Rijksoverheid
Samenvoeging NMa, OPTA en Consumentenautoriteit
Geachte voorzitter,
In mijn brief van 28 maart 20111 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn plan
van aanpak op hoofdlijnen voor de samenvoeging van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit (NMa), de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie
Autoriteit (OPTA) en de Consumentenautoriteit (CA). Samenvoeging vergroot de
effectiviteit en efficiëntie van het markttoezicht, omdat flexibel en integraal kan
worden ingespeeld op marktontwikkelingen en beter gebruik kan worden gemaakt
van beschikbare kennis en kunde. In deze brief heb ik tevens toegezegd uw
Kamer zo spoedig mogelijk na 1 juni 2011 nader te informeren op basis van de
uitkomsten van drie trajecten die ik met het oog op de samenvoeging in gang heb
gezet:
* Een nadere uitwerking van de organisatie van de nieuwe toezichthouder.
* Een onderzoek naar mogelijkheden voor stroomlijning en vereenvoudiging
van procedures.
* Een verkenning van de wenselijkheid van het betrekken van
'marktmeesterstaken' van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bij de
nieuwe toezichthouder.
Met deze brief doe ik deze toezegging gestand. In deel I ga ik in op de nadere
uitwerking van de organisatie van de nieuwe toezichthouder. In deel II sta ik stil
bij de twee wetstrajecten die nodig zijn om door samenvoeging te komen tot een
compacte en slagvaardige toezichthouder, waarbij ik ook in ga op de
mogelijkheden voor stroomlijning en vereenvoudiging van procedures. Deel III
van deze brief bevat mijn overwegingen omtrent overheveling van
'marktmeestertaken' van de NZa naar de nieuwe toezichthouder. Deel IV schetst
de verhouding tussen de samenvoeging en de daarmee samenhangende
wetstrajecten enerzijds en de taakstelling uit het Regeerakkoord anderzijds. Deel
V tot slot schetst het tijdpad van het verdere traject, waarbij ik zoals aangegeven
in mijn brief van 28 maart streef naar samenvoeging per 1 januari 2013.
1 Kamerstukken II, 2010-2011, 31 490, nr. 55.
Pagina 2 van 8
Directoraat-generaal voor
Energie, Telecom en Markten
Directie Mededinging en
Consumenten
Ons kenmerk
ETM/MC / 11077383
I. Nadere uitwerking nieuwe toezichthouder
In mijn brief van 28 maart jl. heb ik enkele hoofdlijnen van de vormgeving van de
nieuwe toezichthouder geschetst. Ik heb aangekondigd dat de raad van bestuur
van de nieuwe toezichthouder de juridische vorm zal krijgen van een zelfstandig
bestuursorgaan zonder eigen rechtspersoonlijkheid en zonder eigen personeel,
vergelijkbaar met de raad van bestuur van de NMa nu. Hiermee wordt voldaan
aan de onafhankelijkheidsvereisten uit de Europese richtlijnen. Voorts heb ik
aangegeven dat de raad van bestuur van de nieuwe toezichthouder zal bestaan uit
drie tot - gedurende de aanloopfase - maximaal vijf personen en dat bij de
nadere uitwerking van de organisatie de herkenbaarheid naar de buitenwereld
(waaronder Europa) van de drie vormen van markttoezicht -
mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming
- zal worden gewaarborgd. Gegeven deze uitgangspunten hebben de bestuurders
van de toezichthouders voorstellen gedaan voor een organisatiestructuur op
hoofdlijnen voor de nieuwe toezichthouder.
Op basis van deze voorstellen is het voornemen te komen tot de volgende
uitwerking van de in mijn brief van 28 maart geschetste hoofdlijnen. Het laten
werken van markten in het belang van de consument is het vertrekpunt voor een
nader uit te werken missie waarin de consument centraal staat. De nieuwe
toezichthouder kan daartoe, binnen de wettelijke kaders, het
mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming
combineren. Uitdaging daarbij is het vinden van de juiste balans.
