Rijksoverheid


Kenmerk CZ-U-3067668

Datum: 21 juni 2001

Reactie op Schriftelijk Overleg over de brief van 13 mei 2011 inzake geriatrische revalidatiezorg naar de Zorgverzekeringswet

Geachte voorzitter,
Op 13 mei jongstleden heb ik namens het kabinet een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over het voornemen om de geriatrische revalidatiezorg (GRZ) per 2013 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) over te hevelen (Kamerstukken 2010-2011, 30 597, nr. 184). De leden van de fracties geven allen te kennen dat zij met belangstelling kennis hebben genomen van dit kabinetsvoornemen. In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bleek bij enkele fracties desalniettemin behoefte te bestaan een aantal vragen en opmerkingen voor reactie aan mij voor te leggen. In deze brief ga ik per fractie op de vragen en opmerkingen in. Ik stuur u deze reactie voor 22 juni 2011 zodat u hier, voorafgaand aan het Algemeen Overleg over de Zvw dat voor 22 juni 2011 gepland staat, kennis van kunt nemen. De voorgenomen overheveling van de geriatrische revalidatiezorg is één van de agendapunten voor het AO van 22 juni 2011. Inbreng VVD-fractie De leden van de VVD-fractie hebben vragen gesteld over de verwachte doelmatigheidswinst van 50 miljoen. Zij willen weten hoe aan het bedrag van 50 miljoen is gekomen. Ook willen zij weten welke extra kosten er gemoeid zijn met de overstap naar een DBC-systeem en waar deze kosten neerslaan. De leden van de VVD-fractie vragen of het wenselijk is te komen tot regionale revalidatieketens wanneer het uiteindelijke doel vrije prijsvorming is. Bieden regionale revalidatieketens wel voldoende ruimte voor concurrentie tussen de zorginstellingen? Naar aanleiding van de brief van VNO-NCW en MKB Nederland van 24 mei jongstleden vragen de leden van de VVD-fractie mij of werkgeversorganisaties voor de lastenverzwaring als gevolg van de overheveling gecompenseerd worden, zoals VNO-NCW en MKB Nederland in hun brief voorstellen. Veder willen de leden van de VVD-fractie inzicht in de gevolgen van de overheveling van de geriatrische zorg voor de premiebetaler?



Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie mij hoe ik het risico inschat dat er gedurende de overgangsfase, waarin bestaande instellingen nog op basis van ZZP's worden afgerekend maar waarvoor voor nieuwe toetreders al bekostiging en financiering op basis van DBC-zorgproducten plaatsvindt, oneerlijke concurrentie ontstaat tussen aanbieders onderling. Reactie De doelmatigheidswinst die resulteert uit de overheveling van de revalidatiezorg waarnaar de leden van de fractie van de VVD vragen is afkomstig uit het heroverwegingsrapport langdurige zorg. De opbrengst is ook opgenomen in de doorrekening van het regeerakkoord door het CPB. Zoals ik in mijn brief van 13 mei 2011 (Kamerstukken 2010­2011, 30597, nr. 184) reeds uiteen heb gezet kan de GRZ na overheveling bijvoorbeeld meer ketengericht door zorgverzekeraars worden ingekocht en bestaat de mogelijkheid onder de Zvw om een deel van de GRZ ook extramuraal aan te gaan bieden. Daarnaast wordt bij zorgverzekeraars per 2015 de ex post compensatie afgeschaft. Op die manier ontstaat er een prikkel voor verzekeraars scherp in te komen zodat zorg goedkoper geleverd kan worden. Mede door initiatieven zoals deze acht ik de doelmatigheidswinst haalbaar. De kosten die gemoeid zijn met de overheveling, slaan bij verschillende partijen neer. Voor de overgang van ZZP's naar DBC's moeten onder andere aanpassingen gedaan worden in de ICT systemen van de instellingen en moet de administratieve organisatie en interne controle worden aangepast. Instellingen moeten de zorg in DBC-zorgproducten kunnen registreren en kunnen declareren en factureren. Maar ook verzekeraars moeten aanpassingen doorvoeren om te zorgen zij de declaraties kunnen ontvangen en controleren. Daarnaast ben ik van mening dat de overheveling niet enkel een technische exercitie moet zijn maar dat er ook een kwaliteits- en doelmatigheidsslag moet worden gemaakt. Samen met veldpartijen waaronder de NPCF, Verenso, ActiZ, RN en ZN wordt hier stevig op ingezet. Een voorbeeld is het proeftuinenproject waarover ik u ook in mijn brief van 13 mei 2011 (Kamerstukken 2010­2011, 30597, nr. 184) heb geïnformeerd. Dit vergt investeringen van partijen maar levert ook geld op. Om deze redenen kan ik niet precies aangeven waar kosten en opbrengsten terechtkomen. Om de overheveling in goede banen te leiden en partijen zo goed mogelijk te begeleiden bij de overheveling heeft mijn ambtsvoorganger een bureau in de hand genomen die de instellingen ondersteuning biedt. Reeds vanaf halverwege 2010 is een groep voorloperinstellingen ondersteund bij het opzetten van de DBCzorgproduct registratie en heeft de groep proeftuinen begeleiding gekregen bij het opzetten van hun proeftuin. Deze ondersteuning wordt doorgezet tot in ieder geval halverwege 2012 en uitgebreid naar alle instellingen die nu en in 2013 GRZ blijven leveren. De vorming van regionale revalidatieketens staat concurrentie tussen zorginstellingen niet in de weg. In de meeste regio's zal sprake zijn van meerdere aanbieders van zowel ziekenhuiszorg, revalidatiezorg als thuiszorg, zodat in principe meerdere ketens mogelijk zijn. Ook zullen naar verwachting in de meeste regio's aanbieders actief zijn die zich niet aan een keten verbinden. De verzekeraars en verzekerden houden daarmee voldoende keuzevrijheid in revalidatiezorg.

