Gemeente Utrecht


2011 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
96 Vragen van de heer drs. E. Smid
(ingekomen 18 juli 2011)


Op woensdag 13 juli deed de Raad van State de uitspraak dat gemeenten maatregelen tegen de overlast van softdrugsgebruikers niet mogen regelen middels een algemene plaatselijke verordening (APV). Dit naar aanleiding van een rechtszaak die was aangespannen door een aantal bewoners van de Amsterdamse Hemonystraat, die een blowverbod wilden op de kinderspeelplaats in die straat waar al jaren sprake is van grote overlast van blowende jongeren.

De Raad van State oordeelde dat het opstellen van blowverboden middels een APV in strijd is met de Opiumwet. Het in bezit hebben van softdrugs is verboden, en derhalve is ook het gebruiken van softdrugs strafbaar, aldus de Raad van State, die in haar oordeel verwees naar arrest LJN: AR4923 van de Hoge Raad van 14 december 2004 evenals de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 3 van de Opiumwet. Daarom bestaat er 'geen ruimte voor gemeentelijke verbods- en strafbepalingen, die deze voorschriften uit de Opiumwet dupliceren', aldus de hoogste bestuursrechter.

Wat het CDA betreft maakt de uitspraak duidelijk, dat de gemeente absoluut verplicht is om tegen drugsmisstanden op te treden-ook zonder blowverbod in de APV. De uitspraak bevestigt dat op grond van de Opiumwet, het gebruik van softdrugs verboden is. En dus is hiermee in feite vastgesteld, dat een blowverbod op straat geldt voor de gehele openbare ruimte. Volgens het CDA is dat goed nieuws, omdat de burgemeester met deze uitspraak overlast van blowende hangjongeren overal in de stad gewoon aan kan pakken. Het CDA hoopt dan ook dat hij dit in de handhavingsprioriteiten opneemt en het blowverbod in samenwerking met politie en Openbaar Ministerie handhaaft.

Eerder sprak het landelijke CDA-kamerlid Co?kun Çörüz zich ook al uit voor een harder optreden tegen wietgebruikers. Dat de Raad van State het gebruik van drugs ontoelaatbaar acht, kan volgens hem maar een ding betekenen: "Als je niet mag blowen, kun je ook de coffeeshops niet langer in stand houden. Drugs leiden tot gezondheidsklachten en criminaliteit, daar moet je gewoon een eind aan maken."

Het CDA stelt naar aanleiding hiervan de volgende vragen:

1) Wat betekent deze uitspraak voor het gemeentelijke softdrugsbeleid, en voor de manier waarop de politie optreedt bij meldingen van drugsoverlast in de openbare ruimte?
2) Is het college het met de CDA fractie eens, dat met deze uitspraak van de Raad van State is bepaald, dat er de facto een blowverbod bestaat voor de gehele openbare ruimte in onze gemeente?
3) Is het college het voorts eens met de CDA fractie, dat zij derhalve wettelijk verplicht is om de Opiumwet te handhaven en dus om op te treden tegen blowen in de openbare ruimte?
4) Is het college bereid om samen met OM en politie een nieuwe prioritering van de handhaving op te stellen ten aanzien van het optreden tegen blowen op straat, waarbij in ieder geval prioriteit wordt gegeven aan kinderspeelterreinen en scholen?


---- --