Gepubliceerd op 6 juni 2011
Kind van dyslectische ouder heeft tien keer grotere kans op dyslexie
Leesvaardigheid ouders voorspellend voor risico op dyslexie
Gepubliceerd op 6 juni 2011
Van de kinderen met een dyslectische ouder ontwikkelt maar liefst 30%
dyslexie, ten opzichte van slechts 3% van de kinderen met normaal tot
goed lezende ouders. Dit is een van de resultaten van het Dutch
Dyslexia Programme (DDP, 1997-2012), een onderzoek uitgevoerd door
onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam, de Radboud Universiteit
Nijmegen en de Rijksuniversiteit Groningen. De resultaten van het
onderzoek zijn onlangs online gepubliceerd in het Journal of Child
Psychology and Psychiatry.
Tijdens het onderzoek worden ruim 200 kinderen met en zonder familiair
risico op dyslexie gevolgd van de leeftijd van 2 maanden tot 9 jaar.
Het blijkt dat de groep risico kinderen die dyslectisch zijn geworden
maar liefst drie tot vier keer zo langzaam leest als de groep
controlekinderen. Ook maken ze twee keer zo veel fouten met lezen en
spellen. Wat opvalt, is dat ook de kinderen met familiair risico die
uiteindelijk toch niet dyslectisch worden zwakker lezen en spellen.
Hieruit blijkt dat het risico op dyslexie niet een alles-of-niets, maar
een gradueel karakter heeft. Het lijkt erop dat risicokinderen zonder
dyslexie toch een deel hebben geërfd van de vele genen die betrokken
zijn bij dyslexie.
Herkennen van klanken
De onderzoekers kwamen erachter dat achtjarigen zonder dyslexie geen
moeite hebben met kleine klanktaken (zoals `Wat is `memslos' zonder de
l-klank?' of `serblet' zonder b-klank?'), maar hun leeftijdsgenoten met
dyslexie kunnen maar weinig van dit soort vragen goed beantwoorden. Let
op, dit is een mondelinge taak, dus je hoeft er niet voor te lezen of
te schrijven. Hieruit blijkt dat dyslectici moeite hebben met het
herkennen en manipuleren van klanken in gesproken taal. Eveneens blijkt
dat dyslectische kinderen langzaam zijn in het ophalen van kennis. Ze
zijn een stuk trager in het benoemen van een lijst cijfers of kleuren.
Dit soort taken zijn in het onderzoek meegenomen om de onderliggende
problemen bij dyslexie in kaart te brengen. Opheldering van de
onderliggende problematiek levert aanknopingspunten op voor remediërend
onderwijs.
Zo ouder zo kind
De ouders van de controlekinderen kunnen niet alleen sneller lezen,
maar zijn ook beter in de bovengenoemde klank- en benoemtaakjes dan de
dyslectische ouders. Hoewel alle dyslectische ouders heel langzaam zijn
op de lees- en benoemtaakjes, zijn hun scores toch nog voorspellend
voor het risico op dyslexie van hun kind: de kinderen van de ouders met
de zwaarste dyslexie lopen het meeste risico. Uiteindelijk willen de
onderzoekers deze resultaten combineren met de resultaten van hersen-
en genetisch onderzoek om zo tot een nauwkeurige voorspelling te komen
van het risico dat een jong kind loopt om later dyslectisch te worden.
Dutch Dyslexia Programme
Binnen het DDP werken onderzoeker samen uit verschillende vakgebieden,
waaronder de neurologie, psychiatrie, psychologie, pedagogiek, genetica
en taalkunde. Het programma bestaat uit drie componenten, te weten
langlopend onderzoek, interventieonderzoek en genetisch onderzoek.
Bovengenoemde resultaten komen uit het langlopende onderzoek. Binnen
het interventieonderzoek wordt de effectiviteit van verschillende
therapieën geëvalueerd en binnen het genetisch onderzoek wordt
geprobeerd de genetische factoren op te sporen die betrokken zijn bij
dyslexie. Het DDP is gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Publicatiegegevens
Van Bergen, E., de Jong, P.F., Plakas, A. Maassen, B., & van der Leij,
A.. Child and parental literacy levels within families with a history
of dyslexia. Journal of Child Psychology and Psychiatry (online 30 mei
2011).
Universiteit van Amsterdam