Hoge Raad der Nederlanden

Advies advocaat-generaal in `Udense kofferbakmoord'

Den Haag , 4-10-2011

Op 4 oktober 2011 heeft de advocaat-generaal bij de Hoge Raad mr. A.J. Machielse een conclusie genomen in de zaak van de 'Udense kofferbakmoord' (nr. 10/02073)

Achtergrond
Deze conclusie heeft betrekking op de veroordeling van een man uit Uden voor moord op zijn vrouw. Het stoffelijk overschot van de vrouw is gevonden in de kofferbak van de Udenaar toen hij in Duitsland werd aangehouden, aan de vooravond van een tv-uitzending die het programma 'Vermist' op 1 september 2006 wijdde aan de verdwijning van de vrouw. De man had het stoffelijk overschot opgehaald in de Ardennen waar hij het enige maanden eerder had achtergelaten. Aan deze zaak is op 8 augustus 2011 nog een andere tv-uitzending gewijd, de eerste aflevering van "Het Drama van..." (RKK Televisie).

Procedure bij rechtbank, hof en Hoge Raad
De rechtbank Den Bosch veroordeelde verdachte op 19 oktober 2007 voor moord en het wegmaken van een lijk tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar (LJN BB5895). De man ging in hoger beroep. Voor het hof klaagde de verdediging dat de hulpofficier van justitie die verdachte in verzekering had gesteld, daartoe niet bevoegd was geweest en dat de officier van justitie te snel had besloten om stoffelijke resten van de vrouw vrij te geven voor lijkbezorging. Door die laatste beslissing, zo klaagde de verdediging, werd een tegenonderzoek over de doodsoorzaak onmogelijk gemaakt. Aldus had het Openbaar Ministerie zijn recht om verdachte te vervolgen verspeeld. Het hof Den Bosch verwierp de klachten van de verdachte en veroordeelde de man voor dezelfde misdrijven als de rechtbank, maar nu tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 in plaats van 18 jaar (LJN BM2783). Namens verdachte is cassatieberoep ingesteld. Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft de verdachte in cassatie bijgestaan.

De conclusie van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal is van oordeel dat de klacht over de onbevoegdheid van de hulpofficier van justitie niet opgaat. Een wel bevoegde hulpofficier van justitie zou verdachte eveneens in verzekering hebben gesteld, zodat het gebrek in de bevoegdheid geen verschil zou hebben uitgemaakt. De klacht over de onmogelijkheid van een tegenonderzoek wordt ook door de advocaat-generaal verworpen. Een groot deel van de stoffelijke resten van het slachtoffer verkeerde in verregaande staat van ontbinding. Onderzoek daaraan was niet meer mogelijk, wel nog onderzoek aan de schedel van het slachtoffer. De patholoog-anatoom van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) had gerapporteerd dat de beschadigingen aan de schedel de dood konden verklaren. Op verzoek van de verdediging heeft nog een tegenonderzoek door een Belgisch deskundige naar die beschadigingen plaatsgevonden. Dat onderzoek heeft geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten opgeleverd. Enige andere klachten, van minder belang, gaan volgens de advocaat-generaal ook niet op. Wel heeft het te lang geduurd voordat het dossier bij de Hoge Raad is bezorgd. Daardoor is de redelijke termijn in strafzaken geschonden. De advocaat-generaal adviseert de Hoge Raad om ter compensatie van deze schending de opgelegde straf iets te verlagen, maar het cassatieberoep voor het overige te verwerpen.

Verdere gang van zaken
De zaak is verwezen naar de rol van 13 december. Voorlopig is de uitspraak van de Hoge Raad bepaald op die datum.

Tenslotte
Een conclusie is een rechtsgeleerd advies aan de Hoge Raad. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie. Het parket bij de Hoge Raad kan zich over een door de Hoge Raad te beoordelen zaak niet anders uitlaten dan in het kader van de conclusie en is dan ook niet in de gelegenheid tot het geven van nader commentaar.
Uitspraken: BT6553

Zie het origineel
submit

DCSIMG