Kenmerk CZ-U-3067668



In reactie op de vragen van de leden van de VVD-fractie over de brief van VNONCW en MKB Nederland van 24 mei jongstleden kan ik melden dat de overheveling van de geriatrische revalidatiezorg van de AWBZ naar de Zvw hogere lasten voor de Zvw betekent. Omdat de Zvw een lastendekkende financiering kent gaan bij overheveling zowel de nominale premie als de inkomensafhankelijke bijdrage omhoog. Het kabinet heeft bij de Startnota (Kamerstukken 2010-2011 32500 nr 29) een lastenkader afgesproken. Dat betekent dat het kabinet de lasten niet met meer mag laten stijgen dan hetgeen daar is afgesproken. Stijgende ZVW-premies als gevolg van de overheveling zullen dan ook volledig gecompenseerd worden (dit geldt overigens zowel voor bedrijven als voor burgers). Het kabinet neemt hierover een besluit bij de augustusbesluitvorming. Tot slot mijn reactie op de vraag van de VVD fractie naar het risico op oneerlijke concurrentie als gevolg van de door mij voorgestelde overgangsregeling. De afrekening in ZZP's als overgangsregeling vindt alleen in 2013 plaats. Het risico van oneerlijke concurrentie acht ik klein omdat in dit overgangsjaar weinig nieuwe aanbieders zich op deze zorgmarkt zullen begeven, of ze nu onder de Zvw vallen of een AWBZ-instelling zijn. Ik verwacht dat aan de vraag naar geriatrische revalidatiezorg in 2013 volledig zal worden voldaan door aanbieders die na de overheveling hun revalidatiezorg continueren. Inbreng PvdA-fractie De PvdA-fractie vraagt op basis van welke criteria VWS onderscheid maakt tussen de kortdurende geriatrische revalidatiezorg die onder de Zvw gaat vallen, en langdurende geriatrische zorg welke AWBZ vergoed blijft. De leden van de PvdAfractie willen weten wat de maximale duur, in dagen, is van een geriatrisch revalidatiebehandeling in 2010? Daarnaast vragen de leden van de fractie van de PvdA wanneer in 2012 de beschrijvingen van de DBC-zorgproducten van de geriatrische zorg klaar zijn, hoeveel DBC zorproducten er precies komen voor de geriatrische revalidatiezorg en hoeveel meer dit er zijn dan de huidige ZZP beschrijvingen voor geriatrische zorg. Ook vraagt de PvdA mij hoelang de transitiefase zal duren waarin er maximum tarieven gelden en wanneer de NZa beoordeelt of tot vrije tarieven kan worden over gegaan. De leden van de PvdA vragen mij of de geriatrische revalidatiezorg gezien haar multidisciplinaire zorgvraag niet beter aansluit bij de AWBZ dan bij de Zvw omdat, zo stellen de leden van de PvdA fractie, de AWBZ meer raakvlakken met de zorgvraag van de patiënten heeft dan de Zvw. De leden van de PvdA vragen of het gespecialiseerde zorgaanbod dat de ik voorsta niet juist in tegenspraak is met de vraag naar een multidisciplinaire behandeling van patiënten met comorbiditeit. De leden van de fractie van de PvdA vragen welke prikkels ziekenhuizen na overheveling krijgen om oudere cliënten die revalidatiezorg nodig hebben snel extramuraal te behandelen. Zij vragen hoe ik het risico inschat dat ziekenhuizen na overheveling, tegen relatief hoge prijzen, intramuraal revalidatiezorg gaan aanbieden en zij vraagt mij welke maatregelen ik neem zodat dit niet zal gebeuren. De leden van de PvdA vragen net als de leden van de VVD ook naar de door het kabinet beoogde doelmatigheidswinst van 50 mln. De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af of de verwachten doelmatigheidswinst reëel is gezien de toenemende administratieve kosten die de overheveling volgens de leden van de fractie van de PvdA voor verzekeraars met zich meebrengt. De leden van de PvdA

