Groen!
Elke Antwerpenaar verdient vooruitgang
door Freya Piryns (Federaal parlement: Senaat), Meyrem Almaci (federaal
parlementslid) op 4 juli 2011 in "Sociaal beleid"
Met âVoor wat hoort watâ levert Patrick Janssens de sterkste one-liner
voor activering tot nog toe. Een slogan die de verdediging vormt van
zijn sociale beleid, maar ook een voorsmaakje van wat komt. Met het
boek start hij een belangrijk debat over de toekomst van de sociale
zekerheid en van sociaal beleid in een steeds diversere stad. Dat debat
is nodig.
Als groenen maken ook wij ons zorgen over het dalende draagvlak voor
sociaal beleid. En jawel, ook wij vinden dat uitkeringen en sociale
voorzieningen niet vrijblijvend mogen zijn en dat mensen de
verantwoordelijkheid hebben om kansen te grijpen. Ook wij willen een
sociaal beleid dat bijdraagt aan integratie in de stad. Hoe maken we
van stad en OCMW - meer dan vandaag - emancipatiemachines, waar oude en
nieuwe stadsbewoners hun leven kunnen uitbouwen en vooruitkomen?
Voor wie hoort wat?
Toch bekruipt ons na lezing een gevoel van eenzijdigheid. In het
pleidooi van Janssens dreigen kostbare evenwichten verloren te gaan.
Niet toevallig vinden zowel Bea Cantillon als Frank Vandenbroucke `voor
wat hoort wat' een te beperkte visie op ons sociaal model. Deze
invulling van wederkerigheid gaat te kort door de bocht. Voor ons moet
een sociaal beleid van de stad zowel eerlijk als effectief zijn.
De vraag `Voor wie hoort wat' is essentieel. Het nieuwe sociaal
contract van Janssens moet er vooral komen met de `lastige' klanten: de
mensen met lage inkomens, leefloners of nieuwkomers. Bea Cantillon
slaat echter de nagel op de kop, als ze stelt dat `wederkerigheid een
houding zou moeten zijn die niet alleen van de zwakken in de
samenleving wordt geëist maar ook van de sterken. Wederkerigheid mag
niet uitsluitend van de leefloontrekkers verwacht worden, maar geldt
voor álle gebruikers van voorzieningen van de welvaartstaat, ook en
vooral voor de sterkeren.' De stralende 'A' mag geen wrange bijsmaak
krijgen van A- en B-burgers.
De dunne lijn naar uitsluiting
Het voorgestelde `nieuw sociaal contract' wil meer wederkerigheid van
wie beroep doet op de welvaartsstaat. Maar meer verantwoordelijkheid
mag niet leiden tot minder rechtvaardigheid. Het Antwerpse OCMW is niet
alleen meer een laatste vangnet, maar voor vele nieuwkomers ook een
eerste opstap. Het doorgedreven activeringsbeleid kent succes.
Maar `Voor wat hoort wat' kan ook doorslaan. Hetzelfde OCMW gaat nu
reeds verder in de wederkerigheid dan het boek bepleit. Het eist niet
alleen wederkerigheid vanaf het moment dat iemand beroep doet op
sociale voorzieningen, maar stelt het steeds vaker als voorafgaande
voorwaarde, iets wat in het verleden moest zijn gerealiseerd. Het OCMW
weigert bijna systematisch steun aan behoeftige EU-onderdanen, bij
gebrek aan wederkerigheid in het verleden. Omdat mensen hun verleden
zelden kunnen veranderen, blijven ze nu behoeftig.
Het Antwerpse OCMW schafte ook zijn huur- en verwarmingstoelagen af
voor nieuwkomers, zolang ze in het vreemdelingenregister staan. De
verhoogde aanvullende bijstand is er enkel voor mensen in het
bevolkingsregister die ooit gewerkt hebben. Wederkerigheid versus
menselijk waardigheid: het blijkt heel moeilijk balanceren op de smalle
koord tussen `voor wat hoort wat' en uitsluiting zonder laatste
vangnet. Hoe ver kan je gaan in de bijstand door mensen die regulier
verblijven geen of een veel beperktere toegang tot sociale
voorzieningen te geven, zonder te discrimineren op basis van herkomst
en zonder een onderklasse te creëren in de stad? Wat gebeurt er met die
groep mensen? Dat is dé lacune in dit nieuwe boek.
De kritiek op de welzijnssector verdient een uitgebreider debat.
Natuurlijk mag een stad resultaten vragen van sociale organisaties.
Maar waar blijven de resultaatsverbintenissen van het stadsbestuur als
het gaat om armoedebestrijding of voldoende sociale woningen? Het OCMW
krijgt amper investeringsruimte, behalve voor ouderenvoorzieningen. Hoe
rijmen we het te strakke budgettaire carcan van het OCMW met het
principe van wederkerigheid in een stad waar de demografische en
sociale uitdagingen sneller groeien dan het sociaal beleid? Het aandeel
sociale woningen daalt, terwijl de bevolking en dus de prijzen sterk
stijgen. Kinderopvang en scholen kennen een stijgend gebrek aan
plaatsen. De wachtlijsten voor lessen Nederlands blijven onaanvaardbaar
hoog. En iedereen weet hoe zwaar de stad kampt met tekort aan
capaciteit in de bijzondere jeugdzorg, in de verslavingszorg, in de
geestelijke gezondheidszorg, in begeleid zelfstandig wonen, ... De
Vlaamse overheid en de stad zullen hun sociale investeringsagenda
drastisch moeten opdrijven om de groei van de stad en van haar sociale
noden te kunnen volgen en aan te pakken.
Met wie beslissen we wat?
Blijft een laatste vraag: met wie beslissen we wat? Een nieuw sociaal
contract is nodig, niet alleen omdat populistische kritieken het
draagvlak van de welvaartsstaat onder druk zetten, maar vooral omdat
met de globalisering het aantal stadsbewoners met een
migratiegeschiedenis stijgt en zij al te vaak in armoede belanden.
`Voor wat hoort wat' zou al minder eenzijdig klinken wanneer het een
verhaal in dialoog zou worden, en ook de `andere' kant sterker aan bod
zou komen. Wat brengen zij bij aan de stad?
Antwerpen loopt als sociaal laboratorium vooruit op de welvaartsstaat.
Willen we sociale explosies vermijden, moeten we verder gaan dan het
gevoerde beleid. Die issues aanpakken die ons nog pijn doen. Hoe en
waarom vallen nog te veel mensen uit waar het beleid niet succesvol
blijkt: de te grote groep schoolverlaters zonder diploma, de sociaal
tewerkgestelden die erna niet aan een job geraken, de groeiende groep
met psychische of verslavingsproblemen. Of de alleenstaande Turkse
vrouw met vier kinderen wiens succesverhaal betekent dat zij
terechtkomt in een hamburgerjob met onregelmatige uren en weekendwerk.
Dan kan het enige antwoord van de stad toch niet nog flexibilere
kinderopvang zijn? Stopt onze verantwoordelijkheid daar? Hoe gaat het
verhaal van die kinderen verder? Antwoorden op deze vragen vereisen
dialoog en een stadverbindend debat, zoals Vandenbroucke zo treffend
verwoordde. Ook dat hoort bij een discours van rechten, plichten en
verantwoordelijkheden. Dat debat moeten we dan wel met alle inwoners
voeren.Want élke Antwerpenaar verdient het perspectief op vooruitgang,
op de stralende `A'.
Contact: Meyrem Almaci -