De nieuwe toezichthouder krijgt een collegiaal bestuur, bestaande uit drie
personen. Zo nodig kan het bestuur gedurende de aanloopfase uit maximaal vijf
personen bestaan. Het bestuur krijgt ondersteuning van een kleine en krachtige
afdeling bestuursondersteuning. Bij de inrichting van de portefeuilles van de
bestuursleden spelen de bijdrage aan gezamenlijkheid binnen de nieuwe
toezichthouder, het ontstaan van concrete verbindingen tussen
organisatieonderdelen en werkzaamheden, de externe herkenbaarheid van de
verschillende onderdelen zoals energie en telecom en het stimuleren van goede
onderlinge afstemming, een belangrijke rol. De precieze portefeuilleverdeling
wordt in de verdere uitwerking vanaf 1 juli 2011 (zie ook deel V van deze brief)
ingevuld.
De organisatiestructuur wordt gebaseerd op drie pijlers die zijn gericht op de drie
vormen van markttoezicht: consumentenbescherming, sectorspecifiek
markttoezicht en mededingingstoezicht. Daarnaast zal de nieuwe toezichthouder
twee directies krijgen met organisatiebrede taken, te weten juridische zaken en
bedrijfsvoering. Synergie, efficiëntie en effectiviteit zijn leidend bij de keuze voor
deze indeling. Deze indeling waarborgt bovendien de herkenbaarheid van de
nieuwe toezichthouder en de drie vormen van markttoezicht, niet alleen bij
consumenten en het bedrijfsleven, maar ook bij andere partijen waaronder
nationale en internationale collega-toezichthouders. Bovendien kan met deze
indeling flexibel en slagvaardig worden ingespeeld op eventuele toekomstige
ontwikkelingen in het takenpakket van de nieuwe toezichthouder.
Pagina 3 van 8
Directoraat-generaal voor
Energie, Telecom en Markten
Directie Mededinging en
Consumenten
Ons kenmerk
ETM/MC / 11077383
De gekozen indeling betekent een herschikking van taken ten opzichte van de
huidige indeling tussen de NMa, OPTA en CA. Alle consumententaken van de
nieuwe toezichthouder, ook de consumententaken op het gebied van energie,
telecom, vervoer en post worden in beginsel in één directie ondergebracht.
Hiermee wordt het sectorspecifieke consumententoezicht versterkt, door synergie
met de generieke consumentaken. Ook ConsuWijzer (informatieloket voor de
rechten en plichten van consumenten) en haar verschillende backoffices krijgen
een plek in deze consumentendirectie. Daarmee krijgt consumentenbescherming
een prominente en zichtbare positie binnen de nieuwe toezichthouder.
De pijler gericht op sectorspecifiek markttoezicht zal bestaan uit twee directies.
Eén waarin het toezicht op energie en één waarin het toezicht op telecom wordt
ondergebracht. In welke van beide directies het sectorspecifieke markttoezicht op
vervoer en post een plaats krijgt, zal na 1 juli verder worden uitgewerkt (zie ook
deel V van deze brief). Het sectorspecifieke toezicht blijft hiermee stevig
verankerd in de organisatiestructuur.
De derde pijler is het mededingingstoezicht. Na 1 juli zal nader uitgewerkt worden
in hoeverre de sectorgerichte directies tevens uitvoering geven aan bepaalde
taken uit de Mededingingswet. Voor zover nu te overzien, zal de
organisatiestructuur dus vier toezichtsdirecties bevatten zonder al te grote
verschillen in omvang.
Aangezien de samenvoeging gevolgen heeft voor het personeel van de drie
toezichthouders, worden de medezeggenschapsorganen van de toezichthouders
uiteraard zorgvuldig betrokken bij de verdere uitwerking van de
organisatiestructuur, conform de Wet op de Ondernemingsraden. Zo zal het
voorgenomen organisatiebesluit worden voorgelegd aan de medezeggenschap
voor advies.
II. Wetstrajecten
De samenvoeging van de drie toezichthouders tot één nieuwe toezichthouder
krijgt gestalte door middel van twee separate wetstrajecten: een instellingswet en
een materiële wet.
