan 2 covergisters in Nederland. Keukenafval en etensresten staan niet in bijlage Aa van URM; - 1 onderneming levert een overblijfsel van droezen, bezinksels en restvetten, als ,,emulsie van water en vetten aan covergisters in Nederland. Het is afhankelijk van de herkomst en het proces waaruit deze reststoffen zijn vrijgekomen of deze in de bijlage Aa van URM staan. - 1 onderneming levert plantaardig materiaal dat hij indeelt als C1 nr. 12 van de bijlage Aa van URM, aan Nederlandse covergisters; - 1 onderneming levert ,,voedingsmixen en mixen met andere benamingen aan covergisters. Gebruikte benamingen zijn:voedingsmix 25/60/40 suikerwater, supermarktmix, verpakte snacks, cat. 3 klein verpakt, div. levensmiddelen, glycerine, uitgepakte levensmiddelen, glycerine 2. Hierbij is de vraag welke producten voldoen aan de bijlage Aa van URM niet direct te beantwoorden omdat binnen het kader van dit project geen onderzoek bij de ontdoeners is uitgevoerd; - 2 ondernemingen leveren ,,voedingsmixen en mixen met andere benamingen aan covergisters. Benamingen die in de administratie zijn aangetroffen zijn: vetslib, flotatieslib, ULL, plant. emulsie, vet en spijsolie (vloeibaar en vast). Deze producten voldoen naar verwachting niet aan bijlage Aa van URM. Hierbij is de vraag welke producten voldoen aan de bijlage Aa niet direct te beantwoorden omdat binnen het kader van dit project geen onderzoek bij de ontdoeners is uitgevoerd. - 1 onderneming levert blijkens het onderzoek niet aan covergisters; Het risico van stoffen die niet in bijlage Aa van URM staan en die worden ingezet bij covergisters is, dat niet kan worden vastgesteld wat de impact zal zijn van het digestaat dat als meststof zal worden ingezet. Pas na toetsing van de betreffende afvalstoffen aan bijlage Aa kan daarover zekerheid worden verkregen. Deze toetsing is binnen het kader van dit project niet uitgevoerd. 2. (Hoe vaak) komt het voor dat stoffen worden omgekat (worden voorzien van een andere identiteit)? Antwoord op vraag 2: Gebleken is dat dit vaak (vastgesteld bij 3 van de geïnspecteerde ondernemingen) voorkomt, maar dat zelden is aan te geven dat dit opzettelijk gebeurt (uitzondering daarop is 1 onderneming, waar is vastgesteld dat dit wel opzettelijk gebeurt). Gegevens op CMRs (vrachtbrieven) en handelsdocumenten behorende tot dezelfde vracht zijn vaak niet eensluidend (verschillende omschrijvingen van de lading). Bij 1 van de geïnspecteerde ondernemingen is vastgesteld dat standaard op een begeleidend schrijven staat vermeld: "1. Neutraal laden en lossen, tenzij uitdrukkelijk anders schriftelijk is vermeld", waarmee bedoeld wordt dat de ontdoener niet weet wie de afnemer is en vice versa. Dit wordt gerealiseerd door te werken met een fictieve tussenopslag. Bij 1 onderneming werd vastgesteld dat ingenomen vaste stoffen (die niet aan de bijlage Aa van URM kunnen voldoen) worden geleverd onder dezelfde naam als de vloeibare "energiemix+", waarmee wordt beoogd dat deze wel Pagina 12 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