Kenmerk CZ-U-3067668



vragen mij hoe de doelmatigheidswinst van 50 miljoen per 2015 wordt ingeboekt in de vaststelling van het budget voor de geriatrische revalidatiezorg. De PvdA vraagt mij hoe het beschikbare macro kader dat wordt overgeheveld in 2013 wordt vastgesteld. De PvdA vraagt zich af of het feit dat er straks meer DBCzorgproducten zijn dan er nu ZZP's zijn voor de GRZ zorg betekent dat er straks een reëel gevaar is op overschrijdingen. Zeker gezien het feit dat er volgens de fractie van de PvdA straks geen financiële rem meer is op de consumptie van geriatrische revalidatiezorg. De leden van de PvdA vragen mij naar de stand van zaken van mijn gesprekken met verzekeraars over de beheerste volumegroei. Zijn deze afspraken al gemaakt? Wat gebeurt er als de verzekeraars zich niet aan de volumeafspraken houden? De fractie van de PvdA vraagt mij hoe ik aankijk tegen de macrobudgettaire risico van de overheveling. De PvdA wil graag weten hoe het zit met de latente vraag naar revalidatiezorg? De leden van de PvdA fractie vragen de minister de overheveling per 2013 te monitoren en halverwege het jaar een rapportage over de prijzen en het volume naar de Kamer te sturen zodat het kabinet en de Kamer kunnen beoordelen of er inderdaad geen trend tot overschrijding is. De leden van de PvdA-fractie vragen mij hoe ik in de geriatrische revalidatiezorg omga met de vraagstukken kwaliteit versus bereikbaarheid en kwaliteit versus betaalbaarheid. De PvdA geeft als voorbeeld de richtlijn van Verenso (2010) waarin zij een norm publiceerd ten aanzien van het minimaal aantal plaatsen dat een afdeling voor revalidatiezorg moet bieden voor het waarborgen van kwaliteit. De PvdA vraag of hier geen sprake is van een paradox. Kan de zorg wel aan de kwaliteitseisen voldoen en tegelijk dicht bij huis worden geleverd? Daarnaast geeft de NZa aan dat kwaliteitsverbeteringen er toe kunnen leiden dat het tarief na overheveling niet meer kostendekkend zal zijn. De leden van de PvdA fractie willen weten hoe ik hiermee omga. De leden van de PvdA begrijpen dat het kabinet afspraken met de zorgaanbieders wil maken over de inhoud en kwaliteit van het revalidatiezorg aanbod, bijvoorbeeld in de vorm van het hanteren van kwaliteitsindicatoren en vragen welke doelstellingen ik op dit gebied heb. Moet, om de kwaliteitsindicatoren effectief te laten zijn, niet al per 2012 kwaliteitsinformatie bij de bestaande aanbieders worden verzameld zodat deze informatie per 2013 kan worden gepubliceerd en door verzekeraars en patiënten kan worden gebruikt? De leden van de PvdA fractie willen weten wanneer de Kamer hierover geïnformeerd wordt. Tot slot heeft de PvdA nog een aantal vragen over de triage door de specialisten ouderengeneeskunde. Men wil weten wat precies het doel is van het instrument en wanneer het instrument klaar is. Reactie Het onderscheid tussen de kortdurende geriatrische revalidatiezorg die onder de Zvw gaat vallen en de langdurende geriatrische zorg welke AWBZ vergoed blijft, waarnaar de leden van de PvdA-fractie vragen is met name gelegen in de duur en de aard van de zorg. De over te hevelen revalidatiezorg is thans onder de AWBZ geïndiceerd met ZZP9. Het belangrijkste onderscheid met de langdurige geriatrische zorg is dat revalidatie een beperkte duur heeft en in de kern een `behandeling' is. ZZP9 kent een indicatietermijn van maximaal 3 maanden, eventueel te verlengen met nog eens maximaal 3 maanden. In de praktijk komen revalidatiecliënten nauwelijks aan deze maximale termijnen toe. De gemiddelde behandelduur voor ZZP9 is namelijk aanmerkelijk korter, te weten 42 ligdagen in 2010. De aard van het begeleidingsdoel bij kortdurende revalidatie is ontwikkelingsgericht

