Raad van de Europese Unie

L
14374/11
(OR. en)
PRESSE 314
PR CO 52
PERSMEDEDELING
3110e zitting van de Raad
Landbouw en Visserij
Brussel, 20 september 2011
Voorzitter de heer Marek SAWICKI
minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling
van Polen
20.IX.2011
14374/11 2
NL
Voornaamste resultaten van de Raadszitting
Wat landbouw betreft, hielden de ministers een oriënterend debat over de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Unie. Er kon geen meerderheid voor het Commissievoorstel worden gevonden.
Vervolgens besprak de Raad het gebruik van biomassa uit landbouw voor energie. Ten slotte werden de ministers geïnformeerd over de crisis in de groenten- en fruitsector en over de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen in 2012. 20.IX.2011

1 . Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens. . De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad http://www.consilium.europa.eu.
. Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst. 14374/11 3
NL
INHOUD1
DEELNEMERS..................................................................................................................................4 BESPROKEN PUNTEN
VERSTREKKING VAN LEVENSMIDDELEN AAN DE MEEST BEHOEFTIGEN......................6 GEBRUIK VAN BIOMASSA UIT LANDBOUW VOOR ENERGIE ..............................................8 DIVERSEN........................................................................................................................................10 Crisis in de groenten- en fruitsector ...................................................................................................10 Aanvullende nationale rechtstreekse betalingen ................................................................................11 ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
BUITENLANDSE ZAKEN

- Speciale vertegenwoordiger van de EU bij de Afrikaanse Unie ............................................................................12 ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN

- EU-garantie voor externe verrichtingen van de EIB..............................................................................................12 CONSUMENTENBESCHERMING

- Producten voor mondhygiëne - Gebruik van waterstofperoxide............................................................................12
- Fietsen - Veiligheidseisen......................................................................................................................................13 BENOEMINGEN

- Comité van de Regio's ...........................................................................................................................................13 SCHRIFTELIJKE PROCEDURES