aan de bijlage Aa van URM voldoet. 3. (Hoe vaak) komt het voor dat bepaalde stoffen die niet in de bijlage Aa van URM staan in andere partijen (stoffen) worden weggemengd? Antwoord op vraag 3: Dit komt zeer frequent voor (bij 4 van de geïnspecteerde ondernemingen), maar het bewijs daarvoor is zeer moeilijk te geven. Er is sprake van stoffen waar de ontvanger geld op toe krijgt en die hij vervolgens wegmengt in comateriaal waar hij weer geld voor ontvangt. Het mes snijdt hier aan twee kanten. Indien ondernemingen niet worden verplicht om een mengadministratie en een massabalans bij te houden is het vanwege de onmogelijkheid op controle dweilen met de kraan open. Als voorbeeld dat is geconstateerd: stedelijk afval komt binnen bij een inzamelaar en gaat er als categorie 3 materiaal (Verordening EG1774/2002 ) uit zonder enige bewerking. Ook is het mengen van slibben met uitgepakte voedingsmiddelen vastgesteld die vervolgens als categorie 3 materiaal (Verordening EG 1774/2002) worden afgezet. 4. Is de administratie van afvalstoffen bij de betrokken ondernemingen uit de keten op orde? Antwoord op vraag 4: Dit is overwegend niet het geval (vastgesteld bij 6 van de geïnspecteerde ondernemingen). In de meeste gevallen ontbreekt de mengadministratie (overigens niet verplicht), worden niet de juiste transportbegeleidingsformulieren gebruikt en worden deze formulieren niet naar waarheid ingevuld. De administratie is bij de meeste bezochte ondernemingen niet volledig en inzichtelijk.

Vervolgtraject, strafrechtelijk / bestuursrechtelijk of waarschuwend optreden a. Bij 2 ondernemingen zijn geen overtredingen geconstateerd (behoudens enkele onvolkomenheden op handelsdocumenten; afsluiten van containers; schoonhouden van terrein enz.); b. Bij 4 ondernemingen volgt een hercontrole en vervolgonderzoek door de nVWA. Er is nog geen beslissing genomen over te volgen handhavingstraject/mogelijk schriftelijke waarschuwing; c. Bij 1 onderneming is besloten tot stopzetten (opleggen van verbod) van de afgifte van ,,supermarktmix aan 2 covergisters; er volgt een hercontrole door de nVWA; d. Bij 1 onderneming is een schriftelijke waarschuwing gegeven m.b.t. gebruikte handelsdocumenten door de nVWA; e. Bij 1 onderneming wordt een proces-verbaal opgemaakt of een schriftelijke waarschuwing gegeven voor de afzet van keukenafval en etensresten aan een bedrijf waar dieren aanwezig zijn; f. Bij 1 onderneming werd besloten tot stopzetten van de activiteiten (door het opleggen van een voorlopige maatregel in het kader van de Wet op de economische delicten (Wed)); een bestuursrechtelijk handhavingstraject is ingezet; mogelijk volgt ook strafrechtelijke aanpak door RMT van de politie;

Pagina 13 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

g. Overtredingen inzake de EVOA werden bij de helft van de geïnspecteerde ondernemingen vastgesteld. Deze worden ter afhandeling overgedragen aan het programma EVOA van de VI.1


1

Bedrijven kunnen op meerdere onderwerpen scoren waardoor het totaal groter wordt dan 8 Pagina 14 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

