vormen alliantie

16 juni 2011

Zwaargewichten in CO2-afvang en -opslag vormen alliantie

De onderzoeksorganisaties SINTEF uit Noorwegen, IFP Energies nouvelles (IFPEN) uit Frankrijk en TNO verenigen hun krachten in de "Tri4CCS Alliance". Tri4CCS Alliance richt zich op het veiliger en goedkoper maken van de afvang, het transport en de opslag van CO2. De Alliantie is op 15 juni 2011 in Trondheim opgericht.

De drie organisaties ondersteunen met hun research en innovatie-inspanningen het werk van nutsbedrijven, leveranciers en overheden op het gebied van toekomstige afvang, transport en ondergrondse opslag van CO2 van energiecentrales en procesindustrie die fossiele brandstoffen gebruiken. Voor deze afvang, transport en opslag wordt vaak de afkorting CCS (Carbon Capture and Storage) gebruikt.

Bij de de drie instituten zijn zo'n 450 onderzoekers op dit gebied werkzaam met een R&D portfolio in CCS van ongeveer 60 miljoen euro per jaar.

Belangrijk wapen in strijd tegen klimaatproblematiek.

"Als Alliance zijn we groot genoeg om de wetenschappelijke uitdagingen aan te gaan die de komende jaren op ons afkomen als alle geplande demonstratie- en fullscale CCS- installaties" zei Dr. Nils A. Røkke, directeur klimaattechnologie bij SINTEF bij de oprichting in Trondheim. Røkke wees op de inschatting van het International Energy Agency IEA dat energiebesparing en hernieuwbare energie alleen niet genoeg zullen zijn om de opwarming van de aarde met meer dan 2 graden tegen te gaan. "De IEA is overduidelijk in de opvatting dat CCS een belangrijk wapen is om de klimaatstrijd te winnen. Maar er zijn nog veel uitdagingen voor CCS als technologie. Uit dat oogpunt zal de oprichting van Tri4CCS Alliance een belangrijk verschil maken," aldus Dr. Røkke.

Veilig en kosteneffectief

Volgens Dr. Røkke, zal de expertise van de alliantie van groot belang zijn om ervoor te zorgen dat CCS-installaties milieuvriendelijk en zo kostenefficiënt mogelijk zijn, maar ook het monitoren van het opgeslagen CO2. "Onderzoek zal een beslissende rol spelen in de acceptatie van ondergrondse opslag CO2, en ook hier zal het werk van de Alliantie een belangrijke rol spelen. Alle drie de partners hebben belangrijke laboratoria en test faciliteiten. Deze faciliteiten zijn een grote plus als we onze R&D-inspanningen bundelen," aldus Dr. Røkke. De faciliteiten bestrijken alle belangrijke elementen van de CCS-keten. J. Mengelers (TNO), U. Steinsmo, (SINTEF) and M. Boutéca (IFPEN) (Foto: SINTEF)
J. Mengelers (TNO), U. Steinsmo, (SINTEF) and M. Boutéca (IFPEN) (Foto: SINTEF)

Vervolg op full-scale opslag

De deelnemers aan de Tri4CCS Alliance participeren in follow-up projecten voor full-scale CO2 opslag van de Sleipner and Snøhvit gasvelden voor de kust van Noorwegen en de projecten voor CO2 opslag In Salah in Algerije en Lacq in Frankrijk. De Alliance als groep weet erg veel van de opslag geologie van verschillende geografische regio's. Met deze kennis kan Tri4CCS Alliance haar diensten op veel plaatsen ter wereld aanbieden.

"De TRI4CCS Alliance is gebaseerd op een gedeelde visie op de ontwikkeling van CCS-technologie. IFPEN, SINTEF en TNO hebben hun krachten gebundeld om sneller de benodigde technologie te ontwikkelen die nodig is voor een wereldwijde toepassing van CCS. Ik waardeer het onderlinge vertrouwen en de constructieve samenwerking tussen ons drie en heb alle vertrouwen in de kracht van deze Alliantie", aldus Pascal Barthélemy, Executive Vice-President van IFPEN.

"De drie partners in de Tri4CCS Alliance, met hun lange ervaring, hun laboratorium infrastructuur en testfaciliteiten bieden gezamenlijk een unieke aanpak dat onze industriële partners in staat zal stellen deuitdaging van kosteneffectieve, veilige en duurzame toepassing van CCS aan te gaan. De geïntegreerde technische expertise met robuust risicomanagement zal de toepassing van CCS significant versnellen. Door CCS experts samen te brengen creëren we een innovatiecentrum dat nieuwe ideeën en ontwikkelingen op het gebied van CO2 zal stimuleren", aldus Jan Mengelers, voorzitter van de TNO Raad van Bestuur. bericht 2011-32