Uitspraak vastgesteld d.d. 5 juli 2011
door mr. V.H.G. Lebesque, voorzitter, drs. G.J.P. Kloosterhuis, mw.
J.R. van Ooijen, mw. M.J. Rietkerk en mw. drs. P.C.J. van Schaveren,
leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.
X / Dagblad van het Noorden
Uitspraak: gegrond
Klager heeft gesteld dat in het artikel "Kinderporno op laptop
conciërge" onzorgvuldig over de strafzaak tegen hem is bericht en dat
verweerder ten onrechte heeft nagelaten nadien te berichten over de
uitspraak in die strafzaak.
In het artikel wordt beweerd dat `het bekijken van kinderporno klager
duur is komen te staan'. Verder is vermeld dat het zou gaan om 63
afbeeldingen op de computer van klager en nog eens 184 plaatjes op de
computer van klagers vriendin, die - aldus de berichtgeving - tijdens
een huiszoeking zouden zijn aangetroffen. Ten tijde van de publicatie
had de rechter nog geen uitspraak gedaan over hetgeen klager ten laste
was gelegd. Het artikel laat de lezer echter weinig ruimte voor een
andere conclusie dan dat al is vastgesteld dat klager ook daadwerkelijk
strafbaar heeft gehandeld. Gelet op de zware beschuldiging en de
gevoeligheid van het onderwerp had het in de rede gelegen als
verweerder evenwichtiger en meer genuanceerd over de strafzaak tegen
klager had bericht. Zo had hij niet met stelligheid behoren te
vermelden dat sprake was van `nog eens 184 kinderpornoplaatjes' op de
computer van klagers vriendin. Het vonnis - met de daarin weergegeven
tenlastelegging - biedt voor deze bewering onvoldoende grondslag.
Verder heeft verweerder erkend dat van `huiszoeking' geen sprake is
geweest. Deze onzorgvuldigheid versterkt het negatieve effect van de
berichtgeving. Verweerder heeft zodanig eenzijdig en suggestief over de
strafzaak tegen klager bericht dat hij daarmee journalistiek
onzorgvuldig heeft gehandeld. (vgl. RvdJ 2010/27, 2007/82 en 2007/9)
Bovendien had verweerder uit eigen beweging dienen te berichten over de
vrijspraak van klager in de strafzaak. Het valt hem niet alleen te
verwijten dat hij die uitspraak niet direct heeft gepubliceerd, maar
tevens dat hij dit heeft nagelaten nadat hij door klager op zijn
verzuim was gewezen. Dat partijen met elkaar in overleg waren getreden
over een op te nemen herstelbericht en dat zij het over de tekst
daarvan niet eens werden, ontslaat verweerder niet van zijn
verplichting onzorgvuldigheden zo spoedig mogelijk uit eigen beweging
recht te zetten. Dat klager inmiddels de onderhavige klacht bij de Raad
had ingediend, kan daaraan niet afdoen.
Door zo te handelen en na te laten heeft verweerder de grenzen
overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke
verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie
· Aard van de publicatie: rechtbankverslag
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/43
---
Uitspraak vastgesteld d.d. 23 juni 2011
door mr. V.H.G. Lebesque, voorzitter, M.C. Doolaard, mw. M.J.H. Doomen,
mw. drs. J.X. Nabibaks en mw. J.R. van Ooijen, leden, in
tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G.
Jansma, plaatsvervangend secretaris.
drs. M. Kat, K. Ferwerda, E. Donk en W. Dankbaar / J. de Boer,
Leeuwarder Courant, Dagblad van het Noorden, De Gooi- en Eemlander en
Haarlems Dagblad
Uitspraak: deels gegrond/ongegrond/onthouding oordeel
Op 29 januari 2011 zijn in de Leeuwarder Courant artikelen van J. de
Boer verschenen met de koppen "Kollumse belaagd door
Vaatstra-speurders" en "Vogelvrij". Gelijkluidende artikelen zijn
geplaatst in Dagblad van het Noorden, De Gooi- en Eemlander en Haarlems
Dagblad. Verder zijn in de Leeuwarder Courant nog artikelen verschenen
met de koppen "Justitie opent dossier onderzoek Vaatstra", "Justitie
over Vaatstrazaak: Dna van juiste Ali onderzocht", "Kollumse stopt
strijd tegen Vaatstra-speurders" en "'Naam Marianne wordt misbruikt'".
Volgens klagers is ten onrechte vermeld dat Stephanie, de in de koppen
bedoelde Kollumse, een aanklacht tegen hen (althans tegen Kat en
Dankbaar) heeft ingediend. De Raad acht het voldoende aannemelijk dat
Stephanie voorafgaand aan de eerste publicatie een aangifte tegen
klagers heeft gedaan. Voor zover al onjuist zou zijn dat die aangifte
is gedaan vóór de kerst - hetgeen de Raad niet kan vaststellen -
betreft dit geen zodanige omissie dat verweerders daarmee journalistiek
ontoelaatbaar zouden hebben gehandeld. Het betrof slechts de
vaststelling van een feit, zodat verweerders op dit punt geen wederhoor
behoefden toe te passen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Verder hebben klagers gesteld dat onjuist is bericht over de
beveiliging van Stephanie, alsmede over het maken van filmopnamen op
het kantoor van de gebroeders Anker en op het werk van de moeder van
Stephanie. Gezien de complexiteit van de materie en de
tegenstrijdigheid in de lezingen hierover kan de Raad ten aanzien van
deze kwesties geen oordeel geven zonder diepgaand feitenonderzoek. De
procedure bij de Raad leent zich daar niet voor. De klacht gaat op dit
punt de toetsing van het journalistieke fatsoen te boven, zodat de Raad
zich ten aanzien van deze klachtonderdelen onthoudt van een oordeel.