Hoofdstuk 3 Conclusies en aanbevelingen

Naar aanleiding van de binnen het kader van dit project uitgevoerde inspecties worden de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan: Conclusies 1. Slechts bij 2 handelaren of leveranciers van coproducten (25% van de geïnspecteerde ondernemingen) zijn, behoudens enkele kleinere geconstateerde afwijkingen t.o.v. de geldende regels, geen overtredingen met vervolgstappen geconstateerd. Dit betekent dat bij 75% van de 8 geïnspecteerde handelaren of leveranciers van coproducten sprake was van kleinere tot grote overtredingen; 2. Bij veel stromen kon niet met zekerheid worden vastgesteld dat deze niet op de bijlage Aa van URM voorkomen, omdat verificatie-inspecties bij de ontdoeners niet binnen de reikwijdte van dit onderzoekvallen; 3. De ernst van de vastgestelde resultaten bestaat in het niet kunnen uitsluiten dat afvalstoffen en gezondheidschadelijke stoffen in strijd met de geldende Meststoffenwet en de Wet bodembescherming op of in de bodem worden gebracht (met risicos op bodem- respectievelijk grondwaterverontreiniging). Bovendien leidt de onduidelijkheid over de aard en samenstelling van de binnenkomende (afval)stromen bij covergisters tot potentiële externe veiligheids-risicos. Dit omdat er mogelijk stoffen worden geaccepteerd bij de covergister, die leiden tot onvoorziene risicos (bijvoorbeeld de aanwezigheid respectievelijk vorming van hoge concentraties aan zwavelwaterstof). Dit kan ook van invloed zijn op de ruimtelijke inpassing van dergelijke ondernemingen. 4. De Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geven onvoldoende mogelijkheden om bij met name de mengbedrijven af te kunnen dwingen dat een zodanige administratie gevoerd wordt dat hieruit de aard, de omvang en de samenstelling van de stroom rest- en afvalproducten die naar een covergister gaan, kan worden vastgesteld. Ook de milieuvergunningen bieden, op de wijze waarop deze nu door gemeenten en provincies worden opgesteld, geen aanknopingspunten om dergelijke noodzakelijke verplichtingen af te dwingen. Daarmee wordt het probleem, dat van veel stromen rest- en afvalproducten naar de covergisters niet met zekerheid kan worden vastgesteld of deze voldoen aan de bijlage Aa van URM, afgewenteld op de handhavers van de Meststoffenwet; 5. Er vinden niet of nauwelijks reguliere controles plaats op de gehele afvalketen van covergisting. De verschillende handhavingsdiensten zijn erg op hun eigen beleidsterrein gefocust en zoeken te weinig samenwerking. Ook binnen dit project was er sprake van uiteenlopende interpretaties van wet- en regelgeving en ontbrak het nogal eens aan daadkracht als er daadwerkelijk gehandhaafd moest worden; 6. Bij leveranciers en vervoerders van comateriaal bestaat veel onduidelijkheid over de voorschriften voor de afgifte en het vervoer van afvalstoffen als coproduct, o.a. welke vervoersdocumenten en euralcodes gehanteerd moeten worden. De handhaving wordt door de discussies hierover bemoeilijkt. Aanbevelingen 1. Gemeenten en provincies (ieder binnen het kader van de eigen verantwoordelijkheid), intensiveer de handhaving bij de handelaren en

Pagina 15 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011


2.


3.


4.


5.


6.

leveranciers van coproducten gericht op de bepalingen van de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). VROM-Inspectie intensiveer de handhaving in het kader van EVOA en de VIHB-lijst, gericht op de overbrenging van afvalstoffen onder het mom van dierlijke bijproducten. Werk daarbij zoveel mogelijk samen met de nVWA, het Agentschap NL en het bevoegd gezag (gemeente of provincie); Regel via de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de milieuvergunningen dat inzamelaars, handelaren, bewerkers en leveranciers van rest- en afvalstoffen de verplichting krijgen tot het voeren van een administratie zodra er sprake is van het mengen van enkelvoudige rest- en afvalstoffen. Koppel daaraan de verplichting tot het bijhouden van een massabalans (aanbeveling voor de directie Duurzaam Produceren van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de provincies); Hoewel er gezien de ervaringen tijdens de uitvoering van dit project van wordt uitgegaan dat de meeste bezochte handelaren of leveranciers van coproducten goed op de hoogte zijn van de geldende nationale en internationale regels met betrekking tot covergisting en de transporten van dierlijke bijproducten en afvalstoffen, blijft het een complexe materie. Het verdient daarom aanbeveling om voorlichting (eventueel met stappenplan) beschikbaar te stellen aan de doelgroep (aanbeveling voor nVWA en VI met hun wederzijdse beleidsdirecties gezamenlijk); Voer na het tot stand komen van een nieuwe/aangepaste bijlage Aa van URM of een daarvoor in de plaats komend ander systeem, medio 2011 een vervolgproject uit, waarbij het gedeelte van de keten van ontdoener, inzamelaar/ handelaar/bewerker/transporteur tot covergister wordt meegenomen. Dit ketenproject zou vanwege de aard van de inspecties moeten worden getrokken door de nVWA, met medewerking van de andere bij dit project betrokken diensten; Neem initiatieven om de samenwerking tussen de bij de handhaving betrokken diensten verder te verbeteren en op elkaar af te stemmen. Zorg daarbij voor voorlichting en instructie naar de diverse handhavingsdiensten die betrokken zijn bij de handhaving van deze regelgeving (aanbeveling voor alle betrokken handhavingdiensten). Zorg voor voorlichting en instructie over de Meststoffenwet en covergisting aan de afdelingen vergunningverlening en handhaving van gemeenten en provincies. Hierdoor kunnen signalen vanuit de VI en de nVWA op waarde geschat worden, waardoor de vergunningverlening beter afgestemd kan worden op de Meststoffenwet. Hiermee wordt bewerkstelligd dat er aan het begin van de keten effectief gehandhaafd kan worden en handhavingsproblemen aan het einde van de keten beter beheersbaar blijven (voor nVWA en VI gezamenlijk).

