Rechtbank 's-Hertogenbosch


Celstraffen voor moeder en toenmalige partner inzake mishandeling overleden peuter

's-Hertogenbosch , 8-7-2011

De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft een 22-jarige vrouw uit Valkenswaard veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het tweejarige meisje Cheyenne, waaraan ze is overleden. Ook heeft ze de peuter, samen met de moeder van het meisje, stelselmatig mishandeld. De 22-jarige moeder kreeg een celstraf opgelegd van 365 dagen, waarvan 276 dagen voorwaardelijk.

De moeder van het meisje en haar toenmalige partner hebben verklaard dat ze de peuter vanaf februari 2010 lijfelijk straften, vooral wanneer ze weigerde te eten, niet wilde slapen of anderszins ongehoorzaam was. De rechtbank leidt uit de verklaringen van beide vrouwen af dat ze het meisje dagelijks sloegen en dat ze dat ook in elkaars bijzijn deden. Op 2 april 2010 gingen de vrouwen met het meisje naar een verjaardagsfeest in Eindhoven. De twee verdachten kregen die avond ruzie. Het meisje was erbij aanwezig en wilde niet gaan slapen. De moeder gaf haar dochter met vlakke hand een klap in het gezicht en duwde met de voet tegen haar bovenbeen. De andere vrouw heeft het meisje vervolgens met kracht geduwd waardoor de peuter viel. Toen het meisje overeind kwam, sloeg de vrouw haar tegen het hoofd. Het meisje viel opnieuw, kwam met haar achterhoofd op de grond en raakte bewusteloos. In de middag van 3 april overleed ze in het ziekenhuis. De rechtbank oordeelt dat vaststaat dat de vrouw uit Valkenswaard bij het meisje letsel veroorzaakte door haar te slaan waarna het meisje hard tegen de grond viel. Het slachtoffertje is overleden als gevolg van het door deze zware mishandeling opgelopen hersenletsel. Dit baseert de rechtbank op de rapporten en verklaringen van de medisch deskundigen.

Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank er onder meer mee rekening gehouden dat het gaat om een ernstige vorm van kindermishandeling. Het gaat om een kwetsbare en weerloze peuter die afhankelijk was van haar moeder en de partner. Het meisje moet zeer vaak pijn, ongemak en angst hebben ervaren. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat de vrouw uit Valkenswaard, die ondanks haar jeugdige leeftijd toch al enige ervaring had opgedaan met het verzorgen van kleine kinderen, niet aan alternatieven heeft gedacht om om te gaan met een kennelijk in haar beleving lastig op te voeden kind. De nabestaanden van Cheyenne gaan een leven tegemoet zonder haar aanwezigheid en zullen dat een plek moeten geven. De vrouw uit Valkenswaard is onderzocht in het Pieter Baan Centrum en de rapporteurs achten de verdachte volledig toerekeningsvatbaar. De rechtbank heeft de vrouw - overeenkomstig de eis van de officier van justitie - veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren. Ten aanzien van de moeder concludeert de rechtbank dat er sprake was van afreageren uit opvoedkundige onmacht. Vrijwel alle ouders ervaren bij het opvoeden van hun kinderen soms gevoelens van onmacht. Dit mag echter niet leiden tot fysieke mishandeling van een kind. Volgens de rechtbank heeft de moeder haar dochter opzettelijk mishandeld. Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank er strafmatigend mee rekening gehouden dat uit de rapportages van een psycholoog en psychiater blijkt dat de vrouw lijdt aan een depressie en een borderline persoonlijkheidsstoornis. De mishandelingen kunnen daardoor in verminderde mate aan haar worden toegerekend. Verder heeft de verdachte zich bereid getoond zich te laten behandelen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat haar dochter is komen te overlijden door het toedoen van haar toenmalige partner. Bij de voorwaardelijke celstraf legt de rechtbank - overeenkomstig de eis van de officier van justitie - als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en een ambulante behandelverplichting op. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een proeftijd van vijf jaren niet opportuun. De mishandelingen zijn gestart nadat de moeder is gaan samenwonen met de andere verdachte. Het onderzoek ter terechtzitting heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat het meisje reeds daarvoor is mishandeld. Nu de gedragsdeskundigen en de reclassering het recidiverisico op laaggemiddeld schatten en de mishandelingen volgens de rechtbank vooral zijn verweven met de destijds problematische, en thans beëindigde, relatie tussen de twee vrouwen, acht de rechtbank geen noodzaak aanwezig voor het opleggen van een langere proeftijd dan twee jaren.