Instellingswet
De instellingswet regelt de instelling van de nieuwe toezichthouder langs de in
deel I van deze brief beschreven lijnen, voor zover daarvoor wetgeving
noodzakelijk is. Daarnaast zullen in de instellingswet de bepalingen over de
instelling van de NMa, OPTA en CA uit respectievelijk de Mededingingswet, Wet
OPTA en de Wet handhaving consumentenbescherming worden geschrapt en
zullen de verwijzingen in deze wetten en in andere wet- en regelgeving naar de
NMa, OPTA en CA worden vervangen door verwijzingen naar de nieuwe
toezichthouder.
Pagina 4 van 8
Directoraat-generaal voor
Energie, Telecom en Markten
Directie Mededinging en
Consumenten
Ons kenmerk
ETM/MC / 11077383
Op de nieuwe toezichthouder zal de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
(Kaderwet zbo's) van toepassing zijn. Dat betekent dat de bepalingen uit die wet
ten aanzien van onder meer de benoeming, ontslag en schorsing van bestuurders,
nevenfuncties van bestuurders, het bestuursreglement, de verhouding tot de
betrokken departementen, de evaluatie van het functioneren van de nieuwe
toezichthouder, de begroting en het jaarverslag zullen gelden voor de nieuwe
toezichthouder. De nieuwe toezichthouder zal meelopen in de begrotingscyclus
van het Rijk. Voor zover er uitzonderingen of aanvullingen op de Kaderwet zbo's
nodig zijn, zal dat in de instellingswet worden geregeld. Bezien zal worden of
eventuele andere relatief eenvoudige wijzigingen, die nodig zijn voor een
verbetering van de efficiëntie van het functioneren van de nieuwe toezichthouder,
in het traject van de instellingswet kunnen worden meegenomen.
Ook de informatie-uitwisseling binnen de nieuwe toezichthouder wordt in de
instellingswet geregeld. Deze informatie-uitwisseling kan worden vereenvoudigd
door na zorgvuldige afweging van alle belangen toe te staan dat gegevens en
inlichtingen die zijn verkregen op basis van één wet ook gebruikt mogen worden
voor uitoefening van taken op basis van andere wetten door de nieuwe
toezichthouder voor zover het Europees recht dat toestaat. Omdat informatieuitwisseling
van de nieuwe toezichthouder met andere organisaties complexer is
dan informatie-uitwisseling binnen de nieuwe toezichthouder, wordt nog bezien of
dit wordt meegenomen in de instellingswet of in het materiële wetstraject (zie
hierna). De vereenvoudiging van informatie-uitwisseling is een noodzakelijke
voorwaarde voor verbetering van de effectiviteit en doelmatigheid van de nieuwe
toezichthouder. Dit is in lijn met mijn eerdere toezegging aan de Kamer ten
aanzien van de NMa in mijn beantwoording van de vragen van de leden
Gesthuizen en Bashir (beiden SP) over wettelijke belemmeringen tussen
toezichthouders.2 Bovendien zorgt het niet opnieuw hoeven opvragen van
informatie ook voor lagere toezichtlasten voor bedrijven.
Materiële wet
In mijn brief van 28 maart jl. heb ik aangegeven dat de samenvoeging van de drie
toezichthouders niet beperkt zal blijven tot de formele oprichting van de nieuwe
toezichthouder, maar dat ook onderzocht zou worden in hoeverre stroomlijning en
vereenvoudiging van procedures en de intensiteit van het toezicht mogelijk en
wenselijk is. Dit onderzoek heeft mijn ministerie inmiddels samen met de
betrokken toezichthouders uitgevoerd. Conclusie is dat verdere stroomlijning en
vereenvoudiging mogelijk en wenselijk is. Omdat dit complexer is dan de formele
instelling van de nieuwe toezichthouder, zal dit in een separaat materieel
wetstraject worden meegenomen. Er kan dan voldoende tijd voor de complexere
materiële wijzigingen worden genomen, terwijl de formele samenvoeging
voortvarend ter hand kan worden genomen.
Stroomlijning en vereenvoudiging is op verscheidene manieren mogelijk. Zo
bestaan er tussen de drie toezichthouders verschillen in de regels en
2 Vergaderjaar 2010-2011, Aanhangselnummer 2617.
Pagina 5 van 8
Directoraat-generaal voor
Energie, Telecom en Markten
Directie Mededinging en
Consumenten
Ons kenmerk
ETM/MC / 11077383
beslistermijnen ten aanzien van geschillenbeslechting. Een eenduidige werkwijze
is niet alleen voor de toezichthouder doelmatiger, maar ook duidelijker voor het
bedrijfsleven. Hetzelfde geldt voor de regels voor bezwaar en beroep.
