Partij van de Arbeid

Partij van de Arbeid

Den Haag, 27 mei 2011

Kamervragen van de leden Van Dam en Spekman (beiden PvdA) over de mogelijke strijdigheid van de Wet Inburgering Buitenland met het EU-recht

aan de minister voor Immigratie en Asiel


1.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 31 maart jl., waarin de rechtbank vragen prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie zijn gesteld over de verenigbaarheid van de Wet Inburgering Buitenland (WIB) met het EU-recht?


2.
Klopt het dat u op 12 mei jl. heeft besloten om aan de vreemdeling in de betreffende zaak alsnog in beginsel een MVV af te geven, met vrijstelling van het inburgeringsexamen in het buitenland? Wat is de reden voor deze inwilliging en wat is de grond waarop de mvv nu is verleend? Wat is de reden dat deze beslissing op dit moment alsnog komt, terwijl u twee jaar lang weigerde de mvv af te geven, en dit standpunt twee jaar lang in juridische procedures verdedigde?


3.
Klopt het dat u in de beslissing op bezwaar en tot tweemaal toe ter zitting in beroep bij de rechtbank heeft verdedigd dat de WIB niet strijdig is met het EU-recht en dat er geen aanleiding is om af te wijken van het relevante beleid of regelgeving?


4.
Handhaaft u dit standpunt nog steeds? Kunt u dit toelichten?


5.
Is het juist dat het de eerste keer is sinds de inwerkingtreding van de WIB dat u afwijkt van uw beleid en de regels omtrent het stellen van de exameneis?


6.
Heeft u de mvv in deze individuele zaak verleend, omdat u een uitspraak van het Europees Hof wilde voorkomen? Had u indicaties dat het Europees Hof op de betreffende zou oordelen dat de WIB in strijd is met EU-recht?


7.
Hoe verhoudt het door u vermijden van het ontstaan van jurisprudentie zich met uw uitgangspunt, dat u onlangs in overleg met de Kamer uitsprak, om in vreemdelingenzaken slechts beroepsprocedures te voeren als daar de eenheid van jurisprudentie mee gediend is?

PvdA-Voorlichting
Plein 2
Postbus 20018, 2500 EA Den Haag




Partij van de Arbeid