Rijksoverheid


17 juni 2011

Vragen van het lid Bashir (SP) over het terug moeten betalen van een toeslag na het overlijden van de partner

Bijlagen

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Bashir (SP) over het terug moeten betalen van een toeslag na het overlijden van de partner.

Hoogachtend, de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. F.H.H. Weekers



2011Z06478 Vragen van het lid Bashir (SP) aan de staatssecretaris van Financiën over het terug moeten betalen van een toeslag na het overlijden van de partner (ingezonden 29 maart 2011)


1 Deelt u de mening dat wanneer in de vijfde maand van het jaar een van de toeslagpartners overlijdt, de overledene maximaal vijf maanden inkomen heeft ontvangen? Zo ja, waarom wordt dan bij het vaststellen van de toeslagen bij het overlijden van een van de toeslagpartners het inkomen van de overledene tot het moment van overlijden herleid naar een jaarinkomen dat nooit genoten is? Waarom wordt het inkomen niet berekend op basis van het daadwerkelijk genoten inkomen? 1) Antwoord op vraag 1 In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is bepaald dat een toeslag wordt berekend op grond van het jaarinkomen. Als een van beide partners komt te overlijden wordt het door die partner tot het moment van overlijden genoten inkomen door de Belastingdienst/Toeslagen herleid tot een jaarinkomen. Bij het toekennen van de toeslag worden het aldus herleide inkomen van de overledene en het inkomen van de achterblijvende partner gebruikt voor de vaststelling van de draagkracht gedurend e de periode van partnerschap. Het herleiden van het inkomen van de overledene vloeit voort uit artikel 8, lid 5, van de Awir. 2 Vindt u het een wenselijke en vooral een rechtvaardige uitkomst als het berekende herleide inkomen nooit genoten is, maar wel leidt tot een jaarinkomen ruim boven een toeslagdrempel met als gevolg dat de toeslag geheel terugbetaald moet worden? Zo ja, waarom? Antwoord op vraag 2 De wetgever heeft destijds met het herleiden van het inkomen van de overledene tot een jaarinkomen de bedoeling gehad om diens draagkracht zo goed mogelijk te bepalen. Iemand met een inkomen van 6.000 in drie maanden is immers qua draagkracht vergelijkbaar met iemand die in een jaar 24.000 verdient. 3 Heeft het moment van overlijden van de partner (voor of na 1 juli van het lopende jaar) nog invloed op de berekening van het al dan niet terugbetalen van de toeslag? Zo ja, is er dan geen sprake van willekeur? Wat gaat u doen om dit op te lossen? Antwoord op vraag 3 Het moment van overlijden heeft geen invloed op de terugbetaling van de toeslag.

4 Hoe staat de gang van zaken, zoals beschreven in het krantenartikel waar naar wordt verwezen in vraag 1, in verhouding tot artikel 23 van de Toeslagenwet? Wat betekent genoemd artikel 23 voor de nabestaanden? Antwoord op vraag 4 De verwijzing naar art. 23 van de Toeslagenwet berust op een misverstand. De Toeslagenwet regelt inkomensaanvullingen voor mensen die een uitkering ontvangen en is niet van toepassing op inkomensafhankelijke regelingen zoals de huurtoeslag, de zorgtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. De uitvoeringsregels voor de toekenning, uitbetaling en terugvordering van deze toeslagen die gelden voor de Belastingdienst/Toeslagen zijn opgenomen in de Awir. 5 Kunt u een overzicht of, indien dat niet mogelijk is, een schatting geven van het aantal mensen dat in de afgelopen jaren een toeslag moest terugbetalen door het overlijden van een partner? Zo nee, waarom niet? Antwoord op vraag 5 Bij de zorgtoeslag gaat het om ongeveer 21.000 huishoudens p er jaar. Bij deze huishoudens gaat het om zeer geringe bedragen, gemiddeld moeten deze huishoudens ongeveer 6 euro op jaarbasis terugbetalen. Bij de huurtoeslag gaat het om ongeveer 16.000 huishoudens per jaar. De huishoudens moeten gemiddeld ongeveer 340 euro op jaarbasis terug betalen. Er is hierbij geen rekening gehouden met het van toepassing zijn van de 10%-regeling. Als die toegepast zou worden, dan is het de inschatting dat er bij ongeveer 14.500 huishoudens geen terugvordering zal plaatsvinden. 6 Bent u bereid om de wet aan te passen zodat de toeslagen worden gebaseerd op het daadwerkelijk genoten inkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer denkt u deze voorstellen aan de Kamer voor te kunnen leggen? Antwoord op vraag 6 Het schrappen van de regeling van het herleiden van het inkomen is door het vorige kabinet al voorgesteld naar aanleiding van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Vereenvoudiging Toeslagen. Dit voorstel spreekt mij aan omdat het ­ naast de onredelijke uitwerking die deze regeling kan hebben ­ vereenvoudigen van het toeslagenstelsel in mijn beleid hoge prioriteit heeft. Ik onderzoek de mogelijkheden om naast andere aanpassingen de regeling bij het Belastingplan 2012 af te schaffen. Vooruitlopend hierop zal ik de Belastingdienst/Toeslagen opdracht geven om het herleiden van het inkomen bij overlijden voortaan achterwege te laten in situaties waarin sprake is van een achterblijvende partner.

