Rijksoverheid
Toespraak minister Donner over Kwaliteitssprong Rotterdam Zuid
Toespraak | 19-09-2011
Zeven maanden en drie dagen geleden waren we bijeen om het rapport van
de commissie Deetman en Mans over de situatie in Rotterdam Zuid in
ontvangst te nemen. Het schetste op onverbloemde wijze de
opeenstapeling van sociaal-economische problemen in een gebied met meer
dan 200.000 inwoners. Een gebied bijna net zo groot als Groningen of
Eindhoven. In dat gebied voelt 28% van de mensen zich onveilig in eigen
buurt (landelijk 7%); 38% van de bewoners zou het liefst de buurt
verlaten -dat is vijf maal zo veel als elders in het land; gemiddeld
houdt in Nederland 3% van de leerlingen voortijdig op met school, in
Zuid is dat meer dan het dubbele (7,4%); dat geldt ook voor de
werkloosheid -in Zuid is dat 9%, landelijk is dat 4%.
Tegelijk wezen Deetman en Mans op de kansen. Rotterdam-Zuid ligt vlak
naast een gebied met een groot groei potentieel: Rotterdam-Haven en de
Maasvlakte. Die groei kan alleen gerealiseerd worden indien er een
voldoende gekwalificeerd arbeidsaanbod is; en daar zal het in Nederland
aan schorten in de komende jaren. Rotterdam-Zuid heeft derhalve de
potentie en de gelegenheid om sociaal-maatschappelijke vooruit te
komen. Vanzelf zal dat niet gaan. Deetman en Mans noemde als
voorwaarden: één aanpak, één richting, één doel. Dat wil zeggen een
heldere ambitie, een goede langjarige strategie om die te bereiken, een
gemeenschappelijke inzet en aanpak van lokale partijen,
doorzettingsmacht voor de uitvoering en afscherming van het programma
van de wisselvalligheid van bestuurlijke veranderingen. Voor de
verandering was het niet: `geen woorden, maar daden', maar eerst
woorden en dan pas daden. De fase van worden wordt nu afgesloten; het
gaat nu om de daden.
De afgelopen maanden is daar hard aan gewerkt. Het resultaat is het
Nationaal Programma Kwaliteitssprong Zuid dat voor ons ligt. Een
nationaal programma; het klinkt merkwaardig. Alsof naast alle
decentralisatie, het kabinet lokale aangelegenheden nu centraliseert.
Laat er geen misverstand over bestaan. Rotterdam-Zuid is inderdaad in
de eerste plaats een zaak van Rotterdam en haar bewoners, in
samenwerking met corporaties, het bedrijfsleven, het onderwijs en de
zorginstellingen. Daar ligt het initiatief, het voortouw en de
verantwoordelijkheid in deze operatie.
Deetman en Mans wezen er echter al op dat de problemen in Zuid zó
divers en immens zijn, dat het voor Rotterdam onmogelijk is die
helemaal op eigen kracht op te lossen. Daar komt bij dat de problemen
zo groot zijn, dat het succes bij de oplossing daarvan rechtstreeks
mede bepalend is voor het succes van nationaal beleid op verschillende
terreinen. Bovendien zijn stad en haven van vitale betekenis voor
Nederland. We zitten niet alleen in economisch zware tijden, maar ook
midden in economische veranderingen. De crisis versneld verschuivingen
in de wereldeconomie. De komende jaren zal het aantal gebieden in
Europa dat op wereldniveau meespeelt afnemen. Aan ons de taak om te
zorgen dat de Randstad daarbij hoort. De haven speelt daarbij een
vitale rol; zij is één van de belangrijkste pijlers van onze economie.
Maar vanzelf gaat het niet; de haven moet innoveren en heeft daarvoor
nieuwe mensen nodig. Als dat niet gebeurt, mist de haven de
concurrentieslag. Dat is niet alleen onwenselijk, maar ook onnodig. Er
groeit in Zuid nu een generatie op die ons kapi-taal kan en moet gaan
worden. In plaats van een verloren generatie die ons geld gaat kosten.
Kortom: een brede aanpak van de problematiek in Rotterdam-Zuid is goed
voor de mensen in dit gebied, de nationale economie en voor ons
internationale gezicht.
Om Zuid er weer bovenop te helpen vergt een gezamenlijke
krachts-inspanning van gemeente, Rijk en andere betrokken partners. Het
Nationaal Programma Kwaliteitssprong Zuid is daar de vrucht van.
Nationaal wil daarbij niet zeggen dat vanuit Den Haag wordt bepaald wat
er moet gebeuren; regie en uitvoering liggen in handen van Rotterdam en
haar bewoners. Ik noem bewust de bewoners. Hun betrokkenheid is
cruciaal in dit plan. "Bewoners als uitgangspunt" is een van
vuistregels. Ik onderschrijf dat van harte. Verbetering van leven en
leefomgeving in Zuid is mede inzet van het plan, en daar zullen de
mensen die er nu wonen zo veel mogelijk zelf vorm aan moeten geven.
Dankzij dit Nationaal Programma kunnen bewoners er vertrouwen in hebben
dat Zuid er weer boven op komt, maar daar zullen ze zelf actief aan
moeten en willen bijdragen.
