Rijksoverheid


19 september 2011

Kamervraag/vragen van het lid L.W.E. de Jong ((PVV)

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid L.W.E. de Jong (PVV) over fraude met uitkeringen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom



Vraag 1: Bent u bekend met de berichten `Familie fraudeert met uitkeringen en koopt dure auto's'1) en `Jaarlijks 8 miljoen euro uitkeringsfraude'? 2) Antwoord: Ja. Vraag 2: Deelt u de mening dat bijstandsfraude, ter bescherming van ons sociaal vangnet, keihard moet worden aangepakt en nimmer mag lonen? Antwoord: Ja.

Vraag 3: Deelt u de mening dat bij bijstandsfraude de uitkering voor het leven moet worden stopgezet en ten alle tijden beslag moet worden gelegd op bezittingen van de fraudeur in binnen en buitenland? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Voor een antwoord op het eerste deel van deze vraag verwijs ik u naar mijn brief van 5 april 2011 (Tweede Kamer, 200-2011, 17050, nr. 407). In deze brief ben ik ingegaan op de motie van het lid De Jong (Tweede Kamer, 2010/2011, 17050 nr. 404) waarin de Regering wordt verzocht te bewerkstelligen dat ingeval van bijstandsfraude, de uitkering van de fraudeur voor het leven wordt stopgezet. Naar aanleiding van deze motie heb ik aangegeven dat we in ons rechtsstelsel bij het opleggen van sancties te maken hebben met de eisen van proportionaliteit. Een algemeen rechtsbeginsel bij het opleggen van sancties is dat de strafmaat in overeenstemming moet zijn met de ernst van gedraging en de mate van verwijtbaarheid. Daarnaast is van belang dat in artikel 20 van d e Grondwet het recht op bijstand is opgenomen. Gelet op de eisen van proportionaliteit en het gegeven dat bijstand het laatste, in de Grondwet verankerde, vangnet is, ben ik van oordeel dat stopzetting van de bijstandsuitkering gedurende drie maanden de ultieme sancties is die opgelegd kan worden. Overigens is ook van belang dat bij ernstige fraude met een bijstandsuitkering in de praktijk veelal sprake zal zijn van volledige beëindiging van de uitkering omdat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor het recht op uitkering. Gelet op het bovenstaande heb ik deze motie ontraden. Dit oordeel is door de Kamer overgenomen, zodat de motie is verworpen. Voor een antwoord op het tweede deel van deze vraag verwijs ik u eveneens naar mijn brief van 5 april 2011. In deze brief ben ik tevens ingegaan op de motie van de leden De Jong en Azmani (Tweede Kamer, 2010/2011, 17050 nr. 406) waarin de Regering wordt verzocht ingeval van bijstandsfraude en overtreding van de vermogenstoets altij d beslag te laten leggen op bezittingen van de bijstandsfraudeur in binnen- en buitenland en de kosten hiervan te verhalen. Naar aanleiding van deze motie heb ik aangegeven dat het in de huidige situatie al zo is dat wanneer een gemeente een vermogensonderzoek laat verrichten en er verzwegen vermogen wordt aangetroffen, de gemeente over het algemeen inzet op beslaglegging. In de praktijk blijkt dit in het buitenland niet altijd eenvoudig omdat dit afhankelijk is van het recht dat in het betreffende land van toepassing is. Bovendien is de procedure vaak van lange duur. Blijkens de ons bekende Turkse zaken, slaagt de beslaglegging uiteindelijk wel. Voor invordering in Nederland is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Voor beslaglegging en invordering in het buitenland is het buitenlands recht van toepassing. De kosten van deze Nederlandse vordering in het buitenland komen op grond van de Awb ten laste van de schuldenaar in Nederland. In deze zin opgevat heb ik de motie beschouwd als ondersteuning van mijn beleid. Vraag 4: Deelt u de mening dat bij bijstandsfraude het fraudebedrag plus boete tot aan de laatste cent moet worden teruggevorderd, inclusief wettelijke rente? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Ja. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik eveneens naar mijn brief van 5 april 2011. In deze brief ben ik ook ingegaan op de motie van de leden De Jong en Azmani (Tweede Kamer, 2010/2011, 17050 nr. 405) waarin de Regering wordt verzocht in geval van bijstandsfraude het fraudebedrag plus boete tot aan de laatste cent terug te vorderen inclusief wettelijke rente. Naar aanleiding van deze motie heb ik aangegeven dat ingeval van uitkeringsfraude de teveel betaalde uitkeringen geheel teruggevorderd gaan worden en dat er daarnaast een sanctie wordt opgelegd van maximaal het fraudebedrag. In gevolge de artikelen 4:98, 4:119 en 4:120 van de Algemene wet bestuursrecht brengen uitvoeringsorganen, waaronder gemeenten, wettelijke rente in rekening en komen alle kosten van invordering bij dwangbevel ten laste van degene tegen wie het is uitgevaardigd. Het UWV en de SVB brengen in de praktijk naast de invordering van teveel betaalde uitkeringen ook wettelijke rente in rekening. Ook gemeenten kunnen dit bij de uitvoering van de WWB doen. In deze zin opgevat heb ik de motie dan ook als ondersteuning van mijn beleid aangemerkt.