Pagina 16 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

Hoofdstuk 4 Bijlagen

Bijlage 1 Betrokken handhavingsdiensten Bijlage 2 Sanctiestrategie Bijlage 3 Gezamenlijk actieprogramma

Bijlage 1 Betrokken handhavingdiensten De volgende toezichthouders/inspectiediensten zijn betrokken bij de handhaving van wet- en regelgeving binnen de keten van covergisting: Algemene Inspectie Dienst (AID), nu nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit of nVWA: expertise bijlage Aa van URM, toezichthouder Meststoffenwet en Regeling dierlijke bijproducten 2008 (EG verordening 1774/2002). VROM-Inspectie (VI): verantwoordelijk toezichthouder voor bepaalde nietinrichting gebonden afvalzaken; de Europese verordening met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) en het verbod tot vervoeren, optreden als handelaar of bemiddelaar van gevaarlijke- of bedrijfsafvalstoffen zonder op de VIHB-lijst te staan vermeld (art. 10.55 Wm); expertise op het terrein van milieu en externe veiligheid; opsporing van milieudelicten. Provincies: bevoegd gezag voor de inrichtingen Wet milieubeheer; bepalingen omtrent de begeleidingsbrief (art. 10.44 Wm); het storten van afvalstoffen buiten inrichtingen (art. 10.2 Wm); nuttig toepassen of verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen buiten de inrichting (art. 10.54 Wm); expertise vergunningen. De bij de onderhavige handhavingsactie betrokken provincies zijn: Flevoland, Zuid-Holland, Limburg en Overijssel. Gemeenten: bevoegd gezag voor de kleinere inrichtingen Wet milieubeheer; het storten van afvalstoffen buiten de inrichting (art. 10.2 Wm); nuttig toepassen of verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen buiten de inrichting (art. 10.54 Wm); expertise vergunningen. De bij de onderhavige handhavingsactie betrokken gemeente is de gemeente Venlo. politie: opsporing van milieudelicten. De bij de onderhavige handhavingsactie betrokken politiediensten zijn Interregionale Milieuteams Agentschap NL: subsidievoorwaarden covergisting. VWA, nu nieuwe VWA of nVWA: toezichthouder Regeling dierlijke bijproducten 2008 (EG verordening 1774/2002).