Verdere stroomlijning en vereenvoudiging kan voorts worden behaald door waar
mogelijk en wenselijk de bevoegdheden van de drie toezichthouders te
uniformeren. Hiermee samenhangend zal ook gekeken worden waar en in
hoeverre stroomlijning mogelijk is binnen de materiële wetten waar de
toezichthouders toezien op de naleving. Op het gebied van
consumentenbescherming zal bijvoorbeeld, binnen de kaders van de Europese
richtlijnen, nader worden gekeken naar de verhouding tussen generieke
bepalingen in het Burgerlijk Wetboek en sectorspecifieke bepalingen. Een ander
voorbeeld is de harmonisatie van de verschillende grondslagen voor de
openbaarmaking van besluiten.
Verder kunnen de relatiestatuten tussen de toezichthouders en mijn ministerie (en
het ministerie van I&M voor de Vervoerkamer) worden geüniformeerd en
geïntegreerd tot één statuut. Ook de samenwerkingsprotocollen en -afspraken
met andere toezichthouders kunnen worden geüniformeerd en geïntegreerd.
Hierbij zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de
samenwerkingsprotocollen met het Agentschap Telecom en het Commissariaat
voor de Media. Deze toezichthouders worden, zoals ik heb toegelicht in mijn brief
van 28 maart jl., niet meegenomen in de fusie, omdat hun taken afwijkend zijn en
er dus weinig synergiewinst mee te behalen zou zijn. De goede samenwerking met
deze toezichthouders acht ik echter wel van groot belang, zodat
marktontwikkelingen zoals de convergentie tussen telecom en media optimaal
kunnen worden geadresseerd.
Ook de resultaten van de evaluatie van de Consumentenautoriteit, die in de zomer
van 2011 worden verwacht, worden bij stroomlijning en vereenvoudiging
betrokken. Voorts zal in de evaluatie van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet, die
in het najaar van 2011 zal worden afgerond, ook specifiek aandacht worden
besteed aan deregulering, dejuridisering, vermindering van de uitvoerings- en
toezichtslasten en vermindering van de administratieve lasten. De resultaten van
deze evaluatie zullen, in overeenstemming met hetgeen hierover in het
Energierapport is opgenomen, in een separaat wetstraject worden meegenomen.
III. Nederlandse Zorgautoriteit
In mijn brief van 28 maart jl. heb ik aangeven dat een ambtelijke werkgroep van
de ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en
Volksgezondheid, Welzijn en Sport de taakafbakening tussen de NZa en de NMa,
OPTA en Consumentenautoriteit (CA) verkent. Afhankelijk van de bevindingen
wordt besloten of er taken van de NZa in de rol van marktmeester bij de nieuwe
toezichthouder worden gevoegd. Randvoorwaarde is dat dit tot een besparing
leidt.
Pagina 6 van 8
Directoraat-generaal voor
Energie, Telecom en Markten
Directie Mededinging en
Consumenten
Ons kenmerk
ETM/MC / 11077383
De werkgroep heeft geconstateerd dat er geen raakvlakken zijn tussen de
wettelijke taken van de NZa en OPTA, en deze tussen de NZa en CA zeer beperkt
zijn. De NZa en CA verwijzen in de praktijk consumenten naar elkaar door. De
werkgroep heeft zich om deze reden alleen geconcentreerd op de NMa en de NZa.
De werkgroep heeft geconstateerd dat er op een tweetal terreinen een potentiële
efficiencywinst te behalen zou zijn, door het laten vervallen van de zienswijze bij
fusies alsook het overhevelen van het aanmerkelijke marktmacht (AMM) -
instrumentarium naar de nieuwe toezichthouder. Daarmee zou een belangrijk deel
van de algemene afstemming betreffende mededinging tussen beide organisaties
kunnen komen te vervallen.
