Commerciële media stappen naar Europese Commissie
* 14 september 2011
*
In hoger beroep heeft de Raad van State vandaag geoordeeld dat de
minister met de in 2010 gevolgde goedkeuringsprocedure voor nieuwe
diensten van de publieke omroep voldoet aan de afspraken die haar
voorganger begin 2010 met de Europese Commissie heeft gemaakt. De
uitspraak volgde in een zaak tussen de brancheverenigingen van
commerciële media en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De commerciële media vinden dat de minister de Europese regels te
beperkt uitlegt en dat de belangen van de private sector daarom
onvoldoende worden meegewogen. De commerciële media stappen daarom naar
de Europese Commissie.
De brancheverenigingen van commerciële omroepen (VESTRA), commerciële
radio (VCR) en nieuwsbedrijven (NDP Nieuwsmedia) daagden de minister
van OCW in 2010 voor de rechter. Uit de Europese Omroepmededeling en de
beschikking van de Europese Commissie van 26 januari 2010 volgt dat de
minister in een goedkeuringsprocedure voor nieuwe diensten van de
publieke omroep de publieke meerwaarde van de diensten moet afwegen
tegen de veroorzaakte marktverstoring. Omdat de minister in de eerste
goedkeuringsprocedure die daar op volgde zelf geen onderzoek liet
verrichten naar de markteffecten, vinden de commerciële media dat de
minister niet conform de Europese Omroepmededeling en voornoemde
beschikking handelt. In de ons omringende landen zijn nieuwe diensten
van de publieke omroep aan een veel zwaardere goedkeuringsprocedure
onderworpen.
Het fiat van de Raad van State aan de gevolgde goedkeuringsprocedure
heeft tot gevolg dat de minister de marktverstorende effecten van
nieuwe diensten van de publieke omroep niet zelf hoeft te onderzoeken.
Alleen marktpartijen die op eigen initiatief en voor eigen rekening
onderzoek laten verrichten, hebben in een bezwaar- en beroepsprocedure
de mogelijkheid om aandacht voor marktverstoring te vragen. De
commerciële media zijn van mening dat die gang van zaken onvoldoende
waarborg biedt voor private media en daarmee een pluriform
medialandschap in gevaar brengt.
De uitspraak betekent een voortzetting van het beleid van voormalig
minister Plasterk, die bij de totstandkoming van de Europese
Omroepmededeling al een actieve - maar mislukte - lobby voerde onder
zijn buitenlandse collega-ministers om een verplichte markttoets voor
nieuwe diensten van de publieke omroep te voorkomen. Met de zeer
restrictieve uitleg van de Europese regels is een serieuze markttoets
op dit moment van de baan en ligt strijd met de staatssteunregels op de
loer. De commerciële media wordt immers noodzakelijke speelruimte
ontnomen. De commerciële media zullen deze kwestie aankaarten bij de
Europese Commissie.
Het bezwaar van commerciële media bood de minister juist de kans om,
vanwege de omvang van de bezuinigingen, een deel van de taken van de
publieke omroep aan marktpartijen over te laten. Die kans laat zij
onbenut. De publieke omroep concurreert met belastinggeld op steeds
meer terreinen met commerciële media. De marktverstoring die hiervan
uitgaat, remt initiatieven uit de marktsector. Dat geldt temeer in de
cruciale transitie naar digitale platforms. Alleen bij een gelijk
speelveld, waarop marktpartijen op een eerlijke wijze kunnen
concurreren, kan een pluriform en hoogwaardig medialandschap blijven
bestaan.
Dit artikel behoort tot de dossiers:
* Publieke omroep
* Samenhangend mediabeleid
Nederlands Uitgeversverbond