Ingezonden persbericht


Over het experiment 'Op zoek naar Aardige Amsterdammers'

Stichting De Regenboog Groep deed deze zomer een uniek experiment. Wat gebeurt er als je vier (ex)daklozen, (ex)verslaafden en psychiatrische patiënten met een verborgen camera de straat op stuurt? Hoe aardig is Amsterdam voor mensen die het minder goed getroffen hebben?

Waarom dit experiment?
De Regenboog Groep deed dit omdat ze merkt dat de samenleving verhardt, helemaal voor mensen die op straat moeten leven of om een andere reden aan de rand van de samenleving zijn beland. Het blijkt dat iets zo gewoons als 'aardig doen', iemand eigenlijk gewoon als mens behandelen, niet altijd zo gewoon is. Daarom zijn we (undercover) op zoek gegaan naar Aardige Amsterdammers. Mensen die hun ogen niet sluiten voor mensen aan de rand van de samenleving en daarom geschikt zijn om vrijwilliger te worden bij De Regenboog Groep.

Hoe is het experiment gedaan?
We hebben vier ervaringsdeskundigen uitgerust met een verborgen camera. In overleg met hen hebben we een aantal realistische situaties gekozen waarmee we de reacties van Amsterdammers konden toetsen. Gedurende twee dagen zijn in totaal 144 voorbijgangers getest in de volgende situaties:

Robbie is dakloos en soms een beetje in de war. Gewapend met cowboyhoed, mondharmonica en gitaar rijdt hij op zijn skeelers door de stad. Hij houdt van gezelschap; zijn vrienden komen eigenlijk allemaal van de straat. In het experiment ging hij op zoek naar iemand die een potje met hem wilde kaarten. Will is bijstandsmoeder en heeft 8 kinderen. Ze heeft angststoornissen en kan van de kleinste dingen in paniek raken. Bijvoorbeeld op een drukke roltrap. In het experiment hebben we onderzocht hoeveel mensen Will hielpen toen ze de roltrap niet op durfde. Alexis leeft op straat en is verslaafd aan harddrugs. Ze is een markante verschijning en houdt ervan om zich uit te dossen. Maar door de drugs trillen haar handen soms zo, dat bijvoorbeeld lippenstift opdoen best lastig is. Mickey leefde tot voor kort op straat en gebruikte harddrugs. Hij heeft zijn leven nu op de rit, maar is zichtbaar getekend door het straatleven. Hij is heel sociaal en vindt het leuk om een praatje te maken met mensen. In het experiment heeft hij twee situaties getest. Hij vroeg aan groepjes mensen in het park of hij er even bij mocht komen zitten. En hij ging in de stad op zoek naar iemand die hem een knuffel kon geven, omdat hij eenzaam was.

Wat zijn de resultaten?
Van de 144 Amsterdammers die zijn getest, konden er 25 worden bestempeld als 'Aardige Amsterdammer'. Deze mensen waren gewoon aardig en behandelden Robbie, Will, Mickey en Alexis als normale mensen. Er waren drie mensen (van de 41) die Robbie hielpen met kaarten, of een gesprekje met hem aanknoopten. Twaalf mensen hielpen Will de roltrap op (van de 20). Bij zes mensen mocht Mickey even aanschuiven / stonden open voor een gesprekje (van de 39). Drie mensen hielpen Alexis met haar lippenstift (van de 18). Er was 1 dame die Mickey een knuffel wilde geven (van de 25).

Opvallend.
Will, die er het minst 'anders' uitziet, werd het meest geholpen. Maar ondanks haar heel normale vraag, werd ze toch door 10% genegeerd en weigerde 30% haar te helpen. Hoe groter de groep, hoe minder vaak er aardig werd gereageerd. Het lijkt er dus op dat groepsdruk eerder een negatief, dan een positief effect heeft. Toen Mickey aan groepjes picknickende mensen vroeg of hij er even bij mocht komen zitten, omdat hij behoefte had aan wat aandacht, kochten veel mensen hem als het ware af met een stuk stokbrood of een biertje.

Tabel: Reacties van Amsterdammers
|                     |Negeren    |Nee        |Ja       |N totaal|
|Robbie:              |39%        |54%        |7%       |41      |
|"Wilt u met me       |           |           |         |        |
|kaarten?"            |           |           |         |        |
|Will:                |30%        |10%        |60%      |20      |
|"Ik durf de roltrap  |           |           |         |        |
|niet op, wilt u me   |           |           |         |        |
|helpen?"             |           |           |         |        |
|Mickey:              |26%        |59%        |15%      |39      |
|"Hoe gaat het met u? |           |           |         |        |
|Mag ik er even bij   |           |           |         |        |
|komen zitten"        |           |           |         |        |
|Alexis:              |44%        |39%        |17%      |18      |
|"Kunt u mij helpen   |           |           |         |        |
|met mijn             |           |           |         |        |
|lippenstift?"        |           |           |         |        |
|Mickey:              |0%         |96%        |4%       |26      |
|"Zou u mij een       |           |           |         |        |
|knuffel willen geven,|           |           |         |        |
|ik ben zo eenzaam"   |           |           |         |        |