Gemeente Utrecht


2011 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
117 Vragen van de heer V. Oldenborg

(ingekomen 30 september 2011)

Geacht College,

Op 12 juli 2011 heeft u een verruiming verleend op de voorschriften verlichting sportveld (kenmerk 07874-L) in reactie op een verzoek dienaangaande van de stichting de Noordpunt. Deze verruiming betrof de toestemming om in afwijking van het voorschrift 4.113 lid 1a van het activiteitenbesluit BARIM gedurende 5 dagen, in de periode van 19 t/m 23 september 2011, de verlichting van de tennisbanen ook na 23.00 u te gebruiken. Over de door u gevolgde procedure hebben wij de volgende vragen:

1. Aan het slot van de brief staat de zinsnede: "Belanghebbenden kunnen gedurende zes weken een gemotiveerd bezwaarschrift tegen de ontheffing indienen bij Burgemeester en Wethouders, Postbus 16200, 3500CE, Utrecht". Hoe kunnen belanghebbenden, zoals omwonenden, weet hebben van dit besluit wanneer het niet via de gebruikelijke kanalen wordt gepubliceerd, en u de ontvanger van het besluit opdraagt de omwonenden minimaal een week voor het evenement, dus in dit geval ruim na het verlopen van de bezwaartermijn, te informeren?
2. Bent u met ons van mening dat door uw handelswijze, de omwonenden, ten onrechte, rechtsmiddelen zijn onthouden en dat dat laakbaar is?
3. Voorts staat in de brief dat u de ontheffing ontleent op grond van artikel 3 van de Vrijstellingsverordening inrichtingen milieubeheer. Dit artikel geeft u echter de vrijheid om maximaal 2 dagen per jaar ontheffing te verlenen en geen 5. Wat is de reden dat het College in strijd met een door de raad vastgestelde verordening handelt?
4. In dezelfde alinea staat ook vermeld dat de ontheffing mede wordt verleend, en ik citeer: "vooruitlopend op wijziging van deze verordening m.b.t verruiming van de tijden waarop verlichting van sportvelden ingeschakeld mag zijn". Is het gebruikelijk om af te wijken van door de raad vastgestelde verordeningen omdat er mogelijk in de toekomst een wijziging zal plaatsvinden?
5. Wie heeft het voornemen om de verordening in bovengenoemde zin te wijzigen geformuleerd?
6. Is het College met ons van mening dat de beslissingsbevoegdheid voor het wijzigen van deze verordening bij de raad ligt?
7. Kan het College aangeven wanneer de raad heeft uitgesproken dat zij voornemens is dit onderdeel van de verordening te wijzigen?
8. Is het College, samenvattend, met ons van mening dat onderhavige ontheffing op basis van onwettige gronden is verleend en dat daarmee sprake is van laakbaar handelen?
9. Welke maatregelen gaat het College nemen om deze onjuiste handelwijze in de toekomst te voorkomen?


---- --