- Buitenlandse Zaken - Libië: Sancties.....................................................................................................................13 20.IX.2011
14374/11 4
NL
DEELNEMERS
België:
mevrouw Sabine LARUELLE minister van Kmo's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
de heer Benoît LUTGEN minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed
de heer Kris PEETERS minister-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid
Bulgarije:
de heer Tzvetan DIMITROV viceminister van Landbouw en Voedselvoorziening Tsjechië:
de heer Juraj CHMIEL viceminister van Landbouw
Denemarken:
de heer Anders MIKKELSEN directeur, ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij
Duitsland:
de heer Robert KLOOS staatssecretaris, ministerie van Voedsel, Landbouw en Consumentenbescherming
Estland:
de heer Helir-Valdor SEEDER minister van Landbouw
Ierland:
de heer Tom MORAN secretaris-generaal, departement Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
Griekenland:
mevrouw Georgia BAZOTI-MITSONI secretaris-generaal voor Voedsel en Landbouw Spanje:
mevrouw Rosa AGUILAR RIVERO minister van Milieu en van Rurale en Mariene Zaken Frankrijk:
de heer Bruno LE MAIRE minister van Landbouw, Voedselvoorziening, Visserij, Plattelandszaken en Ruimtelijke Ordening
Italië
de heer Francesco Saverio ROMANO minister van Land- en Bosbouw en Voedselvoorziening Cyprus:
de heer Sofoclis ALETRARIS minister van Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Milieubeheer
Letland:
de heer Janis DUKLAVS minister van Landbouw
Litouwen:
de heer Mindaugas KUKLIERIUS viceminister van Landbouw Luxemburg:
de heer Frank SCHMIT directeur, ministerie van Land- en Wijnbouw en Plattelandsontwikkeling
Hongarije:
de heer György CZERVÁN staatssecretaris, ministerie van Plattelandsontwikkeling Malta:
de heer Patrick MIFSUD plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger Nederland:
de heer Hans HOOGEVEEN directeur-generaal, ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
20.IX.2011
14374/11 5
NL
Oostenrijk:
mevrouw Edith KLAUSER directeur-generaal voor Landbouw en voedselvoorziening, ministerie van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en
Waterhuishouding
Polen:
de heer Marek SAWICKI minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling de heer Jaroslaw WOJTOWICZ vakstaatssecretaris, ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling
Portugal:
de heer José DIOGO ALBUQUERQUE staatssecretaris voor Landbouw Roemenië:
de heer Achim IRIMESCU ministerraad, permanente vertegenwoordiging van Roemenië
Slovenië:
de heer Dejan ŽIDAN minister van Land- en Bosbouw en Voedselvoorziening Slowakije:
de heer Gabriel CSICSAI staatssecretaris, ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling
Finland:
de heer Jari KOSKINEN minister van Land- en Bosbouw Zweden:
de heer Jan OLSSON plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger Verenigd Koninkrijk:
de heer Jim PAICE onderminister van Milieubeheer, Voedselvoorziening en Plattelandszaken
Commissie:
de heer Dacian CIOLOR lid
20.IX.2011
14374/11 6
NL
BESPROKEN PUNTEN
VERSTREKKING VAN LEVENSMIDDELEN AAN DE MEEST BEHOEFTIGEN De Raad hield een oriënterend debat over een voorstel voor een verordening inzake de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Unie (13900/1/11). Voor het garanderen van de effectieve uitvoering van het programma tot eind 2013 kon geen gekwalificeerde meerderheid worden gevonden. Het voorzitterschap nam nota van de standpunten van de delegaties en zegde toe te zullen nadenken over de verdere initiatieven in dit dossier. Het eerste voorstel over dit onderwerp werd in 2008 bij de Raad ingediend. In 2010 diende de Commissie een gewijzigd voorstel over hetzelfde onderwerp in (13435/10). In beide gevallen bleek er een blokkerende minderheid tegen het voorstel te bestaan. Het lopende programma op grond waarvan de Europese Unie voedsel uit de interventievoorraden kan verstrekken aan de meest behoeftigen werd in 1987 tot stand gebracht. Het is in 2007 geïntegreerd in de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.
