Rijksoverheid


08 juli 2011

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid De Boer (VVD) over energieverbruik van warmtepompen. Deze vragen werden ingezonden op 22 juni 2011 met kenmerk 2011Z13566.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner



2011Z13566 Antwoorden van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op vragen van het lid De Boer (VVD) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over energieverbruik van warmtepompen (ingezonden 22 juni 2011)

Vraag 1 Heeft u kennisgenomen van het artikel In Trouw `In de praktijk vreet populaire warmtepomp juist energie'? Antwoord 1: Ja. Vraag 2 Deelt u de mening dat de regelgeving hier zijn doel voorbij schiet? Zo nee, waarom niet? Antwoord 2: Nee, De energieprestatiecoëfficiënt (EPC) eis kan met meerdere maatregelenpakketten gehaald worden. Of maatregelen in de praktijk opleveren wat berekend is, hangt af van de kwaliteit van het ontwerp, de uitvoering van de bouw, het beheer en gebruiksgedrag. Het leveren van een goed werkend systeem is de verantwoordelijkheid van de leverancier. Er is thans geen regelgeving voor warmtepompen die betrekking heeft op de integrale kwaliteit van de installatie, inclusief energierendement. Het in de toekomst voorkómen van incidenten zoals in Zutphen is een belangrijke reden voor de AMvB Bodemenergiesystemen die dit voorjaar naar Uw Kamer is gezonden. Vraag 3 Waarom worden de mensen niet goed geïnformeerd over het hoge energieverbruik van warmtepompen? We lke lobby is hier gaande? En wie heeft een informatietaak in deze? Antwoord 3: De hoge energiebehoefte van de woningen en daarmee het energiegebruik van de warmtepompen was niet voorzien. Er is voor zover mij bekend geen sprake van een lobby of van het bewust geven van verkeerde informatie. Een goed ontworpen en uitgevoerd warmtepompsysteem leidt tot een forse besparing op het gebruik van fossiele energie en op de uitstoot van CO2. De informatietaak over het energiegebruik van verwarmingssystemen in woningen, dus ook van warmtepompen, ligt bij de leveranciers, uiteindelijk de verkoper van de woning. In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu adviseert en informeert AgentschapNL marktpartijen en andere overheden over dit onderwerp. Binnen het Samenwerkingsprogramma WKO (Warmte-Koude-Opslag; warmtepompen zijn een vorm van WKO) is gestart met een traject dat is gericht op certificering van ontwerpers en installateurs, met aandacht voor het goed functioneren van het totale systeem. Daarnaast is recent een praktijkonderzoek gestart in ruim zestig projecten naar het energierendement van WKO-systemen en wat de cruciale factoren zijn in de hele keten waarop ze kunnen sturen. Tevens werkt het Ministerie van I&M aan een handreiking voor vergunningverlening voor bodemenergiesystemen door provincies en gemeenten. Daarin wordt veel aandacht besteed aan het energierendement. Deze activiteiten zijn een uitwerking dan wel vervolg op de AMvB Bodemenergiesystemen. Medio 2012 treedt de AMvB naar verwachting in werking. Certificering, handreiking voor vergunningverlening en andere ondersteuningsmiddelen zijn dan eveneens volgens planning gereed. Vraag 4 Waarom zit er op een staafmixer of een koffiezetapparaat wel garantie, en zoiets essentieels als een warmtepomp niet? Antwoord 4: Zoals elk product kennen warmtepompen marktconforme garantievoorwaarden. De woningen zijn 8 jaar oud, waarmee de gara ntieperiode op de apparatuur formeel is verstreken. Uiteraard gelden deze garantievoorwaarden alleen wanneer het toestel op de juiste manier is toegepast. Sommige leveranciers geven al een vorm van prestatiegarantie op het gehele systeem. Vraag 5 Bij welke van de betrokken partijen, de bouwer, de leverancier van warmwaterpompen, de installateur, de architect, de gemeente, de verzekeraar, de overheid die de EPC-eis oplegt, kunnen mensen de hogere energiekosten en schade als gevolg van stroomstoring en uitval van de warmtepomp, verhalen? Antwoord 5: De verantwoordelijkheid is geregeld als bij elke aankoop en de contracten die daarbij gesloten zijn. In het project de Teuge in Zutphen is sprake van een vraagstuk van juridische aansprakelijkheid, dat door de complexe situatie in dit project niet eenduidig te beantwoorden is. Binnen het overleg dat door de betrokkenen momenteel plaats vindt, zal dit ook een van de onderwerpen zijn. De betrokkenen in het overleg om hier een oplossing