Rijksoverheid


Risicoanalysestructuur zoönosen

Geachte voorzitter,

De vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport / Jeugd en Gezin en voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben mij en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) gevraagd om de recent gepresenteerde risicoanalysestructuur voor de aanpak van zoönosen te heroverwegen (28286, E). De commissies zijn van mening dat uit de beschreven inrichting van de geïntegreerde humaan-veterinaire risicoanalysestructuur niet blijkt dat de regie bij mij ligt. De commissies refereren aan het wettelijk instrumentarium dat wordt genoemd in onze brief. De commissies stellen dat de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) ten dele raakvlakken heeft met zoönosen. Uit de verwijzing naar deze wet zou blijken dat daarmee vooral de invalshoek van EL&I wordt benaderd. Ik deel de conclusies van de commissies niet en licht dit graag, mede namens de staatssecretaris van EL&I toe. De ministeriële verantwoordelijkheden voor de beleidsterreinen volksgezondheid en dier gezondheid zijn duidelijk belegd. Ik draag verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid en de staatssecretaris van EL&I voor de diergezondheid. Bij de bestrijding van zoönosen komen genoemde verantwoordelijkheden samen. Het bestrijden van een zoönose kan betekenen dat het instrumentarium van de Gwwd nodig is om de volksgezondheid te beschermen. Als dieren de bron van een uitbraak zijn en er maatregelen moeten worden getroffen die betrekking hebben op die dieren (bijvoorbeeld vaccinatie of afzonderen) dan biedt de Gwwd daar de mogelijkheden toe. De Warenwet, die de commissies als suggestie noemen, biedt geen mogelijkheid om maatregelen te treffen bij levende dieren. Bij de afweging of en welke maatregelen ter bestrijding van een zoönose moeten worden genomen, staat het belang van de volksgezondheid altijd voorop. Dat blijkt ook uit de ingestelde risicoanalysestructuur waarin mijn ministerie de regie voert. De voorzitter van het bestuurlijk afstemmingsoverleg (BAO) is de directeurge neraal Volksgezondheid. De voorzitter van het outbreak management team (OMT) is de directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM. Ook de voorzitter van het signaleringsoverleg werkt bij het CIb. Het signaleren en beoordelen van risico's voor de volksgezondheid, het adviseren over maatregelen en het voorbereiden van de beslissingen over de maatregelen geschiedt dus onder mijn verantwoordelijkheid. Daarmee is de regierol in het volksgezondheidsdomein belegd. De commissies merken op dat ik maximaal een aan de minister van EL&I nevengeschikte rol nastreef. De ministerraad neemt besluiten op basis van collegiaal bestuur. De wijze waarop de verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor een beleidsterrein wettelijk zijn georganiseerd, houden echter niet in dat de belangen ook nevengeschikt zijn. Het volksgezondheidsbelang zal altijd voorop staan. Dat komt tot praktische uitdrukking in de gepresenteerde risicoanalysestructuur voor de aanpak van zoönosen. Daarmee is het volksgezondheidsbelang stevig belegd en derhalve acht het kabinet he roverweging niet nodig.

Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

mw. drs. E.I. Schippers