Gemeente Utrecht


2011 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
75 vragen van de heer drs. N.J. Verschuure
(ingekomen 15 mei 2011
en antwoorden door het college verzonden op 6 juni 2011)


"Zorg om klant- en servicegerichtheid van de Utrechtse Politie en de gevolgen voor aangiftebereidheid en opsporing"

In de uitzending van Peter R. de Vries van afgelopen zondagavond 15-05-2011 werd een onderwerp behandeld over de diefstal van een motor. Een dief had met achterlating van een rijbewijs een motor meegenomen. De motordief blijkt uit de rapportage een draaideurcrimineel te zijn, die bovendien voortvluchtig is. Hoewel de identiteit van de verdachte bekend is en zijn mogelijke verblijfplaats ook bekend is, lijkt het als of er niets gedaan wordt. Uit de rapportage lijkt het dat de gedupeerde maanden moet wachten voor dat er wat gedaan gaat worden. Ook blijkt het slachtoffer te hebben kunnen achterhalen waar de verdachte zich bevindt. Uit de getoonde rapportage lijkt het wel als of het slachtoffer niet serieus genomen wordt.
Dit brengt D66 tot de volgende vragen;

1. Bent u op de hoogte van de uitzending van Peter R de Vries van 15 mei 2011.

Ja.

2. Hoeveel "plankzaken" heeft de politie Utrecht, en in hoeveel daarvan is er een goede opsporingsindicatie?

Om te kunnen sturen op de werkvoorraad wordt bij de politie elke maand een overzicht gemaakt van de werkvoorraad per district. Onder werkvoorraad wordt verstaan die zaken die niet binnen 30 dagen zijn afgehandeld en waar nog een actie in zit voor de politie. Op 9 mei 2011 was de werkvoorraad van de regio Utrecht 6.179 dossiers. Voor het district Utrecht stad betrof dit 2.249 dossiers. In ongeveer een kwart van deze dossiers is een verdachte verhoord. Deze werkvoorraad is van een regulier niveau. Alle zaken waar sprake is van opsporingsindicatie worden inhoudelijk bekeken en aan de hand van de impact op een slachtoffer en de hoogte van de kans om een dader veroordeeld te krijgen wordt er per district en op wijkniveau dagdagelijks geprioriteerd. Aan de hand van deze prioritering worden zaken uitgegeven aan politiemedewerkers. In het ZSM-traject dat nu een aantal maanden loopt, wordt bezien op welke manier de werkvoorraad kan worden meegenomen en vindt hierover overleg plaats met het OM.

3. Hoe kan het gebeuren dat de regiopolitie Utrecht niet weet dat een verdachte in een andere politieregio opgepakt is?

De aangever heeft twee mogelijke verblijfplaatsen van de verdachte bij de politie aangegeven. Op 29 november legde hij een aanvullende verklaring af bij de politie, waarin hij een derde mogelijke verblijfplaats van de verdachte aangaf. Net als bij de eerder aangegeven verblijfplaatsen heeft de politie ook nu direct actie ondernomen. De politiemedewerker liet de verdachte nakijken in de politiesystemen. Daaruit bleek dat hij was aangehouden door een andere politieregio. De reden dat dit nog niet eerder bekend was bij de politie Utrecht is dat deze zaak nog niet was opgepakt. Als een zaak in behandeling wordt genomen wordt de verdachte nogmaals nagekeken in de systemen en komt deze informatie boven tafel. Op basis van de constatering dat de verdachte was aangehouden is de verdachte gehoord, het dossier aangeleverd bij het Openbaar Ministerie en is de zaak op 26 april jl.voor de rechter geweest.

4. Hoe beoordeelt u het gedrag van de Utrechtse politie qua snelheid, klantvriendelijkheid, servicegerichtheid?

De praktijk van het politiewerk is dat er dagelijks keuzes gemaakt moeten worden in welke zaken worden opgepakt. Dit heeft onvermijdelijke consequenties voor de snelheid waarmee zaken worden opgepakt. Dit is een voortdurend spanningsveld. Wij hebben begrip voor een aangever die zijn motor terug wil, maar ook voor het feit dat zaken met een nog grotere impact op een slachtoffer sneller door de politie worden opgepakt. De consequentie hiervan is helaas dat andere zaken langer blijven liggen.

