Uitspraken vastgesteld d.d. 29 juli 2011
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, mw. M.J.H. Doomen, mr. T.E.
Klein, M. Ülger en mw. J.G.T.M. Wartenbergh, leden, in tegenwoordigheid
van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. H. Osinga,
adjunct-secretaris.
R.J. Lustig / H. Talens en De Twentsche Courant Tubantia
Uitspraak: ongegrond
De klacht betreft het artikel "Over de rug van de gewone man", dat een
portret over klager behelst. Kern van de klacht is dat een onnodig
negatief beeld van klager is geschetst, zonder toepassing van
wederhoor, en dat zijn privacy is geschonden.
Volgens de Raad is aannemelijk dat het portret is gebaseerd op een
groot aantal bronnen - waaronder feitelijke objectieve bronnen - en dat
daarbij voldoende zorgvuldigheid in acht is genomen. Niet is gebleken
dat verweerders een onzorgvuldige of eenzijdige selectie hebben gemaakt
van bronnen of de feiten onvoldoende onderzocht hebben.
Voor de gemiddelde lezer is voldoende duidelijk dat het artikel een
schets betreft van de handelwijze van klager en dat de beschuldigende
beweringen met name de perceptie van de bronnen betreffen. Het stond
verweerders vrij de meningen van de bronnen te parafraseren en daarbij
metaforen te gebruiken op de wijze zoals zij hebben gedaan, nu niet is
gebleken dat dat op journalistiek onzorgvuldige wijze is geschied. (zie
punt 1.4. van de Leidraad van de Raad)
Dat in het onderhavige geval geen wederhoor is toegepast, is niet
ontoelaatbaar. Daarbij neemt de Raad mede in aanmerking dat de
publicatie op een groot aantal bronnen is gebaseerd en dat het portret
hoofdzakelijk een inzicht in de levensloop van klager behelst.
Bovendien verbleef klager ten tijde van de publicatie in voorlopige
hechtenis waarbij hem beperkende maatregelen waren opgelegd. Hierdoor
was het voor verweerders feitelijk niet mogelijk bij klager wederhoor
toe te passen. Verweerders hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat
voor hen journalistieke aanleiding bestond tot publicatie over te gaan.
Zij behoefden niet te voorzien dat de beperkende maatregelen ten
aanzien van klager kort na de publicatie zouden worden opgeheven. Dat
verweerders niet hebben gewacht met publiceren totdat klager
beschikbaar was voor wederhoor, kan hen in dit geval niet worden
aangerekend. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Nu verder niet is gebleken dat de publicatie relevante onjuistheden
bevat, bestaat geen grond voor het oordeel dat de klacht op dit punt
gegrond is. (vgl. RvdJ 2008/26)
Ten aanzien van de privacy van klager overweegt de Raad dat de
vermelding van initialen, leeftijd en woonplaats van verdachten en
veroordeelden gebruikelijk en niet journalistiek onzorgvuldig is. (zie
punt 2.4.6. van de Leidraad) Het is derhalve de vraag of verweerders
met de naamsvermelding van de ondernemingen van klager ontoelaatbaar
hebben gehandeld.
De in het artikel genoemde bedrijven spelen kennelijk een belangrijke
rol in de strafzaak tegen klager. Verweerders hebben voldoende
aannemelijk gemaakt dat er redenen bestonden om aan te nemen dat de
feiten in het strafproces op deze ondernemingen (mede) betrekking
hadden. Het is maatschappelijk en journalistiek relevant daarover te
berichten op de wijze zoals verweerders hebben gedaan. De Raad is van
oordeel dat verweerders het belang van een volledige berichtgeving op
een verantwoorde wijze hebben gediend en dat van een disproportionele
aantasting van het privéleven van klager geen sprake is. (vgl. RvdJ
2007/65)
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Privacy: verdachten/veroordeelden
· Aard van de publicatie: portret/profiel
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/48
X / H. Talens en De Twentsche Courant Tubantia
Uitspraak: niet-ontvankelijk c.q. ongegrond
In De Twentsche Courant Tubantia zijn diverse artikelen verschenen over
een strafzaak tegen (onder anderen) klaagster. Voor zover de klacht is
gericht tegen publicaties gedateerd vóór 23 september 2010 is klaagster
daarin niet-ontvankelijk, nu die klacht niet binnen zes maanden na de
publicatiedatum bij de Raad is binnengekomen. (vgl. RvdJ 2009/27)
Verder overweegt de Raad dat de vermelding van initialen, leeftijd en
woonplaats van verdachten en veroordeelden gebruikelijk en niet
onzorgvuldig is.
De in de berichtgeving genoemde bedrijven, waarbij klaagster is
betrokken, spelen kennelijk een relevante rol in de strafzaak waarover
is bericht, nu die ondernemingen zijn genoemd in de tenlastelegging.