Ten aanzien van de zienswijze van de NZa bij fusies komt de werkgroep tot de
conclusie dat deze ook daadwerkelijk kan komen te vervallen, mede in het licht
van de in het Regeerakkoord/Gedoogakkoord opgenomen zorgspecifieke
fusietoets, die de NZa samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) zal
gaan uitvoeren als zorgaanbieders willen fuseren. Die fusietoetsing zal gericht zijn
op het voorkomen van onacceptabele gevolgen voor de publieke belangen in de
zorg. Voorts wordt hiervoor aangesloten bij de reikwijdte van de Wet
Marktordening Gezondheidszorg (WMG), wat betekent dat deze zorgbreed van
toepassing zal zijn en niet alleen op terreinen waar de markt werkt c.q. de
Mededingingswet van toepassing is. De werkgroep heeft ingeschat dat het niet
langer afgeven van de zienswijze door de NZa een structurele besparing van 2,5
fte (ongeveer ¤175.000) met zich zou brengen, verdeeld over beide
toezichthouders. Dit laat onverlet dat uit het Regeerakkoord voortvloeit dat de
NZa capaciteit zal moeten gaan inzetten voor de uitvoering van de zorgspecifieke
fusietoets.
Ten aanzien van het instrumentarium bij aanmerkelijke marktmacht concludeert
de werkgroep dat deze (voorlopig) beter bij de NZa kan blijven. Doordat op dit
moment belangrijke delen van de zorgsector zich in een transitie naar meer
marktwerking bevinden, wordt het AMM-instrument door de NZa in samenhang
met de overige WMG-instrumenten toegepast. Zo wordt bij die delen van de
zorgsector die in transitie zijn door de NZa steeds een afweging gemaakt tussen
het oplossen van gesignaleerde knelpunten door middel van algemene regulering,
markttoezicht (AMM) en nalevingstoezicht. Voorts zal het AMM-instrument als
reguleringsinstrument, na inwerkingtreding van het wetsvoorstel 'Aanvulling
instrumenten bekostiging WMG',3 inhoudelijk samenhangen met de mogelijkheden
om het budgettaire kader zorg te beheersen. Het overhevelen van het AMMinstrumentarium
kan derhalve een integrale afweging en inzet van de NZa ernstig
bemoeilijken en daarmee ongewenste effecten hebben tijdens de transitiefase van
de zorgsector.
3 Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling
met instrumenten voor bekostiging
Pagina 7 van 8
Directoraat-generaal voor
Energie, Telecom en Markten
Directie Mededinging en
Consumenten
Ons kenmerk
ETM/MC / 11077383
In het licht van de relatief beperkte efficiencyvoordelen die het overhevelen van
het AMM-instrumentarium zouden opleveren, wegen deze naar het oordeel van de
werkgroep niet op tegen de verwachte nadelen, zolang belangrijke delen van de
zorgsector zich in transitiefase bevinden. De werkgroep beveelt derhalve aan om
na een periode van vier jaar te evalueren of behoud van het AMM-instrument bij
de NZa nog noodzakelijk is of dat dit met het oog op het verloop van de
transitiefase van de zorgsector alsnog kan worden overgeheveld.
Ik deel de conclusies van de werkgroep. Zowel de zienswijze bij fusies als de
zorgspecifieke fusietoets zien specifiek op de borging van de publieke belangen
betaalbaarheid, kwaliteit en bereikbaarheid. Ik kan mij daarom vinden in het
afschaffen van de zienswijze van de NZa bij fusies in de zorgsector op het
moment dat de zorgspecifieke fusietoets in werking is getreden. Ook vind ik het
verstandig om, gezien de verschillende transitietrajecten in de zorgsector die dit
kabinet doorvoert, het AMM-instrumentarium bij de NZa te laten en deze keuze
over vier jaar opnieuw te bezien.
IV. Besparingen samenvoeging en taakstelling
In mijn brief van 28 maart jl. heb ik aangegeven dat de samenvoeging van de drie
toezichthouders en de daarmee samenhangende voorstellen voor stroomlijning en
vereenvoudiging van procedures en de intensiteit van het toezicht een bijdrage
kunnen leveren aan het invullen van de taakstelling uit het Regeerakkoord.
