Rijksoverheid


26 mei 2011

Antwoord op Kamervragen over antibioticaresistentie

Geachte Voorzitter, Hierbij stuur ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), het antwoord op Kamervragen van het lid Van Gerven (SP) over antibioticaresistentie. 1 Vindt u het, gezien de problematiek van de groeiende antibiotica resistentie, verantwoord dat dierenartsen uitgebreid gefêteerd worden door middel van snoepreisjes naar verre oorden door de farmaceutische industrie? 2 Valt het gedrag zoals beschreven in de NRC, volgens u binnen de bestaande regelgevingen en gedragscodes? Zo ja, kunt u dit onderbouwen? Bent u bereid de regelgeving te veranderen zodat dit niet meer kan? Zo nee, bent u bereid dit aan te pakken en de regelgeving te veranderen? Hoe gaat u dit aanpakken? Er is geen bestaande nationale regelgeving of gedragscode waarbinnen de grenzen van het aannemen van gunsten door dierenartsen zijn geregeld. De KNMvD en de farmaceutische industrie zijn inmiddels bezig een gedragscode op te stellen, zoals ook in de humane gezondheidszorgsector reeds bestaat. Ik verwacht dat zij nog deze zomer tot resultaat komen. Ik volg dit op de voet. 3 Omdat u zegt het instrumentarium voor ontkoppeling klaar te willen hebben liggen, mochten de veehouderijsectoren, de farmaceutische industrie en de veevoederindustrie de afgesproken reductie niet halen, kunt u de Kamer de informatie en de cijfers zenden waarop u uw vrees baseert dat de doelstelling niet gehaald gaat worden? Hoe ver is het anibioticagebruik inmiddels teruggedrongen?

4 In hoeverre bent u bereid uw dreigement uit te voeren als de doelen niet gehaald worden of zit hier ruimte in om te marchanderen? Erkent u dat uzelf verantwoordelijk bent voor het behalen van de doelstelling en het geen pas heeft om dit richting Kamer af te schuiven naar de sector? Waar is het vertrouwen van u in de voortgang op gebaseerd? De stuurgroep antibioticaresistentie dierhouderij heeft zich gecommitteerd aan het realiseren van de reductie van het antibioticagebruik van 20% in 2011 en 50% in 2013 en heeft diverse acties ingezet om deze doelstelling te bereiken. Ik heb er vooralsnog vertrouwen in dat de sectoren de afgesproken reductiedoelstellingen behalen. Bij brief van 14 april 2011 heeft de minister van VWS, mede namens mij, de stand van zaken over de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij geschetst (Kamerstukken 29683, nr. 70). De Fidin (overkoepelende organisatie van producenten en handelaren van diergeneesmiddelen) signaleerde over 2010 een afname van de verkoop van antibiotica van 12%. Als blijkt dat de sectoren zich niet aan de afspraak houden om het gebruik met 50% te verminderen, dan zal ik vergaande maatregelen nemen, waaronder het ontkoppelen van de dierenarts- en apothekerfunctie. De voorbereidingen heb ik in gang gezet. 5 Klopt het dat een aantal dierenartsen hun vergunning misbruikte om op onverantwoorde wijze antibiotica uit te delen aan de intensieve veehouderij? Klopt het dat de Algemene Inspectiedienst (AID) 45 van hen wilde laten berechten door het veterinair tuchtcollege wegens wangedrag? Waar is deze informatie openbaar en transparant voor het publiek te volgen? Indien dit niet openbaar en transparant is: waarom is besloten dit geheim te houden? Bent u bereid deze informatie en deze processen openbaar en transparant voor het publiek toegankelijk te maken? 6 Klopt het dat één dierenarts een voorwaardelijke boete kreeg en drie een boete van 250 euro? Waarom zijn de straffen zo laag? Staat deze lakse vervolging niet in verhouding met de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid? 7 Waarom besloot de verantwoordelijke klachtenambtenaar bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie slechts vier van de dierenartsen voor het tuchtgerecht te dagen? Hoe zit deze procedure in elkaar? Wat zijn de beslismomenten en wie is daarbij betrokken? Wat zijn de waarborgen om belangenverstrengeling en dubbele petten te vermijden? Wie besluit tot het al dan niet vervolgen in deze gevallen en op welke gronden? Wie heeft in bovengenoemde geval besloten over de 45 dierenartsen? Wat is precies de rol van u in deze en acht u deze rol op zijn plaats? 8 Heeft u grond te denken dat het huidige tuchtrecht beleid, met zeer beperkte vervolging van door de AID aangedragen gevallen, effectief is? Zo ja, kunt u dat onderbouwen? Kunt u een overzicht geven van veroordelingen in het verleden en van recidieven? Is er strengere controle op de betreffende veeartsen na een overtreding?