Bijlage 2 Sanctiestrategie Voor dit project is bij aantreffen van overtredingen de volgende aanpak vastgesteld: Handhavers van het bevoegd gezag voor de inrichting (provincie of gemeente) Indien tijdens de inspecties in het kader van dit project overtredingen worden geconstateerd die een relatie hebben met de inrichting (bijv. handelen in strijd met de verleende vergunning), dan zal de handhaver van het betrokken bevoegde gezag

Pagina 17 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

voor de inrichting handelen overeenkomstig het voor die provincie of die gemeente vastgestelde Handhavings Uitvoerings Programma (HUP); Handhavers van de VROM-Inspectie (VI) De VI richt zich binnen het kader van dit project op afvalstoffen gerelateerde zaken. Indien een overtreding wordt vastgesteld vallende onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer, waarvoor de minister van Infrastructuur en Milieu het bevoegde gezag is, wordt handhavend opgetreden. De handhaving kan bestaan uit strafrechtelijk optreden (opmaken van een proces-verbaal); al dan niet in combinatie met bestuursrechtelijk optreden (bestuursdwang of last onder dwangsom). Handhavers van de Algemene Inspectiedienst/VWA (nVWA) Indien vastgesteld wordt dat de handelaar producten levert die niet aan de eisen van de bijlage Aa van URM voldoen, zal gekeken worden of de producten op afzienbare termijn wel een toelating zouden krijgen. Zo ja dan wordt enkel vastgelegd welke vergisters het product ontvangen hebben. Zo niet dan zullen de vergisters als spin-off van het onderzoek bezocht worden. De ondernemers zullen in kennis gesteld worden van de overtreding en de gevolgen hiervan voor hun bedrijf. Indien niet toegelaten producten vergist worden betekent dit dat het digestaat niet meer als meststof aangemerkt kan worden, maar als afvalstof. De ondernemer zal dan een andere oplossing moeten zoeken voor de afvoer van het digestaat. De handhaving is strafrechtelijk in het kader van de Meststoffenwet. Daarnaast wordt het bevoegd gezag, gemeente of provincie, in kennis gesteld en deze bepalen mede hoe om te gaan met het digestaat, de inhoud van de vergister.

Bijlage 3 Gezamenlijk actieprogramma Inleiding In januari 2010 heeft de VROM-Inspectie (VI) het rapport "Co-vergisting van mest in Nederland, beperking van risicos voor de leefomgeving" gepubliceerd. Dit rapport bevat o.m. een rapportage van het in beeld brengen van de in Nederland operationele covergisters en het onderzoek naar een aantal ongewenste situaties/calamiteiten met betrekking tot het onderwerp. Een van de aanbevelingen was: ,,Laat periodieke controles door de AID, VWA en provinciaal en gemeentelijk bevoegd gezag uitvoeren op het naleven van de milieu- en meststoffenregelgeving door exploitanten van covergisters en de leveranciers van bijproducten. Geadviseerd wordt om hiervoor een gezamenlijk actieprogramma op te stellen. In november 2010 hebben de samenwerkende handhavingsdiensten, zoals deze in de rapportage waarvan deze bijlage deel uitmaakt staan beschreven, een gezamenlijk handhavingsproject uitgevoerd gericht op het begin van de keten. Dit deel van de keten bestaat uit de inzamelaars, opbulkers, bewerkers en leveranciers van coproducten. Dit handhavingsproject voorzag, zoals in de rapportage is aangegeven, slechts deels in deze aanbeveling. Deels, omdat vanwege het gegeven dat de bijlage Aa van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (URM), de zogenoemde ,,positieve lijst medio 2011 wordt aangepast of vervangen door een andere systematiek, het handhaven bij de covergisters op alle relevante onderwerpen (nog) niet goed mogelijk was.

