SGP


Korting Patiëntenorganisaties moet anders kunnen

De inhoudelijke visie van het kabinet sluit goed aan bij de visie van de SGP op patiënten- en cliëntenorganisaties. Met één cruciaal maar! De SGP vindt het onwaarschijnlijk dat die mooie beleidsdoelstellingen worden gerealiseerd in combinatie met een enorme bezuinigingsdoelstelling.

Laat ik positief beginnen. De inhoudelijke visie van het kabinet sluit goed aan bij de visie van de SGP op patiënten- en cliëntenorganisaties, want net als de regering vindt de SGP het belangrijk dat patiënten en cliënten goed worden vertegenwoordigd, zeker met het oog op de grote macht van verzekeraars en zorgaanbieders. Net als de regering vindt de SGP een krachtige en gebundelde belangenbehartiging wenselijk.

Dan komt er echter wel een cruciaal "maar" in mijn tekst. Wij vinden het onwaarschijnlijk dat die mooie beleidsdoelstellingen worden gerealiseerd in combinatie met een enorme bezuinigingsdoelstelling van meer dan 40%. Wij hebben zelf in ons verkiezingsprogramma, ik geloof zelfs als enige partij, gezegd dat wij extra geld beschikbaar zouden moeten stellen voor de toerusting van patiënten- en cliëntenorganisaties. Die intensivering staat natuurlijk wel in contrast met de 18 mln. die de regering wil bezuinigen. Mijn klemmende inhoudelijke vraag is dan ook: denkt de minister en denkt de staatssecretaris dat het mogelijk is om de positie van de patiënt te versterken als er tegelijkertijd zo fors gekort wordt op de basissubsidie? En waarom de systematiek van vouchers, die een enorme administratieve lastendruk met zich meebrengt in verhouding tot de middelen die daarvoor beschikbaar zijn?

Procedureel zit ik er ook wel een beetje mee in mijn maag dat wij nu eigenlijk nauwelijks tijd hebben voor een uitvoerig inhoudelijk debat. Het is nog maar een paar weken geleden dat de brief gekomen is, terwijl het best om ingrijpende beleidsveranderingen gaat. In die zin voel ik ook mee met datgene wat mevrouw Leijten naar voren heeft gebracht. Moeten wij niet even meer tijd hebben om hierover inhoudelijk met elkaar te spreken, ook over alternatieven? In die zin verschil ik wel iets met mevrouw Leijten dat voor mij wel bespreekbaar zou zijn of je voor 2012 zou kunnen kijken of je met de kaasschaaf wel een bezuiniging zou kunnen bewerkstelligen, waarbij dus een beperkt bedrag gewoon kan worden ingeboekt, terwijl je voor de grote bedragen die pas op lange termijn binnenkomen vervolgens wel rustig de tijd hebt om inhoudelijk te kijken naar het verhaal zoals het er nu ligt en ook alternatieven te bespreken.

Over alternatieven gesproken, een punt waarvoor mijn fractie sterk voelt is een model waarin de maatschappelijke verankering van een organisatie nadrukkelijker wordt meegewogen. Waarom niet meer een positieve prikkels inbouwen in het subsidiekader voor organisaties die ook los van overheidssubsidie inkomsten weten te genereren met cofinanciering? Heeft de minister ook overwogen het aantal aangesloten leden of vrijwilligers waaruit die maatschappelijke verankering blijkt mee te wegen bij het bepalen van de hoogte van de subsidie? Zit daar niet ook meer ruimte in?
Het tweede punt is artikel 3.4.2. van het beoordelingskader, waarbij wij de bezorgdheid hebben als er wordt gezegd dat er maar één organisatie per doelgroep mag bestaan of dat niet ook een verschraling kan betekenen, als juist wel organisaties vanuit een bepaalde identiteit of regionale binding opereren. Is dat nu niet wat te strak uitgesloten?

Een laatste punt vormen de ouderenorganisaties. Zij hebben in het verleden wel een coördinerende rol gekregen, ook voor participatie in brede zin. Moeten organisaties als de CSO, die zich naast zorg en welzijn ook inzet op gebieden als mobiliteit, wonen, koopkracht, inkomen en pensioenen, dan weer voor elk onderdeel aankloppen bij andere ministeries? Wij begrijpen de filosofie, maar pakt dit niet negatief uit voor de CSO?

Tweede termijn
Voorzitter. Ik heb twee moties. Ik heb de motie-Leijten c.s. op stuk nr. 146 meeondertekend vanuit de gedachte dat het goed zou zijn om een meer volwaardig debat over het totale beleidskader te voeren. Ik constateer dat dit nu niet het geval is geweest. Wat mij betreft staat dit los van de vraag of de regering gerechtigd is om via besluiten de beoogde bezuiniging van 4 mln. voor 2012 in te boeken en te realiseren. Dat is een aparte discussie.
Volgens mij moeten wij in ieder geval een meer volwaardig debat voeren over het meerjarig beleidskader. Nu blijkt dat wij het hier op deze manier hebben moeten doen, wil ik twee inhoudelijke punten in twee moties aan de orde stellen.

Motie 1

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat maatschappelijke verankering van pg-organisaties belangrijk is, wat onder meer kan blijken uit het aantal leden en het aantal vrijwilligers;

verzoekt de regering, de Kamer in het najaar te informeren over de mogelijkheden om in het subsidiebeleid voor pg-organisaties, binnen de gegeven financiële kaders, een positieve prikkel in te richten voor organisaties die ook los van overheidssubsidie inkomsten weten te genereren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Staaij en Wiegman-van Meppelen Scheppink.

Motie 2

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in artikel 3.4.2 van het Beleidskader voor subsidiëring van patiënten- en gehandicaptenorganisaties geregeld wordt dat met ingang van 2014 per specifieke aandoening of beperking slechts één organisatie subsidie kan worden toegekend;

van mening dat het van grote toegevoegde waarde kan zijn als belangen vanuit meerdere perspectieven worden behartigd;

verzoekt de regering, de mogelijkheid in stand te houden om ook na 2014 per aandoening of beperking meerdere organisaties subsidie te verstrekken als zij hun maatschappelijke verankering kunnen aantonen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Staaij en Wiegman-van Meppelen Scheppink