Kenmerk CZ-U-3067668



terwijl langdurige geriatrische zorg, ook wel herstelzorg genoemd, veelal gericht is op stabilisatie of begeleiding bij achteruitgang. In reactie op de vragen van de PvdA over de DBC-zorgproducten kan ik de leden van de fractie van de PvdA het volgende melden. Op dit moment zijn er nog geen DBC-zorgproducten. Deze worden heden door DBC-Onderhoud en veldpartijen ontwikkeld. Hiertoe is in 2010 reeds een groep voorloperinstellingen gestart met registreren van zorgactiviteiten. Een voorbeelden van een zorgactiviteiten is een polikliniekbezoek of een huisbezoek. Op basis van de informatie die de voorloperinstelling aanleveren bepaalt DBC-Onderhoud hoe de zorgprofielen van de DBC-zorgproducten eruit komen te zien. Hoeveel DBC-zorgproducten er voor de geriatrische revalidatie precies komen is dus nog niet duidelijk. Wel is duidelijk dat dit er in ieder geval meer worden dan nu het geval is. Nu is er voor alle geriatrische revalidatiezorg één ZZP, te weten ZZP9. Bij de DBC-zorgproducten wordt er in ieder geval onderscheid gemaakt naar 5 diagnosegroepen: CVA, electieve orthopedie (geplande knie- /heup- en schouderoperaties) , trauma, amputaties en overige zorg (waaronder longziekten, hartziekten, neurologie, plastische chirurgie, orthopedie, etc.). Dit najaar krijgt DBC-Onderhoud, op basis van de gegevens die de voorloperinstellingen in september aanleveren, zicht op hoe de DBC-zorgproducten er in concept uit komen te zien. De definitieve vaststelling van de producten vindt plaats in de zomer van 2012, als er ook kostprijzen en tarieven zijn. Over de transitiefase heb ik u in mijn brief van 13 mei 2011 (Kamerstukken 2010­ 2011, 30597, nr. 184) geïnformeerd. Deze duurt tot 2015. In 2015 worden de verzekeraars volledig risicodragend voor de geriatrische revalidatiezorg. Dat wil zeggen dat de ex post compensaties per 2015 zijn afgeschaft. De instellingen die nu al GRZ leveren en die dat in 2013 blijven doen, worden in 2013, het jaar van overheveling, nog op basis van ZZP's nagecalculeerd. De NZa verwacht dat de zorg in 2014 volledig op basis van DBC-zorgproducten bekostigd kan worden. De NZa beoordeelt aan de hand van een impactanalyse in 2013 of de overstap op DBC-zorgproducten verantwoord is. In de transitiefase gelden maximumtarieven. Wanneer van maximumtarieven op vrije tarieven overgegaan kan worden hangt onder meer af van de kwaliteit en stabiliteit van de DBC-zorgproducten die op dat moment gelden. Maar ook andere factoren spelen een rol, zoals de mate van risicodragendheid bij verzekeraars. Bij het besluit of de tarieven voor deze zorg op enig moment vrijgelaten kunnen worden is het uitgangpunt dat de continuïteit, toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg niet in het geding mag komen. Bovendien vind ik het belangrijk om de bekostiging bij de medisch specialistische revalidatie in revalidatiecentra en ziekenhuizen in het oog te houden. Indien daar sprake is van vrije prijzen kan dat aanleiding zijn om voor de geriatrische revalidatie ook vrije prijzen te overwegen. Als over de gehele zorgketen vrije prijzen gelden, kunnen verzekeraars namelijk gemakkelijker efficiënte ketenafspraken maken. Ik stel mij voor dat ik de NZa zal vragen halverwege 2013, afhankelijk van hierboven beschreven ontwikkelingen, te bezien of vrije prijsvorming per 2014 of 2015 mogelijk is. De zorgvraag van geriatrische revalidatiecliënten is primair revalidatie, waarbij de behandelaars rekening houden met hun specifieke geriatrische nevenproblematiek. De revalidatiebehandeling van deze oudere en kwetsbare cliëntengroep vindt thans in de AWBZ plaats onder verantwoordelijkheid van een specialist ouderengeneeskunde, en dat zal na de overheveling zo blijven. De inbreng van deze arts garandeert de specifieke geriatrische kennis en kunde bij