Voor verweerders bestond dan ook voldoende aanleiding om aan te nemen
dat de strafzaak (mede) op die ondernemingen betrekking had. Het is
maatschappelijk en journalistiek relevant daarover te berichten op de
wijze zoals verweerders in de gewraakte berichtgeving hebben gedaan.
(vgl. RvdJ 2007/65)
Ten aanzien van het vermelden van de familieomstandigheden en het
huwelijksvoornemen is de Raad van oordeel dat verweerders het belang
van een volledige berichtgeving op een verantwoorde wijze hebben
gediend door weer te geven wat op de openbare rechtszitting ter sprake
is geweest. Van een disproportionele aantasting van het privéleven van
klaagster is geen sprake. (zie punten 2.4.1. en 2.4.6. van de Leidraad
van de Raad)
Verder is niet gebleken dat de berichtgeving ten aanzien van klaagster
relevante onvolkomenheden bevat. Verweerders hebben voldoende duidelijk
gemaakt dat de verslaggeving betrekking heeft op verdenkingen ten
aanzien van klaagster c.q. ondernemingen waarbij zij is betrokken, maar
dat zij nog niet is veroordeeld. Daarbij is voldoende onderscheid
gemaakt tussen de verdenkingen ten aanzien van klaagster en die ten
aanzien van de overige verdachten in de strafzaak. Voor zover de klacht
betrekking heeft op berichtgeving gedateerd ná 23 september 2010 is
deze ongegrond.
Trefwoorden:
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens,
verdachten/veroordeelden
· Procedure: ontvankelijkheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/49
mr. F. IJspeerd / Binnenlands Bestuur - herziening uitspraak RvdJ
2011/15
Uitspraak: toegewezen, maar beslissing gehandhaafd (klacht ongegrond)
IJspeerd heeft herziening verzocht van de uitspraak van de Raad van 4
maart 2011 (RvdJ 2011/15) betreffende zijn klacht over het artikel
"Gemeentemedewerker chanteert VNG met Wob". In de publicatie was - kort
samengevat - aandacht besteed aan een aantal verzoeken die IJspeerd op
grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) had gedaan. Daarbij
waren zijn naam en woonplaats vermeld, alsmede voor welke gemeente hij
werkzaam is. De Raad heeft de klacht ongegrond verklaard.
Volgens de herzieningskamer heeft verzoeker terecht aangevoerd dat in
de uitspraak van de Raad van 4 maart 2011onjuist is vermeld dat
verzoeker heeft gesteld dat hij het rapport `Bijstandsfraudestatistiek
van het CBS: van oud werken naar nieuw werken?' heeft geschreven als
gemeente-ambtenaar. In zoverre berust de beslissing op ten onrechte als
vaststaand of aannemelijk geoordeelde feiten.
In zijn verzoek tot herziening betwist verzoeker echter niet dat hij
door het plaatsen van diverse berichten op het internet over de kwestie
bewust de openbaarheid heeft gezocht en daarbij zijn persoonlijke
gegevens heeft vermeld. Reeds vóór de berichtgeving van verweerder was
op de website van de VNG een bericht geplaatst, waarin over de kwestie
is bericht met vermelding van de naam en woonplaats van verzoeker. Uit
de door verzoeker overgelegde stukken blijkt voorts dat zijn
handelwijze van invloed is geweest op (de perceptie van zijn werkgever
van) zijn functioneren als gemeente-ambtenaar. Dit maakt dat de
omstandigheid dat verzoeker gemeente-ambtenaar is, een relevante rol
speelt in de affaire. De stelling van verzoeker dat hij in deze kwestie
slechts als burger en niet als gemeente-ambtenaar heeft geacteerd,
miskent dan ook dat zijn functie als gemeente-ambtenaar in deze kwestie
wel degelijk van belang was. Het stond verweerder vrij de functie van
klager als gemeente-ambtenaar te betrekken in de berichtgeving op de
wijze zoals hij heeft gedaan. Niet is gebleken dat verweerder op
onheuse wijze heeft getracht daarmee nieuws te creëren.
De herzieningskamer is dan ook van oordeel dat een en ander niet leidt
tot een andere beslissing in de klachtzaak.
Voor zover verzoeker heeft gewezen op een publicatie van 22 december
2010 overweegt de herzieningskamer dat die publicatie geen onderdeel
uitmaakte van de klacht waarover de Raad in zijn beslissing van 4 maart
2011 heeft geoordeeld en dat een herzieningsprocedure zich niet leent
voor een uitbreiding van de klacht. De herzieningskamer heeft zich dan
ook over deze publicatie niet uitgelaten.
Trefwoorden:
· Procedure: herziening
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/50
---
Raad voor de Journalistiek