CDA
CDA stelt vragen over erfbelasting
dinsdag 26 juli 2011
De CDA-fractie in de Tweede Kamer heeft vragen gesteld aan
staatssecretaris Weekers van Financiën over de vernieuwde
erfbelasting. Kinderen die hun ouders in huis nemen worden door deze
vernieuwde belasting gedupeerd omdat zij verplicht worden hun ouders
een âwoekerhuurâ in rekening te brengen. Volgens CDA-Tweede Kamerlid
Pieter Omtzigt kan dit echt niet: â De kleine man die goed voor zijn
ouders wil zorgen, wordt nu financieel gepaktâ.
Wanneer kinderen tegenwoordig hun ouders in huis nemen, moeten zij huur
vragen van 6% van hun woningwaarde. Voor mensen met een huis van rond
de twee ton betekent dat, dat hun ouders iedere maand duizend euro
moeten betalen. Omtzigt: âDat is wel erg veel, zeker voor ouderen die
rond moeten komen van een klein pensioenâ.
De vragen die de Kamerleden Omtzigt en Ormel hebben gesteld aan
staatssecretaris Weekers vindt u hieronder:
Vragen van de leden Omtzigt en Ormel (CDA) aan de staatssecretaris
van Financien
1. Heeft u het artikel gelezen van prof dr. B.M.E.M. Schols
in het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht 2011-1253 over
artikel 10 Successiewet (SW) (de levensgenieter krijgt âlevenslangâ
oftewel eens genoten altijd genoten)?
2. Bent u het met de auteur eens dat het standpunt van het
specialistenteam onjuist is om dat na afstand van het vruchtgebruik
sprake is van een nieuwe rechtsverhouding zodat het genot na de
omzetting (na 180 dagen) is geëindigd als bedoeld in artikel 10 lid 4
letter b SW?
3. Zo nee vindt u het niet dat mensen ondanks het ontbreken
van overgangsrecht een eerlijke kans moeten krijgen het artikel 10 SW
gevaar te repareren?
4. Zo nee, zeker nu deze mensen al sinds 1964 gebruik
hebben gemaakt van een gewone resolutie (resolutie 30 november 1964,
BNB 1965/96), die zonder overgangsrecht ineens wordt ingetrokken?
5. Zo nee, is er geen sprake van onbehoorlijk bestuur nu er
naast het ontbreken van overgangsrecht de reparatiemogelijkheid ook
wordt ontnomen? Bent u bereid de mogelijkheid te bieden tot een
reparatiemogelijkheid, waaraan mensen rechtszekerheid kunnen ontlenen?
6. Is er geen sprake van rechtsongelijkheid nu alleen het
specialistenteam successie/schenking Randmeren, kantoor Zwolle (25
maart 2011, C2010/151) stelt dat artikel 10 SW tijdens leven niet kan
worden gerepareerd? Wat gaat u hieraan doen?
7. Vindt u niet dat de inspecteur dit soort bijzondere
vraagstukken vooraf had moeten afstemmen met het ministerie van
financiën of de Staatssecretaris omdat hier antwoord wordt gegeven op
een rechtsvraag, is hierover geen beleid om antwoorden op rechtsvragen
landelijk te coördineren?
8. Waarom wordt in besluit (ministerie van Financiën 6
januari 2011 nr DGB2010/6643M) vastgelegd dat er niet alleen een
zakelijke huur moet zijn overeengekomen maar dat die huur ook jaarlijks
moet zijn aangepast, realiseert u zich dat er dan geen enkele situatie
onder valt, want dat gebeurt in de praktijk niet?
9. Wat vindt u van de opmerking van prof. dr. J.P.M. Stubbe
in Fiscale Berichten voor het Notariaat (FBN) 2010 nr 20 dat de huur
van woonruimte maatschappelijk en juridisch gezien niet jaarlijks aan
de ontwikkeling van de waarde van de woning kan worden aangepast?
10. Heeft u zich gerealiseerd dat de huurprijs van 6% in veel
gevallen dan hoger is dan de wet Huurprijzenwet Woonruimte? Welke boete
of straf kan iemand krijgen die een huurprijs vraag die boven dat
wettelijke maximum ligt?
11. Realiseert u zich dat in het geliberaliseerde deel van de markt de
gemiddelde huurprijs 4,7% van de WOZ-waarde van de woning bedraagt
(Hervorming van het Nederlandse woonbeleid, centraal planbureau, 2010)?
12. Kunt u één grote verhuurder in Nederland aanwijzen die een
huurprijs van 6% van de WOZ-waarde gemiddeld bij zijn woningen in
rekening brengt?
13. Deelt u de analyse uit dit voornoemde CPB- rapport dat voor een
nominaal rendement van 6% per jaar een bruto huurprijs van 3,7% vereist
is? (6% - 2% inflatie â 1% extra waardestijging van de woning boven
inflatie + 0,7% kosten onderhoud). Bent u bereid het besluit aan te
passen en 3,7% te bestempelen als een marktconforme huur?.
14. Welke waarde moet hiervoor eigenlijk worden genomen, de
Woz-waarde of de werkelijke waarde van het huis?
15. Hoe zijn dit soort ingrijpende maatregelen gecommuniceerd naar
de burger?
16. Vanuit de praktijk wordt er met heel veel verontwaardiging
kennis dat er geen overgangsrecht geldt voor de intrekking van
resolutie 30 november 1964, BNB 1965/96 is het niet rechtvaardiger een
step-up regeling te bedenken waardoor een eventuele waardeontwikkeling
tot 1 januari 2010 niet relevant of slechts gedeeltelijk relevant is
voor artikel 10 SW.
17. Velen hebben forse verbeteringen aan de woning aangebracht tussen
de overdracht aan het overlijden. Wordt er rekening gehouden met deze
woningverbeteringen en is er een vrije bewijsregeling of hadden deze
mensen de notaâs van soms tientallen jaren geleden moeten bewaren.