Rijksoverheid
beantwoording vragen van de leden Van Bochove en Koopmans
Antwoorden op de vragen van de leden Van Bochove en Koopmans aan de
staatssecretarissen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de opname van de Noordoostpolder op de
Voorlopige Lijst.
1
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de gemeenteraad van de Noordoostpolder
(NOP) tegen de opname van de NOP op de Werelderfgoedlijst van UNESCO heeft
gestemd op 28 april 2011?
ja
2
Bent u van mening dat de NOP van de lijst gehaald moet worden, gezien het
gebrek aan draagvlak in de gemeente? Zo ja, per wanneer kan de NOP dan
daadwerkelijk van de lijst worden gehaald?
Het College van B&W van de Noordoostpolder heeft mij op 26 mei 2011 per brief
geïnformeerd over zijn standpunt. De gemeenteraad van de Noordoostpolder
besloot op 28 april 2011 niet in te stemmen met plaatsing van de
Noordoostpolder op de Herziene Voorlopige Lijst Werelderfgoed. Het college wil
daarom in deze raadsperiode ten aanzien van dit onderwerp geen actie meer
ondernemen. Dit standpunt respecteer ik. Naar aanleiding van het besluit van de
gemeenteraad constateer ik dat er onvoldoende draagvlak is voor plaatsing van
de Noordoostpolder op de voorlopige lijst. Ik plaats de Noordoostpolder daarom
niet op de Herziene Voorlopige Lijst Werelderfgoed.
3
Indien de gemeente NOP ruimschoots vóór 10 april 2011 aan de regering had
aangegeven dat ze de NOP niet op de voorlopige Werelderfgoedlijst van UNESCO
had geplaatst willen zien worden, was dit dan ook niet gebeurd?
De Noordoostpolder staat sinds 1995 op de Voorlopige Lijst Werelderfgoed
Nederland. In juni 2010 heeft de gemeente Noordoostpolder de onafhankelijke
adviescommissie onder voorzitterschap van mevrouw Leemhuis-Stout verzocht de
Noordoostpolder opnieuw op de Voorlopige Lijst Werelderfgoed te plaatsen. De
commissie Leemhuis adviseerde in november 2010 de Noordoostpolder op te
nemen op de Voorlopige Lijst Werelderfgoed vanwege de uitzonderlijke universele
waarde van het gebied. Het advies van de commissie Leemhuis is vervolgens door
staatssecretaris Bleker en mij overgenomen