Gemeente Utrecht


2011 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
102 Vragen van de de heer drs. D.N.E.A. Gilissen

(ingekomen 5 juli 2011)

Sinds juni staat het Informatiecentrum Leidsche Rijn aan de Verlengde Vleutenseweg te koop. In de gemeenteberichten van 15 juni 2011 is de uitgifte in erfpacht bij openbare inschrijving aangekondigd. De minimale inschrijfprijs bedraagt 1,8 miljoen euro. De aankondiging vermeldt ook: "Het pand zal in erfpacht worden uitgegeven met als hoofdbestemming religieuze voorzieningen. Een combinatie tussen deze religieuze hoofdfunctie en (een) op grond van het vigerend bestemmingsplan toegestane aanvullende functie(s) (zoals bijvoorbeeld kleinschalige kantoren en bedrijven, kinderopvang, sport of lichte horeca) behoort uitdrukkelijk tot de mogelijkheden."

De VVD heeft de volgende vragen over de verkoop van het Informatiecentrum Leidsche Rijn.

1. Waarom heeft het College gekozen voor de verkoop van het Informatiecentrum bij openbare inschrijving? Gaarne vernemen wij al uw overwegingen en afwegingen ten opzichte van het gewoon te koop zetten van het pand.
2. Is er naast verkoop van het Informatiecentrum ook onderzoek gedaan naar een andere ontwikkeling/bestemming van het perceel (sloop en/of nieuwbouw)? Zo ja, welke overwegingen hebben er toe geleid om tot verkoop over te gaan? Zo nee, waarom niet?

In de Voorjaarsnota 2011 lezen wij dat op basis van een eerste taxatie een opbrengst van rond 2 miljoen euro mogelijk lijkt. De verkoop van het Informatiecentrum is één van de extra taakstellingen uit de bestuursrapportage Leidsche Rijn 2011 om het tekort op de Grondexploitatie (GREX) Leidsche Rijn niet verder op te laten lopen.

Het geldende bestemmingsplan (Leidsche Rijn 1999) kent voor de locatie de volgende bestemming: 'gemengde doeleinden uit te werken'. De door de raad vastgestelde bestemming kent dus geen beperking tot slechts een religieuze voorziening. Ook horeca, bedrijvigheid, commerciële activiteiten en dergelijke passen binnen de geldende bestemming. De inschrijving sluit echter andere partijen dan religieuze instellingen uit. In de regel leidt uitsluiting van partijen bij een inschrijving tot een lagere opbrengst.

3. Klopt het dat u, met uw minimale inschrijvingsprijs van 1,8 miljoen euro, de kans accepteert dat uit de inschrijvingen blijkt dat uw opbrengst tot dat bedrag beperkt blijft? Zo ja, op grond van welke overwegingen heeft u voor dat lagere minimale bedrag gekozen?
4. Bent u met de VVD van oordeel dat u bij de inschrijving/verkoop moet streven naar de hoogste opbrengst? Zo nee, waarom niet?
5. Deelt het College de constatering dat de vereiste van religieuze hoofdfunctie een inperking is van de bestemming die in het vigerende bestemmingsplan staat? Zo ja, wat waren uw overwegingen om tot deze inperking over te gaan en andere partijen dan religieuze instellingen uit te sluiten bij de inschrijving?
6. Bent u van oordeel dat de door u in de inschrijving opgenomen beperking tot religieuze voorziening, een nadelige invloed kan hebben op de te verkrijgen opbrengst? Zo nee, waarom heeft u dan bij de inschrijving al de genoemde beperking opgenomen?
7. Heeft het College bezwaren of bedenkingen bij een andere hoofdfunctie dan een religieuze voorziening? Deelt het College de mening van de VVD-fractie dat de inrichting van het Informatiecentrum met een bedrijfs-, recreatieve, commerciële of horecabestemming een bijdrage kan leven aan het oplossen van het tekort aan voorzieningen in Leidsche Rijn en in het bijzonder de aangrenzende wijk Terwijde?
8. Is het mogelijk om de openbare inschrijving ook open te stellen voor andere gegadigden dan religieuze instellingen en de inschrijving te verlengen, danwel de huidige te stoppen en opnieuw uit te schrijven? Zo ja, bent u daartoe bereid?
9. Bent u bereid om uw beslissingen op de inschrijving aan te houden, totdat de Raad uw antwoorden op deze vragen heeft besproken? Zo nee, waarom niet?
---

Gemeenteberichten Ons Utrecht, 15 juni 2011
Voorjaarsnota 2011, pagina 32


---- --