dat ze nog minimaal 2 jaar bestaan (plaats gezinnen nooit in AZC dat binnenkort gaat sluiten). Het COA moet ketenpartners tijdig informeren over het openen en sluiten van AZC-locaties; + Vang gezinnen met kinderen in het begin van hun asielprocedure op in permanente en kindvriendelijke AZC's. Ziet de minister mogelijkheden om op het terrein van verhuizingen deze verbeteringen te realiseren die ervoor zorgen dat asielkinderen nog slechts bij grote uitzondering moeten verhuizen? Zo nee, waarom niet? Verder willen de leden van de PvdA-fractie de minister vragen om de Kamer halfjaarlijks te informeren over het aantal verhuizingen van AZC naar AZC van gezinnen met kinderen, plus daarbij de redenen van de verhuizingen. Duur Kinderen verblijven vaak langdurig in AZC's, dat is volgens de leden van de PvdA-fractie bekend. Alle leden willen kortere procedures, maar het is bekend dat dit al heel veel jaren niet lukt, en het maar de vraag is of dat de komende jaren anders is. Deze leden vind en dat


kinderen in de opvang daar niet de dupe van moeten worden. Zij zijn derhalve van mening dat met de inrichting van de opvang rekening gehouden moet worden de gemiddelde lange duur van procedures, in elk geval met de huidige lengte van procedures. Tegelijkertijd moet het maximale gedaan worden om de lange procedures van gezinnen met kinderen zoveel mogelijk te beperken. Daarom zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat de minister ook deze twee aanbevelingen uitvoert: + Ga bij de inrichting van de opvang uit van langdurig verblijf; + Maximum termijn waarbinnen procedures met minderjarige kinderen moeten zijn afgerond. Is de minister bereid hogere prioriteit te geven aan de procedures van gezinnen met kinderen, en daar een maximum termijn aan te verbinden? Voorzieningen onderwijs/hobby/communicatie etc. Tot slot zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat er nog een wereld te winnen als het gaat om voorzieningen voor kinderen van asielzoekers. Hoewel zij de kinderen alles gunnen, begrijpen zij dat er beperkingen zijn in de tijdelijke opvang in een AZC. Maar een aantal basisvoorzieningen zouden volgens deze leden voor jonge kinderen geregeld moeten worden, om ervoor te zorgen dat het verblijf voor de jaren in een AZC enigszins plezierig en nuttig kunnen verlopen. Daarom vragen de leden van de PvdA-fractie aan de minister om de volgende aanbevelingen uit te voeren: + Website Kind in AZC maken; + Onbeperkte toegang kinderen vanaf groep 6 tot laptop en internet; + Vertrouwenspersoon voor kinderen / mentor voor gezinnen met kinderen in AZC's; + Organiseer meer contacten tussen AZC en wijkcentra, scholen, sport- en andere organisaties. De leden van de PvdA-fractie vernemen graag van de minister of hij bereid is om deze aanbevelingen te realiseren? Zo nee, waarom niet? Het is volgens de leden van de PvdA-fractie belangrijk om nu echt een slag maken. Kan de minister becijferen waar er extra geld vrijgemaakt kan worden binnen het budget van het COA? Het CO A bespaart al 5 miljoen omdat uitgenodigde vluchtelingen direct in gemeenten worden geplaatst. Zou een deel daarvan voor kinderen in de opvang kunnen worden ingezet? Wat betreft het direct plaatsen van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten, sluiten de leden van de PvdA-fractie zich aan bij de opmerkingen en vragen van Vluchtelingenwerk Nederland. Zij vinden het in principe een goed idee om uitgenodigde vluchtelingen direct in gemeenten te plaatsen, maar zij willen wel van de minister weten waar de 5 miljoen per jaar die bespaard wordt door het COA nu voor wordt gebruikt. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het ongehoord is dat voor elke uitgenodigde vluchteling (het zijn er 500 per jaar) een medewerker van het COA vier keer heen en weer moet reizen naar het land van herkomst voor wat culturele oriëntatie. Dat kost disproportioneel veel geld. Is er de mogelijkheid om dit geld anders te gebruiken en bijvoorbeeld de gemeente meer mogelijkheden te geven om voor culturel e oriëntatie, persoonlijke begeleiding en organisatie van medische zorg te zorgen? Als hier geld bespaard kan worden, zijn de leden van de PvdAfractie er ook voorstander van dit te gebruiken om de voorzieningen voor kinderen op AZC's te verbeteren. De leden van de PvdA-fractie willen nogmaals benadrukken dat zij het belangrijk vinden om jaarlijks het quotum voor uitgenodigde vluchtelingen te blijven halen. Wat hen betreft zou Nederland zelfs nog een extra steentje kunnen bijdragen, onder meer vanwege de huidige onveilige situatie in Libië en Ivoorkust. Van uitgenodigde vluchtelingen is één ding zeker: dat zijn daadwerkelijk de meest kwetsbare mensen die snakken naar bescherming en een dak boven hun hoofd. Het moet gemeenten volgens de leden van de PvdA-fractie dan ook niet onmogelijk worden gemaakt om het opnemen van uitgenodigde vluchtelingen te kunnen betalen. Deze leden willen de minister in dit verband ook wijzen op het standpunt van de VNG. Deze organisatie is snoeihard over het oordeel van het plan van de minister en zegt niet bereid te zijn dit voorstel zonder meer uit te voeren. De randvoorwaarden voor de opvang zijn volgens de VNG onvoldoende ingevuld, waardoor het draagvlak om nog uitgenodigde vluchtelingen op te nemen, ernstig wordt aangepast. De leden van de PvdA-fractie zouden dat een rampscenario vinden, en roepen de minister dan ook dringend op het plan aan te passen. Is de minister bereid te garanderen dat Nederland kan blijven voldoen aan het quotum van 500 uitgenodigde vluchtelingen per jaar? Is hij bereid nader met gemeenten in overleg te treden over de opvang va n de uitgenodigde vluchtelingen, en hen daarin financieel ruimer bij te staan? Is de minister zich bewust dat, als hij dat niet doet, het draagvlak voor uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten, en de integratie van deze mensen in Nederland, ernstig aangetast kan raken? De leden van de PvdA-fractie stellen nog de volgende vragen: Waarom komt niet een groter deel van de jaarlijkse besparing van 5 miljoen op de opvangkosten ten goede aan de gemeenten die voor de opvang en begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen extra kosten moeten maken? Wat is de hoogte van het bedrag dat het COA krijgt voor de organisatie van de drie aparte culturele oriëntatietrainingen? Welke gemeenten hebben inmiddels toegezegd dat zij uitgenodigde vluchtelingen op voorgestelde wijze rechtstreeks willen opvangen? Komt er in verband met de rechtszekerheid een wettelijke grondslag voor de uitkering aan de gemeenten? Zo ja, in welke regeling wordt deze opgenomen? Welke besparing kan worden gerealiseerd als het C OA niet deelneemt aan de selectiemissies en in plaats van drie aparte één culturele oriëntatie organiseert? Kunnen vluchtelingen met medische indicatie, zwangere vrouwen en vluchtelingen met schoolgaande kinderen eerder dan zes maanden naar Nederland worden overgebracht? Welke afspraken worden hierover met gemeenten gemaakt? Wanneer de drie CO-trainingen worden teruggebracht tot één, kan dan ook de termijn van zes maanden dat de vluchtelingen nog in het land van opvang moeten verblijven worden teruggebracht naar bijvoorbeeld vier maanden? Op welke wijze zal de gezondheidsvoorlichting zoals deze nu door GGD Nederland in de centrale opvang plaats vindt in de gemeente worden georganiseerd? Welke voorbereidingen zijn getroffen om de intake en toeleiding naar de medische zorg zoals deze nu in de centrale opvang is voorzien ook in de gemeente te laten plaats vinden?