Klagers hebben voorts aangevoerd dat de bewering dat `Stephanie niets
met de moordzaak heeft te maken' onjuist is. Volgens de Raad moet de
bewering worden gelezen als pendant voor de theorie van klagers en is
dat voor de lezer ook voldoende duidelijk. De publicatie van deze
bewering is niet journalistiek ontoelaatbaar. Ook dit onderdeel van de
klacht is ongegrond.
Daarnaast stellen klagers dat zij ten onrechte zijn beschuldigd van het
`lastigvallen van mensen' en het `verzinnen van complottheorieën' en
dat ter zake wederhoor had moeten plaatsvinden. De Raad overweegt dat
het verweerders vrijstond de handelwijze van klagers kritisch te
belichten. Bovendien is van belang dat klagers met de website
Klokkenluideronline.nl zelf de publiciteit hebben gezocht en zich
kwetsbaar hebben gemaakt voor kritiek op hun handelwijze. De gewraakte
beweringen laten de lezers weinig ruimte voor een andere conclusie dan
dat de handelwijze van klagers niet deugt. Verweerders hebben voldoende
aannemelijk gemaakt dat voor de beweringen voldoende grondslag bestond,
maar zij hadden ten aanzien van deze specifieke beweringen wederhoor
moeten toepassen. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd meent de Raad
te kunnen opmaken dat dat niet is gebeurd. Bovendien blijkt ook uit het
gepubliceerde artikel niet dat betreffende deze beweringen wederhoor
heeft plaatsgevonden. Het klachtonderdeel is dan ook op dit punt
gegrond. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Volgens klagers hebben verweerders verder miskend dat Stephanie en de
in het artikel genoemde Feik geliefden waren. De Raad heeft niet kunnen
constateren dat sprake is van verdraaiing van de feiten, zodat de
klacht op dit punt eveneens ongegrond is.
De Raad acht het gebruik van de kwalificatie `hetze' niet journalistiek
ontoelaatbaar. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit de publicatie
volgt dat Stephanie thuis is bezocht, haar moeder op het werk is
ondervraagd en gefilmd, en dat haar familie ongewenste e-mails van
klagers heeft ontvangen. Niet is gebleken dat dit onjuist is, zodat ook
dit klachtonderdeel wordt afgewezen.
De bewering dat `de samenzweringstheorieën van klagers niks met de
werkelijkheid van doen hebben' betreft kennelijk de perceptie van
Stephanie, hetgeen voor de gemiddelde lezer voldoende duidelijk is,
aldus de Raad. Het stond verweerders vrij de ideeën van Stephanie aldus
te parafraseren, nu niet is gebleken dat zij dat op onjuiste wijze
hebben gedaan. Aangezien uit hetgeen partijen hebben aangevoerd valt op
te maken dat klagers in de zaak-Vaatstra zelf ook uitgaan van een
theorie die kan worden aangeduid als `samenzweringstheorie', bestaat
geen grondslag voor het oordeel dat op dit punt wederhoor had moeten
worden toegepast. Dit klachtonderdeel is ook ongegrond.
Gelet op hetgeen is overwogen ten aanzien van (vermeende) onjuistheden
in de publicatie in de Leeuwarder Courant van 29 januari 2011 kan de
Raad niet vaststellen of de Leeuwarder Courant genoodzaakt was tot
rectificatie alvorens die publicatie ongewijzigd door te geven aan de
Gemeenschappelijke Pers Dienst (GPD). Op dit punt onthoudt de Raad zich
daarom van een oordeel.
Verder acht de Raad het voldoende aannemelijk dat geen sprake is van
een samenspanning tussen verweerders en het Openbaar Ministerie in een
rechtstreekse poging tot demonisering en persoonsbeschadiging van
klagers en het in stand houden van aperte leugens. Dit onderdeel van de
aanvullende klacht is ongegrond.
Ten slotte merkt de Raad ten aanzien van het artikel "'Naam Marianne
wordt misbruikt'" ten overvloede nog op dat daarin slechts de meningen
van de zussen van Marianne Vaatstra zijn weergegeven, waarbij geen
journalistieke grenzen zijn overschreden.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/42
---
vr 25 mrt 2011 - Uitspraken vastgesteld d.d. 22 maart 2011
- A. Clowting en I. Steenbrink / W. Duk en Elsevier (RvdJ 2011/22)
- Stichting Profit for the Worldâs Children / W. Duk en Elsevier (RvdJ
2011/23)
vr 25 mrt 2011 - Uitspraak vastgesteld d.d. 22 maart 2011
- F. Muller / X - herziening uitspraak RvdJ 2010/36 (RvdJ 2011/21)
Raad voor de Journalistiek