Inmiddels is die taakstelling vastgesteld: de drie toezichthouders dienen
gezamenlijk een besparing van ¤ 7,4 miljoen te realiseren in 2015.
De bestuurders van de drie toezichthouders verwachten dat de synergievoordelen
die met de keuze voor de organisatiestructuur, beschreven in deel I van deze
brief, structureel indicatief zo'n ¤ 3 mln per jaar zullen bedragen. Ongeveer de
helft van deze indicatieve besparingen komt uit de bedrijfsvoering van de nieuwe
toezichthouder, de rest uit besparingen op bestuur en bestuursondersteuning en
op het primaire proces (onder andere de genoemde herinrichting van
consumententaken en het verder beperken van inhuur). Om deze
synergievoordelen zo goed mogelijk te realiseren, zullen ook belemmeringen voor
synergie tussen de drie organisaties in wet- en regelgeving zoveel mogelijk
moeten worden weggenomen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de in deel II
genoemde informatie-uitwisseling. Bedacht moet worden dat deze besparing niet
geheel ten goede komt aan de rijksfinanciën, omdat een deel van de
toezichthouder wordt gefinancierd door de markt. De komende periode zal worden
bezien in hoeverre stroomlijning van de systematiek van marktfinanciering in de
verschillende sectoren (telecom, energie, post en vervoer) mogelijk is. Daarbij
wordt de omvang van de toezichtlasten voor het bedrijfsleven goed in
ogenschouw genomen.
Hoewel de exacte invulling van de taakstelling aan de nieuwe toezichthouder is, is
het de bedoeling om door een verdere vergroting van de efficiëntie, bijvoorbeeld
door het stroomlijnen en vereenvoudigen van procedures, ook structurele
besparingen te realiseren. De verschillende mogelijkheden daartoe zijn hierboven
Pagina 8 van 8
Directoraat-generaal voor
Energie, Telecom en Markten
Directie Mededinging en
Consumenten
Ons kenmerk
ETM/MC / 11077383
in deel II beschreven. Het is op dit moment nog te vroeg om een inschatting van
deze besparingen op jaarbasis te kunnen maken. Deze inschatting zal in het kader
van het materiële wetstraject worden gemaakt. Op dat moment zal ook de
vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven in kaart worden
gebracht. De genoemde gezamenlijke taakstelling zal in ieder geval moeten
worden gerealiseerd.
Uiteraard gaat de samenvoeging gepaard met incidentele kosten. De directe
incidentele kosten van samenvoeging worden door de bestuurders van de drie
toezichthouders vooralsnog geschat op ongeveer ¤ 3,5 mln. Grote posten hierin
zijn ICT, verhuizingen en huisvestingsaanpassingen. Daarnaast zal er door het
beslag op de werknemers een tijdelijk productieverlies in het primaire proces
('minder zaken') van de drie huidige toezichthouders dan wel de nieuwe
toezichthouder kunnen optreden.
V. Verdere traject
Het wetsvoorstel voor de instellingswet zal ik spoedig na de zomer aanbieden aan
de Ministerraad. Het wetsvoorstel voor de materiële wet ten behoeve van
stroomlijning en vereenvoudiging in de procedures en de intensiteit van het
toezicht zal meer tijd vergen. Ik streef er naar een voorstel voor de materiële wet
in de loop van 2012 aan uw Kamer aan te bieden.
Parallel aan deze wetgevingstrajecten zal de beoogd voorzitter samen met de
bestuurders van de drie toezichthouders vanaf 1 juli tot in het najaar van 2011 de
hoofdlijnen van de nieuwe toezichthouder verder uitwerken binnen de in deze
brief geschetste kaders, resulterend in een voorgenomen organisatiebesluit eind
2011. Daarin wordt het advies van de medezeggenschapsorganen conform de Wet
op de ondernemingsraden betrokken. Verwacht wordt dat het organisatiebesluit in
het voorjaar van 2012 kan worden vastgesteld.
Vooruitlopend op de beoogde samenvoeging per 1 januari 2013 zal, voor zover
dat niet al gebeurt, zoveel mogelijk worden samengewerkt op het vlak van de
backoffices van ConsuWijzer en van de bedrijfsvoering.
(w.g.) drs. M.J.M. Verhagen
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie