Raad voor de Journalistiek

Uitspraken vastgesteld d.d. 31 mei 2011
door mr. V.H.G. Lebesque, voorzitter, M.C. Doolaard, mw. M.J.H. Doomen, mw. drs. J.X. Nabibaks en mw. J.R. van Ooijen, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma, plaatsvervangend secretaris.

H.E. Kamperman, R. de Boer en C. Mijwaart / R. Vorkink Uitspraak: gegrond
Klagers zijn drie leidinggevenden van het onderzoeksteam (Tolteam) dat de vuurwerkramp in Enschede heeft onderzocht. In november 2010 is in een uitzending van het televisieprogramma `In de Wandelgangen' (RTV Oost) aandacht besteed aan een aangifte van de voormalig directeur van SE Fireworks, R.J. Bakker, tegen onder meer klagers. In de uitzending is verweerder, onderzoeksjournalist bij RTV Oost, geïnterviewd over de betekenis van die aangifte. Vervolgens is in maart 2011 in `In de Wandelgangen' aandacht besteed aan het feit dat klagers zowel tegen verweerder als tegen RTV Oost juridische procedures zijn gestart. Verder heeft verweerder een aantal twitterberichten verzonden, waarin hij zich over klagers heeft uitgelaten.
Ten aanzien van de uitzendingen overweegt de Raad dat daarin de indruk wordt gewekt dat klagers een belangrijk proces-verbaal niet aan het dossier hebben toegevoegd dan wel dit proces-verbaal hebben verduisterd. Aldus zijn klagers door de uitzendingen in zeer ernstige mate gediskwalificeerd. Daarbij komt dat verweerder zijn uitlatingen grotendeels heeft gebaseerd op slechts één bron, te weten mr. Peters die optrad namens Bakker, belanghebbende in de aangifte tegen klagers. Het had daarom op de weg van verweerder gelegen om meer evenwichtig over de kwestie te berichten en nader te onderzoeken of er voor de aangifte van Bakker - en daarbij voor de beschuldigingen aan het adres van klagers - enige grondslag bestond. (zie punt 2.2.5. van de Leidraad van de Raad)
Het voorgaande in aanmerking genomen bestaat tevens grond voor het oordeel dat de privacy van klagers door het vermelden van hun volledige namen en het tonen van hun portretten disproportioneel is geschaad. Aangezien verweerder ervoor heeft gekozen ernstige beschuldigingen aan het adres van klagers te publiceren, die zijn gebaseerd op slechts één
- en ook nog belanghebbende - bron, zonder daarbij een reactie van klagers op te nemen, had hij de namen van klagers niet behoren te vermelden en het tonen van hun beelden achterwege dienen te laten. Weliswaar kunnen klagers als leden van de leiding van het Tolteam in de lokale gemeenschap als min of meer publieke figuren worden aangemerkt, maar de vermelding van hun namen was in dit geval - in hoedanigheid van `verdachten' van een ambtsmisdrijf - journalistiek niet noodzakelijk. Niet aannemelijk is geworden dat bij de kijkers door het achterwege laten van de namen en beelden van klagers verwarring zou zijn ontstaan. Klagers hadden ook kunnen worden aangeduid als `drie leden van de leiding van het Tolteam' zonder dat afbreuk was gedaan aan de inhoud van de berichtgeving. (zie punten 2.4.1. e.v. van de Leidraad) Verweerder heeft derhalve grenzen overschreden van hetgeen - gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid - maatschappelijk aanvaardbaar is, door in de gewraakte uitzendingen over klagers te berichten op de wijze zoals hij heeft gedaan.
Met betrekking tot de twitterberichten overweegt de Raad allereerst dat verweerder op dit punt moet worden geacht te hebben gehandeld in zijn hoedanigheid van journalist. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat verweerder in zijn twitter-profiel heeft gemeld dat hij onderzoeksjournalist is bij RTV Oost en daarbij onder meer het dossier vuurwerkramp behandelt, dat hij in zijn profiel een link naar de website van RTV Oost heeft opgenomen en in de gewraakte twitterberichten herhaaldelijk heeft gewezen op de berichtgeving van RTV Oost over deze kwestie.
Verder overweegt de Raad dat klagers - en met name Kamperman - ook in de twitterberichten in verband worden gebracht met onoorbare praktijken, terwijl niet is gebleken dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestaat. Bovendien heeft verweerder daarbij de namen van klagers vermeld. Hoewel het verweerder siert dat hij ter zake zijn excuses aan klagers heeft gemaakt en de berichten onleesbaar heeft gemaakt, heeft verweerder met het verspreiden van de gewraakte berichten journalistiek onzorgvuldig jegens klagers gehandeld. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen
· Privacy: bekende persoonlijkheden, vermelding persoonlijke gegevens

· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
· Procedure: bevoegdheid

· Aard van het medium: Twitter
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/38

X / M. Visser en Noordhollands Dagblad/Helderse Courant Uitspraak: deels gegrond
De klacht betreft het artikel "Juf tapet leerling vast aan de stoel" met het chapeau "Leerkracht krijgt berisping".
Klaagster heeft allereerst gesteld dat verweerders geen openheid van zaken hebben gegeven omtrent de relatie tussen Visser en de moeder van de leerling, waardoor (een schijn van) belangenverstrengeling is ontstaan. Verweerders hebben aangevoerd dat de relatie tussen Visser en de moeder van de jongen ruim een jaar geleden is beëindigd. Naar het oordeel van de Raad hebben zij echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in redelijkheid niet kan worden gesproken van de schijn van belangenverstrengeling. Niet ondenkbaar is dat de voormalige relatie tussen Visser en de moeder ertoe heeft bijgedragen dat een (onnodig) negatief beeld van klaagster is geschetst. Verweerders hadden er daarom in dit geval voor behoren te kiezen om hetzij de kwestie door een collega van Visser te laten verslaan dan wel meer evenwichtig over de kwestie te berichten, bijvoorbeeld door klaagster in het artikel aan het woord te laten. Op dit punt is de klacht derhalve gegrond. (zie punt 1.5. van de Leidraad van de Raad)
Verder heeft klaagster gemotiveerd aangevoerd dat verweerders betreffende een relevant aantal aan de orde gestelde zaken niet waarheidsgetrouw hebben bericht. Zij heeft daarbij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij tijdens het incident geen duct-tape heeft gebruikt, dat het één voorval betrof en dat dit (slechts) korte tijd heeft geduurd. Door over de kwestie te berichten zoals zij hebben gedaan, hebben verweerders ten onrechte de indruk gewekt dat het incident ernstiger is geweest dan feitelijk het geval was en daarmee een onnodig negatief beeld over klaagster geschetst. Aldus is sprake van tendentieuze en journalistiek onzorgvuldige berichtgeving. Op dit punt is de klacht eveneens gegrond. (vgl. punten 1.1., 1.4. en 1.5. van de Leidraad)
Volgens klaagster is voorts ten onrechte de indruk gewekt dat Visser de directeur voorafgaand aan de publicatie heeft gesproken. Verweerders hebben aangevoerd dat zij gebruik hebben gemaakt van de inhoud van de brieven die de directeur heeft gestuurd aan de ouders en de moeder van de jongen. Naar het oordeel van de Raad hebben verweerders niet journalistiek onaanvaardbaar gehandeld door uit die brieven de directeur te citeren en diens woorden te parafraseren, nu niet is gebleken dat zij dat op onjuiste wijze hebben gedaan. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.
Ten slotte heeft klaagster gesteld dat haar onevenredig is aangetast. De Raad overweegt ter zake dat klaagsters naam niet in het artikel is vermeld. Dat zij door de vermelding `de leerkracht van groep 4/5' in combinatie met de naam van de school voor de lezers van de krant algemeen herkenbaar zou zijn, is niet aannemelijk. Van een ontoelaatbare schending van klaagsters privacy is geen sprake. Dat lezers op internet zouden kunnen achterhalen dat klaagster de bedoelde leerkracht is of dat zij wellicht in kleine kring is herkend, kan daaraan niet afdoen. Ook op dit punt is de klacht ongegrond. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: misbruik van positie
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Aard van de publicatie: citaat
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/39

---