Ingezonden persbericht


PERSBERICHT UNIVERSITEIT CAMBRIDGE

Cambridge, 20 juni 2011

Diagnose autisme komt vaker voor in de regio Eindhoven

Voor het eerst wijst nieuw onderzoek van de Universiteit Cambridge in Engeland uit dat de diagnose autisme vaker voor lijkt te komen in een regio met een sterke ict-sector. Dit door de Medical Research Council gefinancieerde onderzoek, dat vandaag online in het Journal of Autism and Developmental Disorders verschijnt, kan belangrijke implicaties hebben voor zowel de geboden zorg aan kinderen met autisme, als voor de hyper-systemizing theorie over autisme.

Professor Simon Baron-Cohen, directeur van het Autism Research Centre (ARC) aan de Universiteit Cambridge, leidde het onderzoek samen met dr Rosa Hoekstra (een Nederlands autisme-onderzoekster werkzaam bij het ARC en The Open University). Het onderzoek vond plaats in drie regio's in Nederland: de regio Eindhoven (waaronder de gemeenten Eindhoven, Veldhoven en Waalre), de regio Haarlem (de gemeenten Haarlem en Haarlemmermeer) en Utrecht-stad.

Het onderzoeksteam verwachtte dat autisme spectrum stoornissen (ASS) vaker zouden voorkomen in een regio waar veel systemizers wonen. Systemizing verwijst naar de drang om systemen te doorgronden, om te snappen hoe systemen werken en zich zullen gedragen, om ze te controleren en om nieuwe systemen te bouwen. Dit soort vaardigheden zijn erg belangrijk in vakgebieden zoals (werktuig)bouwkunde, informatica, natuurkunde en wiskunde, in deze vakgebieden werken dan ook veel mensen met een talent voor systemizing. Baron-Cohens onderzoeksteam vond eerder al aanwijzingen voor een familiaal verband tussen het talent voor systemizing en autisme. Vaders en grootvaders van kinderen met ASS werken vaker in de werktuigbouwkundige sector en wiskundigen hebben vaker dan anderen een broer of zus met autisme. Ook hebben studenten in de technische en natuurwetenschappen meer autistische karaktertrekken dan studenten in andere vakgebieden.

Dit bracht de onderzoekers ertoe de prevalentie van ASS te vergelijken in drie verschillende regio's. De regio Eindhoven werd gekozen vanwege de sterke ict-sector aldaar. Deze regio huisvest zowel de Technische Universiteit Eindhoven als de High Tech Campus Eindhoven (met bedrijven zoals Philips, ASML, IBM en ATOS Origin). Philips is al sinds 1891 in Eindhoven gevestigd. Het succes van de High Tech Campus Eindhoven heeft er toe geleid dat Eindhoven een gebied met een sterke techniek en ict-sector is geworden: 30% van de banen in Eindhoven zijn in de techniek of ict.

De onderzoekers selecteerden de regio's Haarlem en Utrecht omdat deze een vergelijkbaar inwonersaantal en socioeconomische status hebben, maar aanzienlijk minder banen in de techniek en ict (16% in Haarlem; 17% in Utrecht). In elke regio werden alle basis- en middelbare scholen aangeschreven. Er werd gevraagd naar het totaal aantal kinderen op de school en naar het aantal kinderen met een klinische ASS diagnose. Ter controle werd ook gevraagd naar het aantal kinderen met twee andere ontwikkelingsstoornissen, ADHD en dyspraxie. In totaal gaven de deelnemende scholen in de drie regio's diagnostische informatie over 62.505 kinderen. Op basis van de door scholen gerapporteerde aantallen werd de prevalentie van ASS geschat op 229 per 10.000 in de regio Eindhoven. Dit was significant hoger dan de prevalentie in de regio's Haarlem (84 per 10.000) en Utrecht-stad (57 per 10.000). De prevalentie van de twee controlecondities ADHD en dyspraxie daarentegen was gelijk in de drie regio's.

Simon Baron-Cohen reageert: "Deze resultaten zijn in overeenstemming met het idee dat in regio's waar ouders naar toe worden getrokken vanwege banen waar systemizing vaardigheden voor nodig zijn, zoals in regio's met een sterke ict-sector, het percentage kinderen met autisme hoger ligt. Dit zou verklaard kunnen worden door een mogelijk genetisch verband tussen het talent voor systemizing in ouders en een hoger risico op autisme in hun kinderen, omdat de genen voor autisme in de ouders tot uiting kunnen zijn gekomen als een talent voor systemizing. Dit zou ook kunnen verklaren waarom genen voor autisme in de populatie blijven voortbestaan: sommige van deze genen lijken gerelateerd te zijn aan evolutionair gezien gunstige eigenschappen".

Rosa Hoekstra voegt hier aan toe: "Vervolgonderzoek is nodig om de bestaande autismediagnoses te valideren en om alternatieve verklaringen voor de verhoogde ASS prevalentie in Eindhoven te onderzoeken, bijvoorbeeld de mogelijkheid dat autisme beter wordt opgespoord in Eindhoven en vaker onopgemerkt blijft in de twee andere regio's. In een vervolgstudie hopen we de precieze oorzaken van de regionale verschillen in prevalentie van autisme grondig te onderzoeken. Zulke bevindingen kunnen uiteindelijk helpen bij het verder ontwikkelen van het juiste zorg- en onderwijsaanbod, om te zorgen dat goede zorg en passend onderwijs kan worden geboden aan alle kinderen met autisme."

Het onderzoeksteam bestond naast Baron-Cohen en Hoekstra uit Martine Roelfsema (een Nederlandse student Orthopedagogiek), Sally Wheelwright and dr Carrie Allison (experts op het gebied van screening voor autisme) en professor Carol Brayne en dr Fiona Matthews (deskundigen in volksgezondheidsonderzoek en biostatistiek).

-Einde-

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met:
Genevieve Maul, Office of Communications, University of Cambridge Tel: direct, +44 (0) 1223 765542, +44 (0) 1223 332300 Mob: +44 (0) 7774 017464
Email: Genevieve.maul@admin.cam.ac.uk