In 2008 stelde de Commissie voor die regels te wijzigen. Volgens haar voorstel zouden de levensmiddelen hetzij afkomstig zijn uit de interventievoorraden, hetzij uit de markt. Marktaankopen zouden echter niet langer beperkt blijven tot situaties waarin tijdelijk geen interventievoorraden beschikbaar zijn, hetgeen nu wel het geval is. Ondertussen hadden de geleidelijke afbouw van de interventievoorraden als gevolg van de aanpassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en de hoge prijzen van landbouwgrondstoffen er reeds toe geleid dat de regeling meer is gaan afhangen van marktaankopen om de levensmiddelen te kunnen verstrekken. Met het oog op een optimale voedingsbalans zou de keuze van verstrekte levensmiddelen bovendien worden uitgebreid tot levensmiddelen waarop de interventieregeling niet van toepassing is. Het voorstel voorzag tevens in medefinanciering van de regeling door de lidstaten en in een plafond voor de financiële bijdrage van de Unie. In 2010 werd een nieuw gewijzigd voorstel ingediend om de tekst af te stemmen op de bepalingen van het Verdrag van Lissabon. Dat voorstel hield een wijziging in van de regels voor medefinanciering, met een verhoging van de bijdrage van de Unie, en bepaalde dat de financiering door de lidstaten afkomstig kan zijn van openbare of particuliere bronnen. 20.IX.2011
14374/11 7
NL
Er dient op te worden gewezen dat Duitsland in 2008 bij het Gerecht een procedure tegen de Commissie aanhangig heeft gemaakt waarbij om gedeeltelijke nietigverklaring van de verordening van de Commissie tot uitvoering van het programma in 2009 werd verzocht. Bij het arrest van het Gerecht van 13 april 2011 zijn de bepalingen in de Commissieverordening die aankopen op de markt toestaan, nietig verklaard. 90% van de middelen die waren toegewezen voor het programma 2009, was voor die aankopen bestemd. Op 10 juni 2011 nam de Commissie, om rekening te houden met het arrest, een verordening aan die voorziet in een verlaging, voor het programma 2012, van het gebudgetteerde bedrag van 480 miljoen euro tot 113,5 miljoen euro. De regeling voor 2012 zal dus uitsluitend gebaseerd zijn op bestaande interventievoorraden, waarbij de lidstaten in vergelijking met de voorgaande jaren minder dan een kwart krijgen. Voorts is het gezien de marktvooruitzichten niet waarschijnlijk dat er interventievoorraden voorhanden zullen zijn in het marktjaar 2011-2012. Daarom zal het programma in 2013 niet kunnen worden uitgevoerd. Het meest recente Commissievoorstel, dat vandaag werd toegelicht, zou enkel gelden voor 2012 en 2013; de Commissie heeft voor het nieuwe meerjarig financieel kader immers voorgesteld de financiering van dit programma over te hevelen van rubriek 2 "Duurzame Groei: natuurlijke hulpbronnen" naar rubriek 1 "Slimme en inclusieve groei", waarbij de Commissie van mening is dat dit beter aansluit bij de doelstelling "armoedebestrijding" van de Europa 2020-strategie. De Commissie zal te gelegener tijd een nieuw wetgevingsvoorstel over dit onderwerp voor de periode vanaf 2014 indienen.
20.IX.2011
14374/11 8
NL
GEBRUIK VAN BIOMASSA UIT LANDBOUW VOOR ENERGIE
De ministers wisselden van gedachten over het "gebruik van biomassa uit landbouw voor energie als belangrijk onderdeel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid" (13910/11). Alle delegaties juichten het initiatief van het voorzitterschap toe om een debat op gang te brengen over de vraag hoe de landbouw moet bijdragen tot de doelstellingen van de EU 2020-strategie op het gebied van klimaatverandering.