Kenmerk CZ-U-3067668



een revalidatiebehandeling, die gegeven de definitie van GRZ, altijd multidisciplinair van aard moet zijn. Door de overheveling zal straks een betere afstemming met het ziekenhuis plaatsvinden, waardoor meer geïntegreerd op de zorgvraag kan worden ingespeeld. Wat betreft de door mij verwachte specialisatie, doel ik op het zich specialiseren van de instelling op revalidatiezorg, bijvoorbeeld in de vorm van het opzetten van aparte units met een minimum aantal behandelplaatsen. Dat is bevorderlijk voor de kwaliteit, zoals ook Verenso, de vereniging van specialisten ouderengeneeskunde, in haar behandelkaders aangeeft. Er zijn nu nog te veel instellingen die op locaties een paar ZZP9-clienten per jaar de revalidatie `erbij doen'. Ook kan specialisatie optreden als een instelling zich richt op een specifieke diagnosegroep, zoals CVA of electieve orthopedie. Ik zie in beide vormen van specialisatie geen tegenspraak met de eis van multidisciplinaire behandeling, maar juist een versterking van de kwaliteit. Ik wil met de aanbieders tot afspraken komen over kwaliteitsindicatoren die bij voorkeur iets zeggen over de inhoud en organisatie van het zorgproces in relatie tot het uiteindelijke resultaat van de revalidatiebehandeling. De 17 regionale proeftuinen die op initiatief van de aanbieders begin 2011 door het veld en met steun van mijn ministerie zijn ingesteld, en die zich richten op wenselijke verbeteringen in het zorgaanbod, zullen hierbij behulpzaam zijn. Deze proeftuinen worden in 2011 niet alleen op de inrichting van het zorgproces, maar ook op de outcome van de revalidatiebehandeling gemonitord. Een product van deze monitor zal een sectorbrede leidraad zijn voor kwalitatief goede revalidatiezorg. Mede op basis van de resultaten van deze proeftuinen en deze leidraad wil ik met de aanbieders afspraken maken over totstandkoming van voor deze zorg praktische en betekenisvolle indicatoren. Ik zal u in de eerste helft van 2012 de rapportage van de proeftuinen inclusief mijn conclusies toezenden. Het risico dat de leden van de PvdA schetsen dat ziekenhuizen tegen relatief hoge prijzen intramurale revalidatiezorg gaan aanbieden als de GRZ wordt overgeheveld naar de Zvw acht ik niet aanwezig. In de eerste jaren na overheveling gaan voor de GRZ maximumtarieven gelden. Deze tarieven gelden niet alleen voor de huidige aanbieders maar ook voor potentiële nieuwe aanbieders (waaronder ziekenhuizen). Vanaf 2015, als er indien mogelijk op vrije tarieven wordt overgegaan, zijn verzekeraars volledig risicodragend voor de GRZ. Indien ziekenhuizen dan GRZ zorg willen aanbieden zullen zij hiervoor net als de huidige aanbieders marktconforme prijzen moeten hanteren om interessant te zijn voor verzekeraars om bij in te kopen. Het bedrag dat in 2013 voor de GRZ in het BKZ onder Zvw beschikbaar wordt gesteld wordt bepaald op basis van het bedrag dat voor de zorg beschikbaar was onder de AWBZ. De overheveling in 2013 vindt daarmee macroneutraal plaats. De uitname van de GRZ vindt plaats op basis van de NZa-zorgrealisatiecijfers over 2011. Om voor 2013 tot tarieven voor de nog op te stellen DBC-zorgproducten voor de GRZ te komen wordt een rondrekening uitgevoerd met de in het BKZ voor de GRZ beschikbare middelen. Hiertoe zal VWS aan de NZa een aanwijzing geven. In grote lijnen komt deze rondrekening erop neer dat de tarieven van de DBCzorgproducten voor de GRZ vermenigvuldigd met het verwachte volume (op basis van historische gegevens en groei-index) gelijk moeten worden gesteld aan de beschikbare middelen. Hoe deze rondrekening technisch plaatsvindt zal de NZa verder uitwerken.