Pagina 18 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

Gelet op de aanbevelingen gedaan in het eerst genoemde rapport en de aanbevelingen gedaan in de huidige rapportage zal medio 2011 door de betrokken handhavingsdiensten een gezamenlijk actieprogramma worden opgesteld en uitgevoerd. In deze bijlage 3 wordt aangegeven hoe zon actieprogramma er uit kan zien. Betrokken bevoegde gezagen Bij het proces van covergisting zijn meerdere bevoegde gezagen betrokken: De gemeente is bevoegd gezag voor de milieuvergunning: voor het bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van dierlijke of overige organische meststoffen (cat. 7.1 van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor)); het storten van afvalstoffen buiten de inrichting (art. 10.2 Wet milieubeheer (Wm)); nuttig toepassen of verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen buiten de inrichting (art. 10.54 Wm); De provincie is bevoegd gezag: 1. indien er sprake is van het bewerken of verwerken van buiten de inrichting afkomstige dierlijke meststoffen met een capaciteit van meer dan 25.000 m³ per jaar (categorie 7.4 van bijlage 1 van het Bor); 2. Indien cosubstraten te bestempelen zijn als afval, voor de opslag en verwerking boven een bepaalde capaciteit (zie hierna) 3. indien de opslagcapaciteit voor afvalstoffen (bijvoorbeeld bepaalde soorten cosubstraten) meer dan 1.000 m3 bedraagt en deze afvalstoffen afkomstig zijn van buiten de inrichting (categorie 28.4,a, 6o van bijlage 1 van het Bor); 4. Indien jaarlijks meer dan 15.000 m3 afvalstoffen (bijvoorbeeld bepaalde soorten cosubstraten) afkomstig van buiten de inrichting wordt toegevoegd aan het vergistingsproces (categorie 28,4,c,1o van bijlage 1 van het Bor); LET OP: Het vorenstaande is slechts van toepassing indien de aangevraagde activiteit valt onder de bevoegdheid van de provincie (zie bijlage I, onderdeel C). Dit is het geval indien de inrichting een zogenoemde IPPC of een BRZO inrichting is. In de overige gevallen is voor genoemde activiteiten de gemeente het bevoegde gezag. 5. Voor de bepalingen omtrent de begeleidingsbrief (art. 10.44 Wm); het storten van afvalstoffen buiten inrichtingen (art. 10.2 Wm); nuttig toepassen of verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen buiten de inrichting (art. 10.54 Wm).; Het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Bij het toepassen als meststof vallend onder de Meststoffenwet valt het digestaat dat ontstaat na vergisting met comaterialen die op de bijlage Aa van URM staan binnen het domein van EL&I, met als toezichthouder de AID, nu nieuwe VWA (nVWA); EL&I is samen met het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport opdrachtgever van de Voedsel en Warenautoriteit (VWA, nu nieuwe VWA). Bepaalde dierlijke bijproducten mogen behandeld worden in een erkende biogas ­of composteerinstallatie. De erkenningseisen die aan deze bedrijven gesteld worden staan in artikel 15 en Bijlage VI, Hoofdstuk II van de Verordening (EG) Nr. 1774/2002. Ten aanzien van de verwerkingseisen is Bijlage VI van deze verordening aangepast door Verordening (EG) Nr. 208/2006. Pagina 19 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

Alle overige overtredingen/tekortkomingen (in de keten tot en met covergister en verwerken van digestaat als afvalstof) vallen onder de Wet milieubeheer c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Betrokken toezichthouders/inspectiediensten

Zie bijlage 1 hiervoor.