Met betrekking tot de rol van het GLB bij de ondersteuning van duurzame ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen in plattelandsgebieden herinnerde een ruime meerderheid van de delegaties eraan dat de voornaamste rol van de landbouw er krachtens de EU-Verdragen in bestaat de Europese burger voedsel te verschaffen en dat een specifiek landbouwbeleid met betrekking tot biomassa geen afbreuk mag doen aan die doelstelling. Daarom moet een dergelijk beleid gericht zijn op een beter gebruik van bijproducten en residuen van de landbouw en de agrovoedingsmiddelenindustrie. Veel lidstaten waren voor de ontwikkeling van verspreide hernieuwbare energiebronnen die uit plaatselijk beschikbare biomassaproducten putten, maar gaven aan dat deze bronnen naar behoren moeten worden gepland, zodat op een efficiënte manier aan de voorschriften kan worden voldaan. De meeste lidstaten benadrukten dat het niet wenselijk is steeds grotere hoeveelheden biomassa voor energiedoeleinden van veraf gelegen locaties te halen (bijvoorbeeld invoer vanuit derde landen). Sommige delegaties wezen erop dat eerst moet worden onderzocht welke de exacte koolstofkosten zijn die een dergelijke invoer met zich meebrengt. Veel lidstaten waren van oordeel dat de tweede pijler van het GLB, te weten "plattelandsontwikkeling", reeds voorziet in maatregelen die ertoe strekken rekening te houden met de EUklimaatdoelstellingen. Zij stelden dat deze maatregelen daadwerkelijk moeten worden uitgevoerd voordat er nieuwe worden voorgesteld. Enkele delegaties huldigen evenwel de opvatting dat verdere stimulansen de producent kunnen helpen om te investeren in het gebruik van biomassa uit landbouw voor energiedoeleinden.
Ten slotte wezen verschillende delegaties op het belang van onderzoek en innovatie op dit gebied. 20.IX.2011
14374/11 9
NL
Uitgangspunt voor het debat dat door het voorzitterschap werd ingeleid, was het resultaat van een conferentie die in juli 2011 in Sopot (Polen) is gehouden. In die conferentie stond het gebruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen in plattelandsgebieden centraal, met bijzondere nadruk op biomassa uit landbouw.
Tijdens de conferentie werd benadrukt dat het GLB, het Europees cohesiebeleid en het energiebeleid de ontwikkeling moeten bevorderen van verspreide eenheden voor de opwekking van energie die worden gevoed door biomassa uit landbouw. Daarnaast tonen de structuur van de landbouw in de meeste lidstaten en de energie-eigenschappen van biomassa duidelijk aan dat het verstandig zou zijn de biomassa ter plaatse te benutten, daar waar ze haar oorsprong vindt, d.w.z. in verspreide systemen voor de opwekking van energie. Op die manier zou de EU minder afhankelijk kunnen worden gemaakt van de invoer van biomassa voor energiedoeleinden. Met het oog op de verwezenlijking van klimaatdoelstellingen en de verbetering van de energiezekerheid zouden passende stimulansen kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van verspreide hernieuwbare energiebronnen die uit plaatselijk beschikbare biomassa putten, en andere hernieuwbare energiedragers. Het GLB moet de ontwikkeling bevorderen van hernieuwbare energiebronnen die gebaseerd zijn op biomassa uit landbouw, met name mini- en micro-installaties voor biogas uit landbouwproducten, en, indien mogelijk, ook regionale installaties voor biogas uit landbouwproducten die de vermindering van broeikasgassen bevorderen en de kosten van de landbouwproductie verminderen doordat gebruik wordt gemaakt van bijproducten en residuen van de landbouw voor het opwekken van energie.
Er moet wel onderzoek worden gedaan naar de potentiële effecten van het gebruik van biomassa op de klimaatbescherming en op de vermindering van broeikasgasemissies, zulks gezien de problemen die een optimale benutting van de beschikbare bijproducten en residuen van de landbouw voor energiedoeleinden bemoeilijken.
Onder de in de EU te treffen maatregelen nemen onderzoek en steun voor de implementatie van nieuwe technologieën voor het gebruik van energie uit biomassa die niet in concurrentie treedt met de levensmiddelenmarkt, een belangrijke plaats in. 20.IX.2011
14374/11 10
NL
DIVERSEN
Crisis in de groenten- en fruitsector
De ministers namen nota van het verzoek van de Franse, de Spaanse, de Italiaanse en de Griekse delegatie om een nieuwe verordening betreffende de groenten- en fruitmarkten (14214/11). Enkele lidstaten ondersteunden dit initiatief, waarin maatregelen werden voorgesteld waarbij lering wordt getrokken uit de moeilijkheden waarmee de sector recentelijk is geconfronteerd en waarbij het reactievermogen van de EU wordt vergroot, zoals
- vernieuwde crisis- en risicobeheersingsinstrumenten;
- een grotere markttransparantie;

