Nationale Bank van Belgie
Niet-financiële rekeningen van de institutionele sectoren - 1ste kwartaal 2011
Sedert oktober 2010 publiceert het INR statistieken betreffende de niet-financiële kwartaalrekeningen van de
institutionele sectoren, opgesteld volgens de methodologie van het ESR1995 (cf. publicatie). Dit communiqué
verschaft de voornaamste informatie over de situatie van de huishoudens en de vennootschappen, alsook de saldi
van de sectoren, inclusief het saldo van de overheid.
Daling van de spaarquote van de huishoudens in het eerste kwartaal van 2011
Tijdens het eerste kwartaal van 2011 bedroeg de spaarquote van de huishoudens 14,8 pct., een daling met
2,5 procentpunt ten opzichte van het voorgaande kwartaal. De huishoudens verhoogden hun consumptieve
bestedingen immers met 1,8 pct., terwijl hun beschikbaar inkomen met 1,2 pct. terugliep. De afname van dit
inkomen is onder meer toe te schrijven aan de vrij krachtige stijging van de directe belastingen
.
... en lichte toename van de investeringsquote van de huishoudens
De besparingen van de huishoudens kunnen onder meer worden besteed aan de financiering van uitgaven die
aanleiding geven tot een verhoging van het onroerende vermogen. Deze investeringsuitgaven houden
hoofdzakelijk verband met de bouw en de renovatie van woningen. De investeringsquote meet het aandeel van het
beschikbaar inkomen dat de huishoudens aan dit type van uitgaven spenderen. Die quote is in het eerste kwartaal
van 2011 licht toegenomen met 0,2 procentpunt, en bedroeg 9,9 pct.
Aandeel van de winst in de toegevoegde waarde van de niet-financiële vennootschappen gestegen in het
eerste kwartaal van 2011
Het winstaandeel van de niet-financiële vennootschappen wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het brutoexploitatieoverschot
van die vennootschappen en hun toegevoegde waarde1. Tijdens het eerste kwartaal van 2011
is het winstaandeel met 1,2 procentpunt toegenomen, tot een peil van 39,2 pct., wat ongeveer overeenstemt met
het niveau dat vóór het uitbreken van de financiële en economische crisis werd opgetekend. De toegevoegde
waarde van de niet-financiële vennootschappen is immers met 2,4 pct. gestegen, terwijl de bezoldigingen ten laste
van de vennootschappen en de belastingen minus de subsidies op de productie in totaal met 0,4 pct. zijn
toegenomen.
... en investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen licht toegenomen
De investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen, die de brutovorming van vast kapitaal van deze
vennootschappen meet als een percentage van hun toegevoegde waarde, nam in het eerste kwartaal van 2011
enigszins toe, namelijk tot 21,6 pct. Deze lichte stijging, die in de komende maanden nog moet worden bevestigd,
zou de ombuiging van de sinds ongeveer drie jaar neerwaarts gerichte curve kunnen weerspiegelen.
Saldo van de Belgische economie enigszins teruggelopen
De sectorale saldi meten het financieringsvermogen of de financieringsbehoefte van elk van de grote sectoren van
de economie (huishoudens, vennootschappen en overheid). Een positief saldo betekent dat de betrokken sector
- rekening houdend met al zijn middelen en uitgaven - de mogelijkheid heeft om zijn financiële activa te verhogen
en/of om zijn financiële verplichtingen terug te schroeven. Omgekeerd wijst een negatief saldo op de noodzaak
voor de sector om bepaalde activa te verkopen en/of om zijn schuldenlast te verhogen teneinde zijn
niet-financiële transacties te kunnen financieren.
TOELICHTING
De niet-financiële rekeningen van de institutionele sectoren, geraamd tegen werkelijke prijzen, vormen een ruime,
geïntegreerde en coherente databank, die het volledige rekeningensysteem voor elke sector (huishoudens,
vennootschappen en overheid) omvat. Dat laatste beschrijft de productietransacties, de transacties inzake de
vorming en herverdeling van inkomens, onder meer via overheidstussenkomst, alsook de transacties inzake de
besteding van het inkomen in de vorm van consumptie, besparingen of investeringen. Uiteindelijk sluit de rekening
van elke institutionele sector met een saldo dat overeenstemt met het financieringsvermogen of de
financieringsbehoefte van die sector.
