Rijksoverheid
Toespraak minister Donner tijdens de conferentie 'Ruimte voor burgers'
Toespraak | 27-06-2011
Dames en heren,
Ruimte voor burgers: het klinkt nieuw, maar het is al zo oud als de
wereld. Onze voorouders bouwden zelf hun terpen en dijken en dat deed
niet Rijkswaterstaat. Of neem nou Alkmaar, in 1573. U kent dat allemaal
van de vaderlandse geschiedenis: in Alkmaar begint de victorie. Dat was
een mooi voorbeeld van burgerparticipatie. In 1573 wilden de
Spanjaarden Alkmaar in, maar de burgers wilden hun eigen leefomgeving
bepalen. Derhalve togen ze gezamenlijk naar de wallen, gooiden met
vereende krachten, pek, teer en brandende takkenbossen op de
Spanjaarden en verjoegen ze. Een fraai staaltje van
bewonersparticipatie. Even tevoren was het in Haarlem misgegaan, maar
daar kom ik straks op terug, want dat is essentieel: hoe ga je om met
dingen die misgaan?
Hedendaagse voorbeelden van bewonersparticipatie zijn wat vreedzamer.
Ik was onlangs in Peel en Maas en daar had men gemeenschappelijk een
geweldig gemeenschapscentrum gebouwd in het dorp met de burgers. De
gemeente had op zichzelf wel middelen beschikbaar gesteld, maar
uitsluitend als investering. En die waren uitsluitend beschikbaar als
de burgers ook zelf de exploitatie runden, het eigendom droegen en ook
verder de verantwoordelijkheden geregeld hadden. En: het staat er. `Het
dorp is van de mensen zelf', was het commentaar. `De mensen zijn
mede-producent, geen klanten'. Zelfsturing en eigen
verantwoordelijkheid.
Ik ben zelf gaan kijken. Het is een prachtig buurthuis dat er staat. En
als het er eenmaal staat, lijkt het allemaal heel vanzelfsprekend. Maar
tussen droom en daad staan wetten en gemeenten. De praktijk is
doorgaans dat het eigendom van dit soort faciliteiten vaak bij de
gemeenten ligt en de exploitatie in handen van de professionals is
gelegd en dan zijn er eindeloos regels die daarvoor gelden. Dat wordt
allemaal vermeden als je het de bewoners zelf laat oppakken. En in Peel
en Maas werkt het.
Eén van de belangrijkste voorwaarden voor dat succes is dat als de
voortgang stokt, niet de gemeente of de politiek de zaak weer zelf in
handen neemt. Dat is altijd heel verleidelijk, maar dan zal het nooit
werken. Peel en Maas is niet het enige voorbeeld. Een ander voorbeeld
is de buurtonderneming in de Eindhovense wijk Woensel West, waar de
bewoners formeel zeggenschap hebben over de uitvoering van het
wijkactieplan. Andere voorbeelden die aan het opkomen zijn, zijn de
toepassing van de Eigen Kracht Centrales in diverse steden bij de
jeugdzorg. Emmen Revisited is her vaak genoemd. Ik was zelf in de
workshop waar dat uiteen werd gezet. Ook daar stond de gemeente niet
primair met de middelen klaar, maar was hooguit de sluitpost. En ook
daar liet men de gemeentelijke subsidie uitlopen, zodat die niet meer
nodig was. Het zijn allemaal voorbeelden die laten zien dat als je het
vertrouwen schenkt en verantwoordelijkheid geeft aan de mensen, er
mooie dingen mogelijk zijn.
Het vergt brede betrokkenheid van bewoners bij hun woon- en
leefomgeving. Maar het vergt ook betrokkenheid bij het gemeentebestuur,
woningcorporaties en andere professionals. En betrokkenheid begint bij
begrip, begrip ook voor elkaar. Het voorbeeld van het vogeltje is een
voorbeeld van hoe de betrokkenheid van het ene segment van de burgers
de betrokkenheid van het andere segment van de burgers vaak in de weg
zit. Dat is helaas vaak de reden waarom we de overheid zo'n grote rol
hebben gegeven. Want die moet dan bemiddelen tussen al die
verschillende belangen en het einde van het liedje is dan vaak dat de
overheid het maar zelf doet.
Maar inmiddels zijn er wat dat betreft al heel wat oogkleppen afgegaan.
Nog lang niet genoeg. Bewonersparticipatie is absoluut niet overal een
vanzelfsprekende zaak. Maar het is al meer dan dat het een uitzondering
is. En meer dan dat het gewoon een experiment is. Maar nogmaals geldt
wat
de Chinese filosoof Confucius 2500 jaar geleden al zei: `Het is niet
moeilijk het goede te herkennen, maar wel om het in daden om te
zetten'.
En daar ging het vandaag om: hoe zetten we in daden om wat we in
theorie in de praktijk prachtig vinden. Dat is begonnen in de
achterstandswijken. Daar krijgen we nu ook de eerste rapporten van. Wat
dat betreft is het beeld daarvan gemengd. Maar ik denk dat het van
belang is vóór alles duidelijk te maken dat het niet iets is dat moet
worden geassocieerd met de achterstandswijken. Dat het gaat om een veel
bredere vraag. Dat heeft u ook gehoord van de heer Blond die het
absoluut niet alleen had over alleen de wijken, maar die het had over
een veel breder vraagstuk. Ook Nederland staat daar voor omdat ons
geleidelijk aan het gevoel bekruipt dat het een doodlopende weg is om
voor elk probleem een overheidsdienst daarmee te belasten. Met steeds
grotere overheidsapparaten die uiteindelijk dan vooral voor de mensen
denken en het niet door de mensen laten doen.
De eerste directe aanleidingen daarvoor zijn op dit moment vooral de
gevolgen van de financieel-economische crisis, die noodzaken tot
bezuinigingen. Maar ook de heer Blond gaf aan dat wel degelijk door de
betrokkenheid van direct betrokken burgers je vaak veel doelmatiger en
vaak ook veel goedkoper taken kunt uitvoeren. In Nederland lopen we
tegen een veel groter probleem op in de komende jaren: een
arbeidstekort. Er zullen eenvoudig niet de mensen meer zijn om steeds
grotere overheidsapparaten te vullen. De bevolking vergrijst en dat
brengt mij op een derde punt. De betrokkenheid van burgers biedt ook
veel meer bevrediging van alle mensen voor wie anders wat wordt gedaan.
Dat zie je ook bij de projecten in het land. Het zijn mensen, vaak ook
ouderen, die op deze wijze hun handen vol hebben en erkenning vinden
voor de talenten die ze gehad hebben, die uiteindelijk leiden tot
mensen die veel tevredener zijn.
Ik denk dat het uiteindelijk gaat om een meer structurele omslag in ons
denken met betrekking tot de betrokkenheid en de verantwoordelijkheid.
We hebben de afgelopen 100 jaar een samenleving gebouwd die vooral
uitging van de gedachte dat iedereen rustig voor z'n eigenbelang op kon
komen omdat we de mechanismen hadden bedacht om dat eigenbelang
uiteindelijk op het algemene belang zou uitdraaien en waar dat niet
werkte de overheid het zou aanvullen. Ik denk dat één van de
belangrijkste winsten van burgerbetrokkenheid is dat het mensen opnieuw
bewust maakt dat de winst zit in het bevorderen van het
gemeenschappelijk belang en daar betrokkenheid bij te hebben. Dat is
een wezenlijke verandering.
Bij al deze dingen kun je constateren dat we aan het begin staan.
Tegelijkertijd wijs ik er ook op dat ook bij de overheid allang niet
meer alleen een zaak is van alleen de wijken en specifiek de
woonomgeving. Dat ook een departement van Veiligheid en Justitie aan
het kijken is: op welke wijze kunnen we de burgers meer betrekken bij
de veiligheid in hun omgeving? Bij VWS is men bezig op welke wijze je
de netwerken kunt creëren waardoor je de professionals niet of veel
minder nodig hebt. En Sociale Zaken dat ook in dezelfde richting denkt.
De heer Blond wees op de verschillende initiatieven die op dat punt in
Engeland worden genomen. Ik heb zelf kort geleden een nota naar de
Kamer gestuurd waarin hetzelfde staat. Tegelijkertijd waarschuw ik er
ook voor dat het niet een kwestie is waarin we moeten denken: de knop
gaat om en over een paar jaar zien we de veranderingen. Dit is echt een
meer fundamentele verandering in het denken in de samenleving. Dat doe
je niet per decreet. Dat zul je moeten doen door inderdaad het goede
voorbeeld, door de successen die er zijn, door uiteindelijk de
bevestiging dat het de betere oplossing is. En dat het niet alleen een
goedkopere oplossing is, maar ook dat het betere en ook meer
bevredigende oplossingen zijn. Dat zijn minstens zulke belangrijke
winstpunten.
De visie is dus al neergezet. Het eerste belangrijke instrument daarbij
is: hoe vormen we een agenda? Niet in de zin van: een agenda van de
minister, maar: hoe krijgen we een beeld van de verschillende
experimenten die er zijn, de verschillende vragen die er spelen en de
verschillende knelpunten die zich voordoen? En hoe organiseren we die
zo dat in de eerste plaats de bekendheid daarover toeneemt, zodat niet
iedereen het wiel opnieuw hoeft uit te vinden? En in de tweede plaats
dat we die knelpunten ook meer systematisch kunnen aanpakken. Ik hoop
dat we dat in de loop van dit jaar op dat punt kunnen afronden, zodat
we ook meer gericht bezig kunnen zijn met de verschillende problemen.
Het tweede onderdeel daarvan is dat ik een substantieel aantal mensen
meer in het bijzonder zal willen vragen om zich ook met die projecten
te belasten. Ook om wat dat betreft enerzijds de kennis uit te wisselen
en om anderzijds advies te kunnen geven daar waar het vastloopt. Dat
zijn geen ambtenaren, maar mensen die zelf met de projecten bezig zijn
en andere organisaties van advies kunnen dienen. Die ook bij de
overheid neer kunnen leggen: waar lopen dingen vast? En hoe krijg je
die aandacht ook bij verschillende gemeenten die daarbij betrokken
zijn?
Het derde onderdeel is: hoe kunnen we een aantal instrumenten
ontwikkelen die nodig zijn? Er is in dit kader vooral gewezen op de
Development Trusts, die in het Verenigd Koninkrijk worden gebruikt. Ik
wijs er op dat ook de heer Blond wees op andere instrumenten die men in
Engeland gebruikt en waar we in Nederland ook veel ruimere ervaring mee
hebben met coöperatieve vormen die je op die wijze ook kunt inzetten
voor overheidstaken. Maar ik geef toe: wat ons altijd het meest
fascineert is het Engelse instrument van de trust. Juridisch is het
gewoon een vorm van rechtspersoonlijkheid aan het afgescheiden
vermogen.
De Nederlandse vertaling daarvan is: stichting. Alleen in Nederland
hebben we die stichting veel sterker geformaliseerd dan wat de Engelsen
hebben gedaan. Daarom zou ik de handschoen willen opnemen die de LSA
aanbiedt om te kijken: hoe kunnen we die ervaring ook vertalen naar het
Nederlandse rechtsgebied? Of dat gelijk alle 14 experimenten moeten
zijn die u voorstelt? Maar ik neem de handschoen graag op om dat
instrument verder te bekijken. Ik zal ook kijken dat daar middelen voor
zijn. Wezenlijk is wel dat deze projecten niet afhankelijk moeten
worden van overheidssubsidie. Want anders is het een andere vorm van
publieke financiering. Dan zullen de Rekenkamers eisen dat er precies
verantwoording is voor elke cent die uitgegeven wordt. Nogmaals: als er
middelen zijn, dan zijn die vooral gericht op: hoe verander ik het
denken op dit terrein? Maar de projecten zullen zichzelf zo goed
mogelijk, misschien niet onmiddellijk, maar wel op afzienbare termijn,
moeten kunnen bedruipen. Dat vereist ook nieuwe innovatieve vormen van
financiering. Op dit moment vindt er overleg plaats met de
brancheorganisatie van filantropische instellingen, loterijen enzo. Of
ideeën zoals die in Engeland werken met de Big Society-bank of dat je
dat op een andere wijze moet doen. Zodat we op die wijze het kapitaal
kunnen genereren dat eventueel nodig is.
Punt daarnaast is: op welke wijze kunnen wij binnen het publiek recht
de ruimte inruimen voor vormen van zelfbeheer door burgers van de
buitenruimte? Daarbij is onmiddellijk de vraag - en die moeten we
vermijden - wie vertegenwoordigt men dan? Vertegenwoordigt men
iedereen, dan is het een kleine stap om te komen tot verkiezingen en
zodra we verkiezingen hebben, krijgen we weer beslissingen die iedereen
bindt. Doet u dat, dan zitten we binnen de kortste keren in het publiek
recht met alle beperkingen die u dan heeft en is het geen
verantwoordelijkheid meer van burgers. Op dat punt is het vooral de
kwestie: hoe schep je de ruimte, maar hoe voorkom je dat het een
publiekrechtelijke verantwoordelijkheid wordt? Want dan moet vervolgens
elke beslissing worden verantwoord.
Tenslotte denk ik dat we ook daar zullen moeten kijken: niet gelijk in
één klap voor iedereen, maar op welke wijze kunnen we in bepaalde
gemeenten experimenteren met voorbeelden die er zijn. Dat is ook op
korte termijn de lijn van de agenda zoals ik hoop dat we die dit jaar
kunnen bespreken en dat we ook met het LSA en andere organisaties
kunnen bekijken: hoe zetten we de verschillende projecten in gang zodat
we zo snel mogelijk ervaring opdoen. Want als we hier eerst een
fundamenteel debat over beginnen, dan ben ik bang dat we eind volgend
jaar de eerste stelling door de Tweede Kamer is. En dan zal het
vervolgens ook in elke gemeente ook nog moeten worden besproken en dan
kunnen we in 2014 beginnen. Ik constateer dat het al op veel plaatsen
begonnen is. Hoe bevorderen we dat?
Tenslotte: één belangrijke zaak moeten we niet vergeten. Hoe wordt
geborgd dat niet, als het stokt of als het minder goed gaat, politiek
en bestuur dan intreden? Want gebeurt dat, dan zal elke keer dat iemand
vindt dat het stokt, onmiddellijk politiek en bestuur erbij worden
gehaald. Minstens zo wezenlijk is: hoe gaan we om met de tegenvallers?
Want het zál tegenvallen, er zúllen missers zijn, het zál stokken in
het proces. Ook dat moet vanaf het begin worden meegenomen: dat dat
niet het bewijs is dat het niet werkt. Dat dreigt nu al met het
onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau naar de wijkenaanpak.
In de inleiding wordt het gepresenteerd als een onderzoek naar de
wijkenaanpak zoals dat sinds 2008 plaatsvindt. Maar de facto is het een
onderzoek over de successen voor 2008. Dus het heeft niets te maken met
de aanpak sinds die tijd, maar is vooral bedoeld als een nulmeting van
wat was de situatie voor we er aan begonnen. Ook dat moeten we vanaf
het begin incalculeren: hoe gaan we met de tegenvallers om, hoe pakken
we de minpunten ook mee. Want helemaal voorkomen kun je dat niet.
Ik wees in het begin op Alkmaar. Zoals gezegd is daarvoor Haarlem aan
de beurt geweest. Ook een heroïsch voorbeeld: Kenau Simonsdochter
Hasselaar. Daar zie je hoe burgerparticipatie soms wordt afgestraft. In
elk geval is het vanaf Alkmaar ook niet altijd goed gegaan. We hebben
Zutphen en Naarden nog gehad. Het heeft nog 75 jaar geduurd, maar
uiteindelijk was het er dan toch. Hopelijk kan dit wat sneller.
Dank u.