Ingezonden persbericht


Mode â(TM)¥ Kunst

Een affaire

3 september 2011 t/m 8 januari 2012

Gemeentemuseum Den Haag

Modetentoonstelling in Gemeentemuseum Den Haag

Wie kent niet de kleurige Mondriaanjurken die Yves Saint Laurent in 1965 ontwierp? Of de mini-jurkjes met hypnotiserende optische prints, geïnspireerd door op-art uit de jaren '60? Ze illustreren de innige relatie die mode en kunst al eeuwenlang onderhouden. Couturiers weten als geen ander de tijdgeest te vangen en te vertalen naar hun ontwerpen. Kunstenaars op hun beurt hebben kleding gebruikt als expressiemiddel om vorm te geven aan het totaalbeeld van hun ideeën. De door Maarten Spruyt vormgegeven tentoonstelling Mode â(TM)¥ Kunst, een affaire, laat zien dat kleding gebruikt wordt door krachtige vrouwen om zich te onderscheiden en dat beeldende kunst in veel gevallen een grote inspiratiebron is voor ontwerpers. Tot de topstukken van de tentoonstelling behoren creaties van Liberty's, Sonia Delaunay, Schiaparelli, Yves Saint Laurent, Chanel en Givenchy.

In de 19de eeuw verandert de rol van de mode en de plaats die kunst inneemt in de samenleving. Door toegenomen welvaart en nieuwe maatschappelijke verhoudingen worden zowel mode als kunst steeds meer middelen om uiting te geven aan persoonlijke smaak en identiteit.

In Nederland zijn het rond 1900 eigenzinnige vrouwen als Aletta Jacobs, de eerste vrouwelijke arts in Nederland, toneelspeelsters en concertzangeressen die zich met het dragen van artistieke kleding onderscheiden van de massa. In tegenstelling tot de heersende mode in Parijs met door korsetten strak ingesnoerde tailles, dragen zij losvallende jurken. Deze zijn gemaakt van verfijnde stoffen in kunstzinnige kleuren die voldoen aan de nieuwe eisen van de moderne vrouw. Bewegingsvrijheid - dus vooral géén korset ­ is hierbij een van groot belang. Kunstenaars als Henry van de Velde en Piet Zwart werden betrokken bij de esthetische vormgeving van deze nieuwe mode.

In de jaren '20 is het de abstracte schilderkunst die de succesvolle ontwerpster en kunstenaar Sonia Delaunay inspireert tot diverse stofontwerpen. Getrouwd met Robert Delaunay en bevriend met schilders als Mondriaan, Arp, Vantongerloo en Kandinsky behoort zij tot de avant-garde van die tijd.

Haar abstracte schilderijen vertaalt zij naar ritmische ontwerpen van rechthoeken, lijnen, cirkels, diagonalen en kleurvlakken. Delaunay maakt in totaal meer dan 2.000 stofontwerpen. Hiervan ontwerpt ze er circa 200 speciaal voor het modehuis Metz & Co in Amsterdam.

In de kleding en hoeden van modeontwerpster Elsa Schiaparelli, de grote concurrent van Coco Chanel in de jaren '20 en '30, speelt het surrealisme een belangrijke rol. Zij maakt furore met truien met ingebreide das of matrozenkraag en werkt nauw samen met kunstenaars als Salvador Dalí en Jean Cocteau. Samen met de eerste maakt zij bijvoorbeeld haar beroemde jurk met kreeftdesign, waarvan de ontwerpschets van modehuis Schiaparelli ook op de tentoonstelling te zien is.

Ook in de naoorlogse kunst is de kruisbestuiving vaak terug te zien. In de jaren '50 maakt Karel Appel gesigneerde stofontwerpen, in de jaren '60 verkoopt de Bijenkorf jurkjes geïnspireerd door op-art en in samenhang met het minimalisme in de beeldende kunst ontstaat er een grote voorkeur voor sobere, vaak asymmetrische ontwerpen. Ook wordt mode steeds vaker beschouwd als autonoom kunstwerk. In sommige creaties, zoals in die van bijvoorbeeld Viktor & Rolf, wordt hierbij de grens tussen draagbaarheid en kunstzinnige waarde opgezocht.

Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerde catalogus geschreven door Madelief Hohé e.a. (Waanders, ¤ 27,95). Hierin is ook een portretserie van de Nederlandse fotografe Alique opgenomen, die kunstzinnige vrouwen fotografeerde voor wie mode en kunst hand in hand gaan.