Risicoanalyse Programmatisch handhaven is informatiegestuurd handhaven. Een risicoanalyse is een eerste stap om door middel van de gegenereerde informatie en de waardering die daaraan wordt toegekend (prioritering) te komen tot handhaven met effect. Een risicoanalyse in een integraal toezichtplan heeft tot doel vast te stellen waar de risicos in de keten aanwezig zijn en vervolgens hoe daar het type en aard van interventies door de betrokken bevoegde gezagen op kunnen worden afgestemd. Bij risicos wordt hierbij gedacht aan: milieuaspecten (afval, bodem, energie, (ext.-)veiligheid, geluid, lucht) fysieke (gezondheids-)veiligheid voor mens en dier kwaliteit (m.n. gevoel van veiligheid) financieel- economische schade (fraudegevoeligheid) bestuurlijk belang/imago Dergelijke risicoaspecten kunnen worden gescoord op: o brancheniveau (basis vergunning/expert judgement) o inrichtingenniveau o ketenniveau In het actieprogramma wordt gekozen voor een aanpak op ketenniveau, waarbij de doorwerking van risicos als gevolg van de activiteiten van alle actoren in de hele keten nadrukkelijk de aandacht heeft. Bij de geplande bedrijfsbezoeken (inrichtingenniveau) wordt getracht vast te stellen of de vastgestelde risicos in de hele (of een substantieel deel van de) branche voorkomen. De volgende risico's worden benoemd in relatie tot co-vergisting 1. Onvoldoende zicht op de gehele keten 2. Onvoldoende zicht op aantal en kwaliteit van biovergisters 3. Onvoldoende zicht op en inzicht in de soort en kwaliteit van covergisting producten (dierlijke bijproducten). De Vrom-Inspectie en de nieuwe VWA zullen zich samen met de andere genoemde handhavingsdiensten, tijdens een voorgenomen inspectie binnen het kader van dit actieprogramma, richten op de gehele keten. Risico's binnen de keten Het is zoals gezegd van belang om zicht te hebben op alle activiteiten binnen de keten. Wat leveren de ontdoeners en wat gebeurt er vervolgens mee. De samenstellende componenten van het bio-vergistingsmateriaal moeten als zodanig herkenbaar/traceerbaar zijn om een oordeel te kunnen geven over het al dan niet genoemd zijn in de bijlage Aa van URM. Materiaal dat onherkenbaar/ontraceerbaar is weggemengd vormt mogelijk een gezondheidsrisico.

Pagina 20 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

Het is daarom van evident belang dat het vergistingsmateriaal van ontdoener/producent tot inzet bij de covergister kan worden gevolgd. Risico's in relatie tot dierlijke bijproducten Dierlijke bijproducten zijn verdeeld in drie categorieën. Deze indeling is gebaseerd op het risico voor de volks- en diergezondheid. Per categorie is bepaald wat er met het dierlijke bijproduct mag gebeuren en welke bestemming het mag hebben. Zo kan een dierlijk bijproduct bijvoorbeeld worden vernietigd, omgezet tot brandstof of verwerkt tot diervoeder.

Risico's met betrekking tot het op- of in de bodem brengen van afvalstoffen Het is mogelijk dat het covergistingsproces digestaat oplevert dat geen meststof is in de zin van de Meststoffenwet (zie bijlage Aa van URM). In dat geval valt het digestaat onder de afvalstoffenwetgeving en kan het niet op- of in de bodem gebracht worden omdat dit storten van afvalstoffen buiten de inrichting niet is toegestaan op grond van artikel 10.2 Wet milieubeheer. Andere risico's Naast risicos die ontstaan voor de gezondheid van mens en dier en risicos voor het milieu indien niet voldaan wordt aan de afvalstoffenwetgeving, kunnen de volgende risicos worden genoemd: risicos voor de luchtkwaliteit, door emissies van bio-vergisters naar de lucht risicos binnen het kader van (externe) veiligheid, door drukopbouw binnen de bio-vergistingsinstallaties Kaders van de totale keten De keten van covergisting bestaat globaal uit de (primaire) ontdoeners, de inzamelaars, opbulkers, be- en verwerkers, de producenten van de co-producten, de handelaren, de vergistingsbedrijven en de afnemers van de producten van de vergisting. Daarbij komen de transporteurs en eventuele extra tussenhandelaren. Het is vanzelfsprekend ook mogelijk dat meerdere rollen bij 1 bedrijf zijn gepositioneerd. Kaders van de deelnemende inspectiediensten Gemeenten De gemeentelijke inspecteurs zullen zich beperken tot het inrichting gebonden toezicht van de kleinere vergisters, die zich veelal beperken tot het verwerken van binnen de inrichting ontstane meststoffen met daarbij covergistingsproducten van elders. Bij inrichting gebonden inspectiebezoeken door andere handhavingspartners wordt vooraf afgestemd met de betreffende gemeentelijke handhavingsdienst. Provincies Zie gemeenten De provinciale inspecteurs beperken zich tot toezicht en opsporing m.b.t. het bewerken of verwerken van buiten de inrichting afkomstige dierlijke meststoffen met een capaciteit van meer dan 25.000 m³ per jaar; Indien cosubstraten te bestempelen zijn als afval, deze afkomstig zijn van buiten de inrichting en indien de opslagcapaciteit voor afvalstoffen meer dan 1.000 m 3 bedraagt; Indien jaarlijks meer dan 15.000 m3 afvalstoffen (bijvoorbeeld bepaalde soorten cosubstraten) afkomstig van buiten de inrichting wordt toegevoegd aan het vergistingsproces. Bij inrichting gebonden inspectiebezoeken wordt vooraf afgestemd met de betreffende provinciale handhavingsdienst. Pagina 21 van 22