Het Rijk is ook partner. Niet met weer een extra zak geld. De begroting
ligt al geheel op straat, dus het zal duidelijk zijn dat er voorlopig
geen extra middelen zijn. Meer bepalend is de betrokkenheid van het
Rijk. Die houdt in de eerste plaats in dat op allerlei gebied expertise
wordt geleverd, bijvoorbeeld kennis op het terrein van topsectoren of
op het terrein van bereikbaarheid en logistiek. Het houdt in de tweede
plaats de bereidheid in om belemmerende regels te schrappen of aan te
passen waar dat nodig is. Bijvoorbeeld om de vele malafide
huisjesmelkers in Zuid sneller aan te kunnen pakken. In de derde plaats
houdt het de bereidheid in om binnen de beschikbare middelen, te kijken
wat extra mogelijk is voor Rotterdam-Zuid. Op een aantal terreinen zijn
de mogelijkheden reeds verkend. Zo zal de minister van OCW samen met de
gemeente Rotterdam extra investeren in de talentontwikkeling van
Rotterdamse leerlingen. Leerlingen uit het basis- en voortgezet
onderwijs zullen 10 uur per week langer naar school gaan. Ook zullen
leerlingen die met hun opleiding zijn gestopt worden gestimuleerd om
weer naar school te gaan en na hun opleiding door te stromen naar werk.
Het Nationaal Programma verwoord een brede aanpak. Het beoogt helder,
zelfbewust en ook nuchter uiteen te zetten hoe Rotterdam de zaken wil
aanpakken. Ik lees daarin de wil en de overtuiging om met de juiste
mensen, middelen en mentaliteit Zuid op een hoger plan te Tillen:
schouders eronder, aanpakken en doorzetten. Dat kan ook. `Zuid' heeft,
zoals in het programma wordt opgemerkt, eigen kracht. Er is een
opeenstapeling van achterstanden op het gebied van woningkwaliteit,
werk, inkomen en scholing, maar keerzijde daarvan:is dat duidelijk is
wat gedaan moet worden; de achterstand is tegelijk een mogelijkheid om
deze om te zetten in een voorsprong.
Zuid heeft een relatief jonge bevolking en dus potentiële
arbeidskracht. De babyboomgeneratie gaat straks met pensioen. Dat biedt
volop kansen, in de haven, maar ook in topsectoren als energie, water,
logistiek, chemie en ook de zorg. Op al die terreinen heeft Rotterdam
een concentratie van bedrijven. Maar dan zullen de
onder-wijsinstellingen in de stad moeten zorgen dat er straks een
contingent goed opgeleide jongeren klaar staat om aan de slag te gaan
in het Rotterdamse bedrijfsleven. Daartegenover staat dat het
bedrijfsleven zou ieder die met succes zijn of haar opleiding heeft
afgerond, een garantie op een baan moeten geven. Voor wat hoort wat.
Zuid heeft niet alleen mensen, het heeft ook ruimte. Er ligt letterlijk
terrein braak, zowel voor nieuwe en betere woningen als voor bedrijven.
Het is de enige plek in de Randstad waar nog echte grootschalige
economische en ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is. Daardoor wordt het
mogelijk werken, wonen én leren fysiek samen te brengen op één plek.
Zuid is potentieel dan ook een aantrekkelijk stadsdeel voor zowel de
huidige als nieuwe bewoners, én voor bedrijven.
Een wenkend perspectief, maar dan zal gedurende de rit de stip op de
horizon steeds voor ogen gehouden moeten worden. Dan mag het niet
uitmaken welk college er in Rotterdam of welk kabinet er in Den Haag
zit. Want het gaat hier om een ontwikkeling die niet in een raads- of
een kabinetsperiode is afgerond. Rotterdam gaat er van uit dat het een
ontwikkeling betreft die zich zeker uitstrekt over een periode van 20
jaar. Dat getuigt van realiteitszin. Problemen zoals die van Zuid los
je niet in een paar jaar op. Zoals een kwalitatief betere en meer
gedifferentieerde woningvoorraad op zuid. Dat vergt investeringen waar
regionale inzet en steun onontbeerlijk zijn. Daar zijn decennia voor
nodig. Maar daarom dient het Nationaal Programma een politiek bestendig
programma te zijn. Alle partners zijn het aan Rotterdam-Zuid en z'n
bewoners verplicht de komende 20 jaar te zeggen wat ze doen en te doen
wat ze zeggen. Alleen met een langdurige inzet en betrokkenheid van
alle partners zijn de ambities zoals die in het Nationaal Programma
zijn vastgelegd, te verwezenlijken. Rotterdam en de regio hebben de
lead; het Rijk stuurt, maakt mogelijk maar het wordt niet steeds meer
in de verantwoordelijkheid gezogen. De stip, de strategie, de aanpak
zijn er. Nu moet er worden uitgevoerd met doorzettingskracht.
Ik ben er oprecht van overtuigd dat op die manier de kwaliteitssprong
die Rotterdam met Zuid voor ogen heeft, haalbaar is. De lat ligt hoog,
maar de polsstok is lang. Als alle partners zich zonder voorbehoud
achter de uitgangspunten van het Nationaal Programma scharen, dan moet
het al gek lopen als in 2030 niet wordt gesproken van de Parel op Zuid.
Zoals u weet groeit een parel uit een irritatie. Zuid is wat dat
betreft een fraai voorbeeld. Dus het kan over twintig jaar een sieraad
voor ons land zijn.
Dank u wel.