Kenmerk CZ-U-3067668



De inschatting van de NZa dat er geen grote macrobudgettaire risico's kleven aan de overheveling deel ik. Zoals ik in mijn brief van 13 mei 2011 (Kamerstukken 2010­2011, 30597, nr. 184) en bovenstaande reactie al uiteen heb gezet gelden tijdens de transitiefase maximumtarieven en ben ik voornemens om met verzekeraars afspraken te maken over het volume aan geriatrische revalidatiezorg. Vanuit Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is aangegeven dat er een bereidheid is hierover te spreken. Van afspraken die ik kan overleggen is op dit moment echter nog geen sprake. Dit najaar wil ik hier samen met ZN verder over spreken. Op wat er gebeurt als verzekeraars zich niet aan de afspraken houden wil ik niet vooruit lopen. Mijn uitgangspunt is dat als er afspraken zijn en partijen zich hieraan committeren zij zich hieraan ook houden. Op macroniveau wil ik als ultimum remedium het macrobeheersinstrument achter de hand houden om eventuele overschrijdingen van de voor de GRZ beschikbare middelen in het BKZ, achteraf te kunnen redresseren. Wat betreft het verzoek van de leden van de fractie van de PvdA om de prijs en het volume van de overgehevelde zorg halfjaarlijks te monitoren stel ik voor aan te sluiten bij de reguliere begroting en verantwoordingscyclus. In het kader van de reguliere begroting en verantwoordingscyclus actualiseert VWS de zorguitgaven. De geriatrische revalidatiezorg zal hierbij worden meegenomen. Indien uit deze cijfers afwijkingen blijken ten opzichte van de begroting wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Betreffende de kwaliteit, bereikbaarheid en betaalbaarheid van de geriatrische revalidatiezorg kan ik melden dat ik verwacht dat er na de overheveling in de regio genoeg instellingen overblijven die voldoen aan de norm van Verenso zodat cliënten dicht bij huis kunnen revalideren. Dat zal niet altijd het dichtstbijzijnde verpleeghuis zijn maar wel relatief dichtbij. Ik schat in dat een cliënt de voorkeur geeft aan de betere kwaliteit, met als uitkomst dat hij of zij snel en in betere conditie naar huis kan, boven onmiddellijke nabijheid van deze kortdurende zorg. Let wel, het gaat hier om kortdurende zorg van gemiddeld 42 ligdagen. Mocht sprake zijn van niet-kostendekkende tarieven dan zal, zoals overal elders in de zorg gebeurt, naar deze tarieven moeten worden gekeken. Ik verwacht overigens niet dat kwaliteitsverbeteringen in deze zorg tot hogere kosten zullen leiden. Integendeel, bij geriatrische revalidatiezorg is nog veel winst te halen in een meer efficiënte organisatie van de zorg, zoals betere aansluiting in de keten en een meer gevarieerd zorgaanbod. Betere kwaliteit en meer doelmatigheid gaan hier hand in hand. Het triage-instrument waar de leden van de PvdA-fractie naar vragen, is naar verwachting in de zomer van 2012 gereed. Specialisten ouderengeneeskunde hebben geen persoonlijk financieel belang bij intramurale revalidatie omdat ze niet per DBC-zorgproduct worden bekostigd. Ze zijn namelijk allen in loondienst. Een ongewenste verschuiving is bijvoorbeeld dat cliënten die voor GRZ in aanmerking komen, ten onrechte geïndiceerd worden voor medisch-specialistische revalidatie of voor AWBZ-herstelzorg. Met een uniform triage-instrument kunnen dergelijke verschuivingen in indicaties worden voorkomen. Wat betreft de administratieve kosten voor verzekeraars, waar de PvdA naar vraagt, hiervoor geldt het volgende. Binnen de AWBZ, waar de GRZ nu nog onder valt, wordt momenteel ingekocht door de zorgkantoren. Dit gebeurt door de daartoe gemandateerde zorgverzekeraar per zorgkantoorregio. De komende jaren zal dit echter veranderen omdat de zorgverzekeraars de AWBZ voor eigen verzekerden gaan uitvoeren. (Zie hiervoor ook de programmabrief van de

Kenmerk CZ-U-3067668