CDA De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de beschreven beleidsreactie/wijziging. Zij zijn van mening dat Nederland een zeer fatsoenlijke opvang van asielzoekers en asielzoekerskinderen heeft , zeker ook in vergelijk met andere landen. Echter een van de prangendste kwesties die de werkgroep `Kind in AZC' naar voren bracht, was de geworteldheid in Nederland van kinderen en gezinnen, door de vaak te lange duur van asielprocedures. De leden van de CDA-fractie zijn dan ook van mening dat deze procedures sneller moeten. Hierbij maken zij de kanttekening dat ouders primair verantwoordelijk zijn voor hun kinderen en dus ook voor de gevolgen die doorprocederen heeft voor hun kinderen. Niettemin: kortere procedures kunnen veel van de in het rapport geschetste problemen voorkomen. De vorig jaar in werking getreden verbeterde asielprocedure en de nadere verbeteringen waar de minister mee bezig is, moeten leiden tot verdere verkorting en vermindering van procedures. Het COA on derschrijft de aanbevelingen in het rapport. De werkgroep `Kind in AZC' is tot nu toe tevreden over de contacten met de beleidsmakers van de betrokken ministeries en ook de CDA-fractie is van mening dat we dat zo moeten houden. De leden van de CDA-fractie roepen de minister dan ook op om te bevorderen dat in samenspraak tussen alle betrokken partijen wordt gewerkt aan het verder verbeteren van de situatie van kinderen in de asielopvang. Zij onderschrijven de nieuwe aanpak van rechtstreekse plaatsing in gemeenten in plaats van eerst in een aparte opvanglocatie; in de meeste andere hervestigingslanden gebeurt dit al op deze manier. De leden van de CDA-fractie hebben echter nog een aantal vragen: · Het rapport `Kind in het centrum' dateert van juni 2009. Veel van de 65 aanbevelingen zijn grotendeels al staande praktijk, of worden gerealiseerd in het project `Kind in de Opvang'. Dit project wordt gefinancierd met gelden uit het Europees Vluchtelingen Fonds (EVF). Wat gebeurt er na afl oop van de projectperiode, medio 2012, als de Europese gelden wegvallen? · Jongeren mogen een voor hun 18 gestarte opleiding afronden, zolang dat niet aan hun terugkeer in de weg staat. Hoe werkt dit uit in de praktijk? Hoeveel procent van de `te vertrekken' / verwijderbare jongeren zijn daartoe daadwerkelijk in de gelegenheid? · Hebben of krijgen gemeenten voldoende financiële mogelijkheden om met de nieuwe aanpak om te gaan? Waar wordt dat van betaald? Van de besparing ( 5 miljoen?) ten gevolge van het sluiten van Amersfoort? · Klopt de bewering (van VluchtelingenWerk Nederland) dat de praktijk van andere hervestigingslanden uitwijst dat het overbrengen van kennis en vaardigheden (de culturele oriëntatie over Nederland) ter plaatse, in het opvangland in de regio, niet zinvol is? De VS zouden ermee zijn gestopt omdat het niet kostenefficiënt bleek te zijn; klopt dit? Wat gaat Nederland anders doen dan de andere hervestigingslanden? · De leden van de CDA-fractie hebben een paar vr agen over die training culturele oriëntatie. Wat is precies de functie ervan? Waarom is het volgens Nederland beter om het dáár te doen; want eenmaal in Nederland moet men immers toch de inburgeringscursus gaan doen? Kunnen die trainingen