Gerechtshof Den Haag
Nederlandse Staat aansprakelijk voor dood drie Moslimmannen na val
Srebrenica
Den Haag , 5-7-2011
Het gerechtshof in Den Haag heeft op 5 juli 2011 in hoger beroep
uitspraak gedaan over de vraag of de Staat aansprakelijk is voor de
dood van drie moslimmannen uit Srebrenica in 1995. De mannen hadden hun
toevlucht gezocht tot de compound van Dutchbat, maar zijn later door de
Bosnische-Serviërs onder generaal Mladic vermoord. Het hof oordeelt dat
de Staat aansprakelijk is voor de dood van deze mannen, omdat Dutchbat
hen niet aan de Serviërs had mogen overleveren.
Achtergrond
In juli 1995 had het Nederlandse bataljon Dutchbat onder bevel van de
Verenigde Naties (VN) tot taak de moslim-enclave Srebrenica in
Bosnië-Herzegovina te beschermen. De enclave was omsingeld door het
Bosnisch-Servische leger onder leiding van generaal Mladic. Op 11 juli
1995 nam het Bosnisch-Servische leger Srebrenica in. Dutchbat trok zich
terug op de nabij gelegen compound en vanuit Srebrenica kwam een stroom
van duizenden vluchtelingen op gang. Van deze vluchtelingen werden er
ruim 5000 door Dutchbat toegelaten op de compound, waaronder 239
weerbare (dat wil zeggen tussen de 16 en 60 jaar oude) mannen. Een veel
groter aantal vluchtelingen (vermoedelijk rond de 27.000) verbleef
buiten de compound in de open lucht. De vluchtelingen op en rond de
compound zijn op 12 en 13 juli 1995 met bussen door de
Bosnische-Serviërs weggevoerd. Het overgrote deel van de weerbare
mannen die door de Bosnische Serviërs zijn weggevoerd is door hen
vermoord. In totaal zijn door de acties van de Bosnische Serviërs
vermoedelijk meer dan 7.000 mannen om het leven gekomen, een groot deel
door massa-executies.
De onderhavige zaken
Tot de vluchtelingen die hun toevlucht tot de compound hadden gezocht,
behoorden de familie (vader, moeder en jongere broer) van de tolk van
Dutchbat en de elektricien van Dutchbat (vrouw en kinderen). De broer
van de tolk en de elektricien zijn op het eind van de dag van 13 juli
1995 door Dutchbat van de compound gestuurd. De vader van de tolk is
met hen meegegaan. Zij zijn vervolgens door de Bosnische-Serviërs
vermoord. Hun nabestaanden eisen in deze procedure bij het Haagse hof
schadevergoeding van de Staat. De rechtbank had hun vorderingen in
eerste aanleg afgewezen.
Het hof moest eerst beslissen over het verweer van de Staat dat de
militairen van Dutchbat handelden onder de vlag van de VN en dat de
Staat dus niet voor het optreden van Dutchbat aansprakelijk is. Het hof
heeft dit verweer verworpen. Het hof oordeelde dat Dutchbat weliswaar
onder bevel van de VN stond, maar dat er na de val van Srebrenica een
bijzondere situatie was ontstaan waarin de Nederlandse regering zich
ook met Dutchbat en de evacuatie van de vluchtelingen bemoeide. Gelet
op deze betrokkenheid acht het hof de Staat verantwoordelijk voor het
optreden van Dutchbat ten opzichte van voornoemde moslimmannen.
Het hof is van oordeel dat Dutchbat de elektricien en de broer van de
tolk niet van de compound had mogen afsturen en had moeten voorzien dat
de vader van de tolk zijn zoon zou volgen. Dutchbat was inmiddels
getuige geweest van meerdere incidenten waarbij de Bosnische-Serviërs
buiten de compound mannelijke vluchtelingen hadden mishandeld of
gedood. Dutchbat wist dus aan het eind van de middag van 13 juli 1995
dat de mannen een groot risico liepen, als zij de compound zouden
verlaten.
Het hof heeft in zijn arrest uitdrukkelijk overwogen dat het oordeel in
deze zaak uitsluitend betrekking heeft op de specifieke situatie van
deze individuele gevallen. Er wordt geen uitspraak gedaan over de
situatie van de overige vluchtelingen. De positie van die overige
vluchtelingen, die op bepaalde onderdelen van de onderhavige zaak
verschilt, is in deze procedure niet aan de orde.
Nader onderzoek
Een bijzonder aspect van deze twee zaken is het volgende. De
nabestaanden waren het er niet mee eens dat mr. B. Punt, die als
rechter in de rechtbank getuigen had gehoord en een comparitie van
partijen had voorgezeten, niet aan het eindvonnis van de rechtbank
heeft meegewerkt. De nabestaanden hebben het vermoeden uitgesproken dat
mr. Punt `van de zaak is gehaald', omdat hij zich tijdens die
comparitie ongunstig jegens de Staat had uitgelaten en zij willen
hierover getuigen horen. Het hof heeft besloten dat om deze kwestie op
te helderen getuigen zullen worden gehoord.
Omdat nog getuigen zullen worden gehoord, heeft het hof vandaag nog
geen einduitspraak gedaan. Het oordeel over de aansprakelijkheid van de
Staat voor de dood van de betreffende moslimmannen is echter al wel
definitief, met dien verstande dat daarvan nog cassatie bij de Hoge
Raad open staat.
LJN uitspraken: BR0132 en BR0133
Uitspraken:BR0132
Zie het origineel