Grieken bliezen ook voorganger Euro op

Persbericht van Trend Office Bakas

Nu de eurozone op het punt staat uit elkaar te barsten, is het goed eens te kijken naar een paar van zijn voorlopers. Anders dan we vaak denken, is de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU) niet zo uniek. De Europese geschiedenis kent verschillende muntunies, die allemaal om dezelfde redenen ter ziele zijn gegaan.

Een van die voorgangers is de LMU, de Latijnse Monetaire Unie, in 1865 in het leven geroepen door België, Frankrijk, Zwitserland en Italië. De bedoeling was de continentaal-Europese economieën te versterken. De franc kreeg een vaste waarde van 0,29 gram goud of 4,5 gram zilver. De munten van de andere landen werden aan de franc gekoppeld. Onder andere Spanje en Griekenland traden eveneens toe. Door de koppeling van de valuta konden de nationale munten binnen de hele unie worden gebruikt. Het vergemakkelijkte onderlinge handel en zorgde voor stabielere wisselkoersen, zodat voordeliger op de kapitaalmarkt kon worden geleend. Er was geen gemeenschappelijke munt was, zodat de lidstaten geld konden bijdrukken als dat nodig was.
Bekend in de oren klinkt dat Griekenland en Spanje failliet gingen, toen ze ondanks hun lidmaatschap niet meer voordelig op de kapitaalmarkten terecht konden. En de Grieken belazerden de boel, zij het niet door met begrotingscijfers te goochelen, maar met het goudgehalte van de drachme. In 1908 werden ze uit de muntunie gegooid. De LMU zat toen al in het slop, maar wist haar bestaan te rekken tot 1927.
Geïnspireerd door de LMU sloten Zweden, Denemarken en Noorwegen in 1873 de Scandinavische Muntunie. Ze voerden een nieuwe munt in, de kroon, met een gouden standaard: 1 gram goud was 2,48 kronen. Ook erkenden ze elkaars munten als wettig betaalmiddel en brachten de nationale banken geen kosten in rekening voor onderlinge transacties. Het einde van deze unie kwam in 1914, toen Zweden de gouden standaard losliet. Wat beide muntunies de das omdeed, was dat landen hun eigen financiële en economische beleid voerden, ten koste van elkaar en de unie. Dit is ook de zwakte van de EMU. De architecten van de Euro wisten dit, maar dachten een politieke unie op een later moment te kunnen forceren. Een misrekening. De erosie van de democratie en het zwakke politieke leiderschap, geleefd door opiniepeilingen en populisme, staat integratie in de weg.

Maar een monetaire unie zonder politieke eenheid is een transferunie, waarin rijke regio's geld overboeken naar armere. Dat geeft spanningen, tenzij de arme regio's wat hebben om terug te geven. Binnen de eurozone is dat niet het geval. Nu we aan de vooravond staan van de splitsing van de Euro in een harde Neuro en een zwabberende Zeuro wordt dat pijnlijk duidelijk.

Er is echter een monetair verhaal dat ruimte biedt voor een andere toekomst: de Oostenrijkse Maria Theresia Thaler, in 1751 geïntroduceerd. De Thaler groeide uit tot een internationale handelsmunt, die zelfs in het Midden-Oosten, Afrika en Amerika gebruikt werd. De munt was zo populair dat de Amerikaanse dollar zijn naam eraan dankt, net als onze rijksdaalder. Tot ver in de twintigste eeuw werden Thalers geslagen en op sommige Arabische bazaars zijn ze nog altijd in gebruik.

Het is een inspirerend voorbeeld voor de Euro. In plaats van de onze munt de nek om te draaien, moeten we zwakke landen misschien de ruimte geven hun eigen geld er naast te hebben. Dan kunnen de Grieken weer drachmen slaan, terwijl we vasthouden aan de gemakken en (nooit serieus onderzochte) voordelen van een Euro die gefundeerd is op de economische kracht van West-Europa.




Razende Robot Reporter