In deze zaak was de dader bekend maar betrof het een verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats. Dit gegeven is van invloed op de prioritering.


Er is actie ondernomen naar aanleiding van de twee mogelijke verblijfplaatsen die in eerste instantie zijn aangegeven door de aangever, maar dit heeft er niet toe geleid dat de verdachte is aangehouden. In deze zaak had een politiemedewerker meer tijd moeten nemen om met de aangever persoonlijk in gesprek te gaan en uit te leggen waarom zijn zaak nog niet was opgepakt. Maar ook om aan te geven wat er al wel was gebeurd. Zo is bijvoorbeeld zijn motor gesignaleerd, is er extra aandacht gevraagd in de surveillance voor de woning vanwaar de motor was ontvreemd en is er contact geweest met de regio's Haaglanden en Noord Oost Gelderland om mogelijke verblijfplaatsen te onderzoeken.

5. Bent u het met D66 eens dat de verborgen camerabeelden en de opgenomen telefoongespreken aanleiding geven tot een verbetering in deze werkwijze?

Ja.

6. Hoe gaat u de klant- en servicegerichtheid van het Utrechtse politiekorps verbeteren?

De communicatie tussen burger en politie na het doen van een aangifte moet worden verbeterd. Als een zaak nog niet in behandeling is genomen moet een aangever beter op de hoogte worden gebracht over wat er al is gebeurd en wanneer een zaak wordt opgepakt. Het Regionaal Service Centrum van de politie moet over voldoende informatie beschikken om vragen van bijvoorbeeld een aangever te beantwoorden. Een verbeterpunt is dat een aangever na het doen van een aangifte te horen krijgt hoe en waar hij terecht kan als hij extra informatie of vragen heeft over de voortgang. Dit wordt door de politie nader uitgewerkt.

Alle Intake & Servicemedewerkers van het district Utrecht stad hebben een extra opleiding gehad of volgen deze binnenkort waarin ook aandacht is voor de benadering van een aangever. Daarnaast is er een regionaal project Kwaliteit aangifte gestart van waaruit regionaal verbeteringen op het gebied van het opnemen van een aangifte en contact met burgers worden ingezet.

Op landelijk niveau is het verbeteren van de intake en afhandeling van aangiften als prioriteit benoemd voor de periode 2011-2014. Vanzelfsprekend zal ook de regio Utrecht meedoen aan de acties die landelijk worden ingezet om de kwaliteit verder te verbeteren. Daarnaast wordt er op landelijk niveau momenteel geexerimenteerd met een aangiftevolgsysteem, waarbij aangevers kunnen zien waar de aangifte zit in het politieproces. Daarnaast wordt nagedacht hoe het doen van aangifte verder te vergemakkelijken door het bijvoorbeeld verder uitbreiden van de mogelijkheid tot het doen van internetaangifte.

Meerdere fracties hebben in het verleden vragen gesteld over de aangiftebereidheid.

7. Bent u het met D66 eens dat het getoonde voorbeeld de aangiftebereidheid niet te goede komt?

Wij kunnen ons voorstellen dat de uitzending van Peter R. de Vries dit beeld schetst. Anderszijds gaf de uitzending geen compleet beeld van de acties die de politie wel heeft ondernomen en is het proces van prioriteren niet voldoende benoemd. Verschillende uitspraken die de woordvoerder van de politie daarover heeft gedaan zijn uit de uitzending "geknipt".

8. Hoe probeert u de aangiftebereidheid onder de Utrechtse inwoners te verbeteren als tegelijkertijd het beeld bestaat dat er niet op gerechercheerd wordt?

Enerzijds zal er aandacht moeten zijn voor verbetering van de communicatie tussen burger en politie na het doen van aangifte. Zie ook het antwoord op vraag 6. Daarnaast geeft u zelf terecht aan dat er sprake kan zijn van beeldvorming over het rechercheproces. Om dit beeld te bestrijden is een goede communicatie van belang. De politie is gevraagd in haar communicatie naar de burger aandacht te hebben voor de aangiftebereidheid en transparanter te zijn hoe er wordt geprioriteerd en onderzoeken worden opgepakt. Ook vanuit de gemeente zal er in de communicatie aandacht zijn voor dit onderwerp.


---- --