te vinden zijn: Gemeente Zutphen, Bewonersvereniging `De Teuge', IFF Technologie, BAM Techniek, de betreffende installatiebedrijve n, IJsselbouw. Het overleg wordt door TNO Bouw en Ondergrond, als onafhankelijk technisch expert, ondersteund. Vraag 6 Om hoeveel woningen zou het landelijk kunnen gaan, zowel bestaande woningen als woningen in aanbouw? Antwoord 6: In 2010 zijn ongeveer 4.000 warmtepompen in de woningbouw geplaatst. Daarvan is circa de helft met een gesloten bron (koel/warmtemedium wordt door bodem geleid) en de andere helft aangesloten op een open bron (grondwater wordt opgepompt en gebruikt voor verwarming of koeling). Het grootste deel hiervan wordt geplaatst in de nieuwbouw (maar deze gegevens worden niet apart bijgehouden door CBS). Volgens cijfers van het CBS staan er nu ruim 20.000 warmtepompen in woningen. Deze genoemde aantallen zijn totale aantallen. Er zijn geen aanwijzingen dat er zich bij grote aantallen van deze warmtepompen problemen voordoen zoals nu in Zutphen. baan om over te gaan tot een brede inzet van (alternatieve) opsporingsmiddelen om uitwassen van discriminatie krachtig aan te pakken. Voor lokale overheden zijn ruime wettelijke mogelijkheden beschikbaar. In bepaalde gevallen dragen gerichte opsporingsondersteunende middelen als cameratoezicht, het inzetten van lokagenten of het plaatsen van opnameapparatuur bij aan een veilige leefomgeving. De inzet van opsporingsmiddelen blijft echter een lokale aangelegenheid: de lokale overheden dienen hierin dan ook zelf hun keuzes te maken. 2. Vervolging: verhoging strafeis Conform de toezegging van de minister van Veiligheid en Justitie in het Algemeen Overleg met uw Kamer over antisemitisme op 2 februari jongstleden, worden gewelddadige misdrijven met een discriminatoire achtergrond c.q. een discriminatoir motief zwaarder gestraft. Het OM zal hiermee bij de strafeisen dienaangaande rekening houden. In de Aanwijzing Discriminatie is bepaald dat de strafeis bij discriminatiefeiten en bij com mune delicten met een discriminatoir aspect moet worden verzwaard en dat dit gemotiveerd wordt in het requisitoir. Na een evaluatie van het strafvorderingsbeleid is de strafeisverhogende factor per september 2009 verhoogd tot + 50%. Uit overleg tussen het ministerie van Veiligheid en Justitie en het College van Procureurs-Generaal is naar voren gekomen dat een verdere algemene verhoging leidt tot disbalans in het systeem van strafvorderingsrichtlijnen. De minister van Veiligheid en Justitie heeft daarom gekozen voor het aansluiten bij de Aanwijzing voor de opsporing (2003A002), die onder meer een categorie `ingrijpende feiten' hanteert. Het gaat dan om een aanzienlijke aantasting van de lichamelijke integriteit, een aanzienlijke inbreuk op het eigendom, een evidente inbreuk op de persoonlijke integriteit, een extreme modus operandi, etc. De minister van Veiligheid en Justitie kiest hiermee voor een gedifferentieerde strafeisverhogende factor door voor delicten waarbij sprake is va n ingrijpende feiten de strafeisverhogende factor verder te verhogen. Naast de huidige verhoogde strafeis van +50% is aldus een tweede strafeisverhogende factor opgenomen van +100%, die gemotiveerd geëist wordt bij commune delicten waarbij sprake is van een discriminatoire achtergrond en die betrekking hebben op ingrijpende feiten. Door voor deze variant te kiezen geldt de extra verhoogde strafeis voor die delicten waarvoor die ook bedoeld is. Daarmee doet deze variant recht aan de diversiteit van de door de officier van justitie te beoordelen strafzaken. De gewijzigde Aanwijzing Discriminatie is per 1 mei 2011 in werking getreden. 3. Sancties In dit verband is het ook van belang te wijzen op het wetsvoorstel 32 169 ter wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven, dat bij uw Kamer in behandeling is. Het wetsvoorstel vloeit voort uit d e door de regering noodzakelijk geachte positionering van de taakstraf als passende straf voor minder ernstige strafbare feiten en de inzet van de regering op het bereiken van gedragsverandering en het voorkomen van recidive door middel van de toepassing van voorwaardelijke sancties. In aanloop tot de wetswijziging heeft het OM de Aanwijzing taakstraffen reeds in deze zin aangepast. Dat betekent dat ook bij ernstige zeden- en geweldsmisdrijven met een discriminatoire achtergrond de mogelijkheid om een taakstraf op te leggen wordt beperkt.