De kwartaalrekeningen van de institutionele sectoren worden opgesteld door de reeds beschikbare statistische
informatie - onder meer de nationale kwartaalrekeningen en de overheidsrekeningen - aan te vullen met andere
ramingen.
De kwartaalrekeningen van de sectoren zijn bijzonder gedetailleerd en uitgebreid. Vanuit didactisch oogpunt heeft
het INR ervoor geopteerd enkel een selectie van indicatoren te publiceren, alsook de belangrijkste componenten
ervan. De selectie van statistieken inzake de niet-financiële kwartaalrekeningen van de institutionele sectoren heeft
tot doel de belangrijkste informatie uit deze rekeningen te belichten. De indicatoren en hun componenten worden
105 kalenderdagen na het einde van het kwartaal waarop ze betrekking hebben gepubliceerd. Deze
kwartaalindicatoren zijn volledig coherent met hun equivalent op jaarbasis.
De vier belangrijkste indicatoren zijn:
- de brutospaarquote van de huishoudens, die gedefinieerd wordt als de brutobesparing in procenten van
het bruto beschikbaar inkomen (gecorrigeerd voor mutaties in de voorzieningen voor de
pensioenverzekering);
- de bruto-investeringsquote van de huishoudens, die gedefinieerd wordt als de bruto-investeringen in
vaste activa, in procenten van het bruto beschikbaar inkomen (gecorrigeerd voor mutaties in de voorzieningen
voor de pensioenverzekering);
- het aandeel van de winst van de niet-financiële vennootschappen, dat gedefinieerd wordt als het brutoexploitatieoverschot
in procenten van de bruto toegevoegde waarde. Deze indicator geeft aan welk gedeelte
van de tijdens het productieproces gecreëerde toegevoegde waarde bestemd is voor de vergoeding van het
kapitaal. Het is het complement van het aandeel van de loonkosten (verhoogd met de belastingen minus de
subsidies op de productie) in de toegevoegde waarde van de niet-financiële vennootschappen. Het brutoexploitatieoverschot
wordt met name berekend vóór het in aanmerking nemen van het netto-inkomen uit
vermogen en vóór de betaling van de directe belastingen. In overeenstemming met de algemene principes
van de nationale rekeningen, houdt het evenmin rekening met de kapitaalverliezen of -winsten die onder
meer op de financiële activa worden gerealiseerd. Het gaat dus niet om een winstconcept in de zin van de
ondernemingsboekhouding;
- de bruto-investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen, die gedefinieerd wordt als de brutoinvesteringen
in vaste activa, in procenten van de bruto toegevoegde waarde.
Er werden geen specifieke indicatoren voor de financiële vennootschappen geselecteerd, aangezien de nietfinanciële
rekeningen van deze ondernemingen berusten op beperktere kwartaalinformatie en derhalve als minder
pertinent worden beschouwd.
De geselecteerde indicatoren vertonen sterke schommelingen van het ene kwartaal op het andere, zodat een
correcte economische interpretatie enkel mogelijk is door de ontwikkeling van de brutokwartaalreeksen te bekijken
t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar of door de evolutie t.o.v. het voorgaande kwartaal
van de voor seizoeninvloeden en, in voorkomende geval, kalendereffecten gezuiverde reeksen in aanmerking te
nemen. Zowel de bruto-indicatoren als hun voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde equivalenten
worden gepubliceerd.
De vier geselecteerde indicatoren worden aangevuld met de financieringsbehoefte of het financieringsvermogen
van de sectoren van de Belgische economie (huishoudens, het geheel van vennootschappen - zowel de financiële
als de niet-financiële - en de overheid). De sectorale saldi worden voorgesteld in een zogeheten geannualiseerde
vorm, dat wil zeggen in de vorm van een voortschrijdend totaal van de vier laatste brutogegevens (hetzij de som
van de gegevens met betrekking tot het beschouwde kwartaal en de drie voorafgaande kwartalen). Zo ontstaat een
afvlakkingseffect en wordt de analyse vergemakkelijkt. De seizoengezuiverde saldi worden niet gepubliceerd:
aangezien het finale aggregaten betreft, is, ondanks de correctie voor seizoeninvloeden, het verloop van deze saldi
nog sterk volatiel, zodat het niet evident is er een algemene tendens uit af te leiden.