Uitspraken vastgesteld d.d. 17 augustus 2011
door mr. V.G.H. Lebesque, voorzitter, mr. T.E. Klein, drs. G.J.P.
Kloosterhuis, A. Mellink MPA en mw. drs. F. Santing, leden, in
tegenwoordigheid van mr. H. Osinga, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma,
plaatsvervangend secretaris.
X / de hoofdredacteur van het Brabants Dagblad
Uitspraak: ongegrond
Op 15 november 2010 is op de website van het Brabants
Dagblad/Tilburg-stad een artikel verschenen onder de kop "Cel geëist
tegen overvallers `dealer'". In de berichtgeving wordt klager aangeduid
als drugsdealer. Kern van de klacht is dat in de berichtgeving ten
onrechte naar voren komt dat de officier van justitie van mening is dat
klager in drugs handelde.
De gewraakte berichtgeving heeft betrekking op een tweetal openbare
rechtszittingen. Volgens het proces-verbaal in de zaak S. heeft
verdachte S. ter zitting verklaard dat hij bij klager drugs wilde
kopen. Uit het proces-verbaal van de zitting in de zaak G. blijkt onder
meer dat verdachte G. heeft verklaard dat hij M. heeft aangeraden om
voor drugs naar klager te gaan. Voorts volgt uit dit proces-verbaal dat
de officier tijdens het requisitoir heeft gemeld dat voor haar
vaststaat dat M. drugs wilde kopen en dat de handeling gericht was op
de diefstal van drugs.
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden mag worden aangenomen dat de
verdachten drugs bij klager wilden kopen dan wel klager van zijn drugs
wilden beroven, zodat niet valt in te zien dat verweerder klager in het
artikel niet als drugsdealer mocht aanduiden op de wijze zoals hij
heeft gedaan. Voor een rectificatie bestaat aldus geen grond.
Gezien het voorgaande heeft verweerder niet journalistiek ontoelaatbaar
gehandeld.
Trefwoorden:
· Privacy: Privacy: algemeen
· Feitenweergave: onjuiste berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/53
X / de hoofdredacteur van RTV Noord
Uitspraak: ongegrond c.q. onthouding oordeel
Op 13 maart 2011 heeft RTV Noord in een uitzending aandacht besteed aan
een rechtszaak die zou dienen op 14 maart 2011 inzake de vermeende
fraude bij Stichting Zwembad Hoogkerk door klager. In de uitzending
wordt X aangeduid met zijn voornaam, tussenvoegsel en de initiaal van
zijn achternaam.
Verweerder heeft naar aanleiding van de strafrechtelijke procedure
tegen klager ervoor gekozen om aandacht te besteden aan het verleden
van klager. In de gewraakte uitzending worden ernstige beschuldigingen
geuit over dit verleden waarbij wordt verwezen naar eerdere vermeende
gevallen van fraude.
Klager stelt dat in strijd met de waarheid is bericht over in het
verleden gepleegde fraude bij een reclamebureau en een bank, terwijl
verweerder ter zake heeft gesteld dat hij de beschuldigingen heeft
gebaseerd op diverse betrouwbare bronnen. Nu de standpunten van de
partijen ter zake lijnrecht tegenover elkaar staan en geen materiaal
voorhanden is op grond waarvan de Raad kan vaststellen welk standpunt
juist is, kan de Raad zich daarover niet uitlaten.
Klager stelt verder dat geen wederhoor is toegepast. Verweerder heeft
niet alleen aangevoerd dat hij voor de uitzending van 2009 aan klager
bij herhaling om wederhoor heeft gevraagd, maar ook dat hij dat tijdens
de researchperiode van de gewraakte uitzending heeft gedaan. Klager
heeft dit betwist. Ook in dit geval lijken de standpunten van de
partijen lijnrecht tegenover elkaar staan. Op grond van hetgeen door
beide partijen naar voren is gebracht, kan de Raad niet vaststellen
welk standpunt juist is en of er in de researchperiode van de gewraakte
uitzending wederhoor is toegepast.
Ten slotte stelt klager dat met het in beeld brengen van zijn foto zijn
privacy onevenredig is aangetast. De wijze waarop klager in de
uitzending is aangeduid - met de vermelding van zijn voormalige
functie, voornaam en de initiaal van zijn achternaam - en de wijze
waarop zijn portret is afgebeeld - met een balkje over de ogen - zijn
echter in het kader van berichtgeving over strafzaken journalistiek
gebruikelijk en niet ontoelaatbaar. In dat verband is relevant dat
klager voorzitter is geweest van het bestuur van het zwembad en voor
zijn inspanningen is onderscheiden met een sportpenning. In zoverre
genoot klager enige bekendheid binnen de gemeenschap en was hij reeds
kenbaar voor het publiek. De Raad acht het door de wijze van
anonimiseren van de foto en de berichtgeving dan ook niet aannemelijk
dat klager juist door deze berichtgeving zal worden herkend of hinder
ondervindt.
Naar het oordeel van de Raad is derhalve geen sprake van een
disproportionele aantasting van klagers privacy en is dit onderdeel van
de klacht ongegrond.
Trefwoorden:
· Feitenweergave: onjuiste berichtgeving
· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Privacy: verdachten/veroordeelden
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/54
---
Raad voor de Journalistiek