9 Is een strafrechtelijke vervolging van foute veeartsen voor het in gevaar brengen van de volksgezondheid mogelijk en kansrijk? Zo ja op welke gronden? Zijn hier voorbeelden van? Is dit in het genoemde geval overwogen? Op het handelen van de dierenarts zijn diverse wettelijke kaders van toepassing, waaronder de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (WUD) en de Diergeneesmiddelenwet. De toepasselijke wet- en regelgeving bevat normen die strafrechtelijk en tuchtrechtelijk gehandhaafd kunnen worden. De weg van strafrechtelijke handhaving staat alleen open wanneer een dierenarts handelt in strijd met een norm waarvan overtreding strafbaar is gesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een dierenarts diergeneesmiddelen voorschrijft in strijd met de registratiebeschikking. Een dierenarts kan voor handelingen zonder dat daarbij sprake is van overtreding van een of andere strafbaar gestelde norm, dus niet worden vervolgd. Ten aanzien van de tuchtrechtelijke handhaving wor dt het volgende opgemerkt. Ingevolge de WUD kunnen op een dierenarts tuchtrechtelijke maatregelen worden toegepast wanneer de dierenarts in strijd handelt met wat redelijkerwijs van hem mag worden verwacht (zorgvuldigheidsnorm). Via jurisprudentie van het Veterinair Tuchtcollege (VTC) en het Veterinair Beroepscollege (VBC) wordt hier nader invulling aan gegeven. Uitgangspunt is onder andere dat diergeneesmiddelen met het oog op de gezondheid van mens en dier en ter voorkoming van resistentie selectief en restrictief moeten worden voorgeschreven. Tuchtrechtelijke handhaving staat echter niet open wanneer het handelen van de dierenarts een gevaar voor de volksgezondheid oplevert, zonder dat er sprake is van schending van de zorgvuldigheidsnorm. Uit een onderzoek van de AID uit 2008 bleek dat bij 14 varkensbedrijven (5% van het totaal aantal gecontroleerde bedrijven) door de behandelende dierenartsen structureel antibiotica via gemedicineerd voer preventief werd voorgeschreven. Deze gevallen zijn door de klachtambtenaar bezien. De klachtambtenaar beoordeelt op basis van inhoudelijke kennis en kunde of een tuchtrechtelijke procedure een redelijke kans van slagen heeft. Daarbij speelt het voor handen zijnde bewijsmateriaal een belangrijke rol. Van belang is dat er nog weinig jurisprudentie was. De beoordeling door de klachtambtenaar heeft ertoe geleid dat een viertal zaken bij het VTC-aanhangig zijn gemaakt omdat het in deze gevallen het meest aannemelijk was dat de dierenarts niet voldeed aan de zorgvuldigheidsnorm. Het VTC-oordeelde dat in de aangebrachte zaken inderdaad sprake was van handelen in strijd met de zorgvuldigheidsnorm. Aan twee van de betrokken dierenartsen werd een boete opgelegd ter hoogte van 1000,-, waarvan 750,-, voorwaardelijk, aan de derde 250,- onvoorwaardelijk en aan de vierde 1000,voorwaardelijk. Het VTC-relateerde de zwaarte van de opgelegde maatregelen aan de omstandigheden van elk afzonderlijk geval. Daarnaast hield het VTC er re kening mee dat er op dit punt nog weinig jurisprudentie was.

In elke van deze uitspraken is overigens aangekondigd dat waar nodig in volgende gevallen zwaardere tuchtrechtelijke sancties zullen worden opgelegd. De zittingen van het VTC en het VBC zijn openbaar. De uitspraken van het VTC worden op internet gepubliceerd. In de uitspraken worden de redenen om een maatregel op te leggen uitgebreid gemotiveerd. Uitspraken van de tuchtcolleges waarvan het belangrijk is dat de gehele beroepgroep er kennis van neemt, worden daarnaast ter publicatie aangeboden aan het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Het tuchtrecht heeft een belangrijk normerend karakter voor de beroepsgroep. De nVWA kan de jurisprudentie van het VTC en VBC gebruiken in het kader van inspecties. Overigens wordt door de nVWA thans prioriteit gegeven aan toezicht op het voorschrijfgedrag van dierenartsen. Indien tijdens inspecties mogelijke overtredingen worden geconstateerd, zullen deze aan de klachtambtenaar worden voorgelegd. 10 Waarom is het rapport van april 2010, waaruit blijk t dat 75% van de uitgeschreven recepten niet correct is, nooit openbaar gemaakt of aan de Kamer gestuurd? Ik heb het AID-rapport gemedicineerde diervoeders 2008 dat in april 2010 werd opgeleverd op 18 april 2011 aan de Kamer gestuurd (Kamerstukken, 29683, nr. 71). 11 Klopt het dat de heer Stolp, directeur van de Gezondheidsdienst voor Dieren, commissaris is van AUV Holding? Vindt u dit een wenselijke vermenging van functies en belangen? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, welke maatregelen gaat u daartoe nemen? Ja. Het is aan de Raad van Commissarissen van de Gezondheidsdienst voor Dieren, om te bepalen of hier sprake is van een ongewenste vermenging van functies.

dr. Henk Bleker
Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie