Ingezonden persbericht



Amsterdam, 25 mei 2011

De Desmet-collectie van EYE Film Instituut Nederland is toegevoegd aan het Memory of the World Register van UNESCO. Dat is vandaag in Parijs bekendgemaakt door de VN-organisatie. De gehele collectie zal worden opgenomen in dit prestigieuze UNESCO-programma dat landen bijstaat bij het bewaren en openbaar maken van documentair werelderfgoed. De collectie van filmpionier Jean Desmet, waarin zich vele verloren gewaande producties uit de vroege jaren van de cinema bevinden, is cultuur-, bedrijfs- en filmarchief in één. Filmpionier Jean Desmet was de eerste grote distributeur en bioscoopexploitant van Nederland.

Het Memory of the World Register van UNESCO is de lijst voor documentair erfgoed: boeken, archiefstukken, film- en geluidsopnamen met een uitzonderlijke betekenis voor de wereld. Het register bevat onder andere het dagboek van Anne Frank, de archieven van de VOC, de Magna Carta en de Gutenberg Bijbel.

De collectie van Jean Desmet (1875-1956) is sinds 1957 in beheer van het Filmmuseum, nu EYE Film Instituut Nederland. Het filmhistorische belang van de Jean Desmet-collectie wordt wereldwijd erkend. Een groot aantal films in de collectie van de eerste professionele distributeur in Nederland zijn unieke exemplaren (de enige bewaard gebleven kopieën ter wereld). Tussen de circa negenhonderd films uit de periode 1907 - 1916 bevinden zich vele meesterwerken die decennia uit het zicht waren verdwenen. Deze ontdekkingen hebben vooroordelen doen sneuvelen: de filmhistorische waardering van historische genres zoals de Italiaanse divafilm, het Duitse melodrama en de Franse komedie is er definitief door veranderd.

In de meeste landen is driekwart van de filmproductie uit de periode van de stille cinema verdwenen, omdat de films slecht of niet werden bewaard. Desmet gooide vrijwel nooit iets weg - zelfs de nota's van de glazenwasser werden gearchiveerd - waardoor een collectie is ontstaan van (voornamelijk buitenlandse) films die in het land van origine vaak niet meer aanwezig waren. Toen deze films in de jaren tachtig en negentig werden geconserveerd en op buitenlandse festivals vertoond, zorgde dat voor een revolutie in de waardering door de filmhistorici. Men zag tientallen films terug die verloren werden gewaand.

Rond de vroege cinema bestond tot diep in de jaren zeventig een ware mythologie; men deed vaak lacherig over het overdreven acteerwerk en de zogenaamde primitieve manier van filmen. Vanaf 1978, toen tijdens een conferentie van de Internationale Federatie van Filmarchieven (FIAF) in Brighton de stille cinema met een nieuwe, welwillende blik werd bekeken, drong bij archivarissen en filmwetenschappers het besef door dat die mening radicaal moest worden bijgesteld. De ontsluiting van de Desmet-collectie door het toenmalige Filmmuseum heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de herwaardering van de vroege film; de bestudering van de Desmet-collectie heeft er onder meer voor gezorgd dat het onderzoek naar de vroege film, dat voor 1978 in de kinderschoenen stond, een hoge vlucht nam. Filmwetenschappers konden nu bevooroordeelde aannames opzijzetten: ook in de vroege cinema bleek sprake van bijzondere acteursregie, mise-en-scène, vernuftig gebruik van dramaturgie en werd het gebruik van kleur niet geschuwd. De mythe dat alle oude films zwart-wit waren, is toen definitief ontzenuwd.

Over de collectie
De schenking van de erven-Desmet in 1957 vormt een belangrijke basis voor de huidige collectie stille films van EYE. Vooral de combinatie van films, affiches, foto's en bedrijfsadministratie maakt de Desmet-collectie zo rijk; daardoor biedt ze een verbluffend inzicht in de beginjaren van de cinema. Desmet-de-distributeur was vooral gericht op geldelijk gewin; film werd toen nog niet gezien als kunstvorm. Het belang van deze omvangrijke collectie schuilt dan ook in het samenspel van alle films, klein en groot, die de dagelijkse programmering van de bioscopen bepaalden. De door Desmet bewaarde films en papieren documenten leggen vraag en aanbod van die tijd bloot en vertellen de geschiedenis van een toen zeer populaire, nieuwe vorm van entertainment.

De collectie omvat 933 films, bijna allemaal afkomstig uit de periode 1907-1916. De meeste speelfilms zijn 'one-reelers', films met een lengte van ca. 10 minuten. Een groot aantal van deze films kan als uniek worden beschouwd. De collectie bestaat verder uit ca. 2000 affiches en bijna 700 foto's.

De Desmet-collectie is een cultureel en sociaalhistorisch document dat naar omvang en inhoud wereldwijd zijn gelijke niet kent.

Over Jean Desmet
Voordat Jean Desmet (1875, Ixelles, België) de grootste filmdistributeur van Nederland werd, verdiende hij de kost met de exploitatie van draaiorgels, het Rad van Fortuin en een glijbaan genaamd de Canadian Toboggan, die uiteindelijk werd verboden omdat hij te gevaarlijk was. In 1906 introduceerde Desmet zijn Imperial Bioscope, een reisbioscoop die alle andere overtrof in grootsheid en decoratieve rijkdom.

Desmet keek altijd vooruit. Hij had al snel door dat niet-reizende bioscopen de toekomst hadden, onder meer door de ontwikkeling van een landelijk elektriciteitsnet. In 1909 opende hij zijn eerste vaste bioscoop, de Cinema Parisien in Rotterdam, in 1910 gevolgd door een gelijknamige vestiging aan de Nieuwendijk in Amsterdam. Vanaf dit adres bestuurde hij een snel groeiend bioscoopimperium. In de jaren na 1910 bleek er ruimte voor een compleet nieuwe bedrijfstak: de filmdistributie. Zo ontstond het Internationaal Film-verhuur- en Verkoop-kantoor Jean Desmet, dat goede zaken deed.

Na de Eerste Wereldoorlog zag Desmet zijn monopoliepositie geleidelijk aangetast en verloor hij terrein als de grootste distributeur van Nederland. Toen hij in 1956 op 81-jarige leeftijd overleed, liet hij niet alleen een aanzienlijk vermogen na, maar ook een omvangrijk archief, bestaande uit honderden films en vele duizenden documenten, de monumentale neerslag van een geslaagde carrière in het filmbedrijf.

Noot voor redacties

Meer informatie (

Ingezonden persbericht