Definitief | Afvalstoffen bij covergisting | 23 februari 2011

De provincies zullen tevens handhaven op het aanwezig zijn van een correct ingevulde begeleidingsbrief. Algemene Inspectiedienst, nu nieuwe VWA (EL&I) De controle is zowel gericht op de vergisters als op de ontdoeners en inzamelaars en dan meer specifiek op de samenstelling van de producten die naar vergisters gaan. Daarmee wordt vastgesteld welke vergisters een risico vormen voor de bepalingen bij- of krachtens de Meststoffenwet. De inspecteurs van de AID/nieuwe VWA inspecteren de correcte toepassing van de Meststoffenwet, bij het toepassen van de producten van covergisting op- of in de bodem. Zij werken daarbij zover als mogelijk is samen met de inspectiedienst van het bevoegd gezag voor de betreffende inrichting(en). Tot aan het moment dat de bijlage Aa van URM (positieve lijst) is vernieuwd/aangepast dan wel dat is onderzocht of er een andere systematiek is om te handhaven, zal deze dienst niet actief handhaven bij co-vergisters. Vrom-Inspectie (VI) De VI-inspecteurs richten zich op de bepalingen van de Wet milieubeheer die zich voornamelijk toespitsen op de overbrenging van afvalstoffen en die betrekking hebben op de EVOA en de VIHB-lijst. Voedsel- en Warenautoriteit, nu nieuwe VWA De inspecteurs van de VWA/nieuwe VWA controleren de erkenningsregeling covergisters en de zogenoemde positieve lijst. Zij werken daarbij zoveel als mogelijk is samen met de inspectiedienst van het bevoegd gezag voor de inrichting(en). Reguliere politie De reguliere politie heeft in het kader van de opsporing een zelfstandige taak. Ook kan er voor gekozen worden om RMTs of IMTs van de politie vanaf het voortraject van het actieprogramma te betrekken bij opzet en uitvoering.

Werkwijze De trekker van het actieprogramma/het te plannen vervolgproject (nVWA) bewaakt de voortgang van het hele project en de afspraken die al dan niet in gezamenlijkheid zijn gemaakt door de betrokken handhavingspartners (de helicopterview). De bij dit project betrokken medewerkers van handhavingsdiensten zullen gezamenlijk in kleine teams optrekken en inspectiebezoeken afleggen bij vooraf te selecteren actoren in de gehele keten van coproducten. De nVWA en de overige handhavingsdiensten zullen in gezamenlijkheid een aantal actoren in de keten (bedrijven) selecteren die zonder voorafgaande aankondiging worden bezocht. De keuze van de te inspecteren bedrijven zal nader worden bepaald aan de hand van bij de inspectiediensten aanwezige kennis en een lijst van handelaren die naar voren komen als resultaat van het onderhavige project en van bezoeken aan covergisters. De werkwijze zal nader worden vastgesteld.

Pagina 22 van 22

---- --