- een betere organisatie van de productie;

- doeltreffender invoerprijzenmechanismen.
De Commissie zette uiteen hoe bepaalde elementen van dit voorstel reeds in aanmerking zijn genomen; zo is er in het Commissievoorstel inzake voorlichting en communicatie een specifiek budget voor fruit en groenten voorzien. In de nieuwe voorstellen betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zouden bijkomende elementen worden opgenomen om tegemoet te komen aan de bezwaren van de delegaties, waaronder een nieuw instrument voor inkomensstabilisatie. Een verslag over deze sector zal in 2012 worden opgesteld. Opgemerkt zij dat de Commissie recentelijk heeft aangekondigd het maximumpercentage van de steun voor het uit de handel nemen van perziken en nectarines te zullen optrekken. 20.IX.2011
14374/11 11
NL
Aanvullende nationale rechtstreekse betalingen
De Tsjechische Republiek bracht de Raad op de hoogte van een gezamenlijke verklaring (14215/11), ondertekend door zeven delegaties (Bulgarije, Tsjechië, Hongarije, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije), waarin zij hun bezorgdheid uitspreken over de verlaging van de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen, die in 2012 aan landbouwers zouden kunnen worden betaald (begrotingsjaar 2013). Die verklaring werd ondersteund door de Baltische landen (Letland, Litouwen en Estland), die zelf ook een gemeenschappelijke verklaring over hetzelfde onderwerp presenteerden, waarin zij aandringen op de verdere toepassing van de huidige aanpak inzake de toekenning van aanvullende nationale rechtstreekse betalingen (14280/11). De Commissie verzekerde de delegaties dat zij alles in het werk stelt om tijdens de volgende vergadering van het Comité van beheer een betere oplossing te vinden. De Commissie wees er tevens op dat er vanaf 2013 geen aanvullende nationale rechtstreekse betalingen meer zullen worden toegekend, omdat het niveau van de rechtstreekse betalingen 100% zal bedragen. Krachtens artikel 132 van Verordening (EG) nr. 73/2009 mag het niveau van de rechtstreekse betalingen in de nieuwe lidstaten, met inbegrip van alle aanvullende nationale rechtstreekse betalingen, niet hoger zijn dan het door modulatie verlaagde niveau van de rechtstreekse betalingen in de oude lidstaten. De Commissie gaf de lidstaten in het Comité van beheer de volgende toelichting: in 2012 zullen de rechtstreekse betalingen in de oude lidstaten onderworpen worden aan een modulatie van 10%, en komt er voor rechtstreekse betalingen van meer dan 300 000 euro nog eens een reductie van 4%. Tezelfdertijd moeten landbouwers in de betrokken nieuwe lidstaten (d.w.z. de nieuwe lidstaten met uitzondering van Cyprus, Roemenië en Bulgarije) de geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen voor 90% realiseren, wat neerkomt op hetzelfde niveau als dat van de rechtstreekse betalingen in de oude lidstaten (100%-10% modulatie). Daarom stelde de Commissie in het Comité van beheer voor de berekening van de rechtstreekse betalingen in 2012 de volgende methode voor: ligt het totaalbedrag van alle rechtstreekse EU-betalingen en alle aanvullende rechtstreekse EU-betalingen waarvoor een landbouwer in de betrokken nieuwe lidstaten in aanmerking komt, hoger dan 5 000 euro, dan wordt het niveau van de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen die worden betaald boven het maximumbedrag van 5 000 euro, verlaagd tot 500 euro. In het Comité van beheer maakten de betrokken nieuwe lidstaten bezwaar tegen deze methode, omdat zij voor sommige landbouwers zou leiden tot een verlaging van de totale rechtstreekse steun die het in 2012 van toepassing zijnde modulatiepercentage aanzienlijk zou overschrijden.
20.IX.2011
14374/11 12
NL
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
BUITENLANDSE ZAKEN
Speciale vertegenwoordiger van de EU bij de Afrikaanse Unie De Raad heeft het mandaat van de heer Koen Vervaeke, speciale vertegenwoordiger van de EU bij de Afrikaanse Unie, aangepast en verlengd tot en met 30 juni 2012. Hij stelde de begroting voor de uitgaven van de speciale vertegenwoordiger en zijn team vast op 715 000 euro voor de periode van
1 september 2011 tot en met 30 juni 2012.
ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN
EU-garantie voor externe verrichtingen van de EIB
De Raad heeft zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld met betrekking tot een ontwerp-besluit tot verlenging van de EU-begrotingsgarantie voor de externe verrichtingen van de Europese Investeringsbank voor het resterende deel van het financieel kader voor 2007-2013. Het standpunt van de Raad weerspiegelt het akkoord dat met het Europees Parlement is bereikt. Het Parlement zal het besluit naar verwachting in oktober in tweede lezing aannemen. Voor nadere bijzonderheden zie 12747/11.
CONSUMENTENBESCHERMING
Producten voor mondhygiëne - Gebruik van waterstofperoxide De Raad heeft een richtlijn aangenomen waarbij een advies van het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten over het gebruik van waterstofperoxide in tandbleekmiddelen is geïmplementeerd (12899/11).
De richtlijn, die een wijziging inhoudt van Richtlijn 76/768/EEG inzake cosmetische producten, staat het verdere gebruik van waterstofperoxide in mondproducten, waaronder tandbleekmiddelen, toe in een maximumconcentratie van 0,1%.
20.IX.2011
14374/11 13
NL
Het gebruik van tandbleekmiddelen met een concentratie van waterstofperoxide tussen 0,1% en 0,6% vereist een klinisch onderzoek en een eerste behandeling door een beoefenaar van de tandheelkunde, waarna de consument de behandeling zelf kan voortzetten. Fietsen - Veiligheidseisen
De Raad besloot geen bezwaar te maken tegen de aanneming door de Commissie van een besluit houdende vaststelling van specifieke veiligheidseisen voor het vervaardigen en het op de markt brengen van fietsen, waaronder kinderfietsen (13062/11). Krachtens Richtlijn 2001/95/EG, waarin de procedure is vastgelegd voor de opstelling van Europese normen, zal de Commissie de specifieke veiligheidseisen vaststellen waaraan Europese normen moeten voldoen, en zal zij vervolgens de Europese normalisatie-instellingen opdracht geven om die normen op te stellen.
Voor het ontwerp-besluit geldt de regelgevingsprocedure met toetsing. Nu de Raad zijn fiat heeft gegeven, kan de Commissie het besluit bijgevolg aannemen, behoudens bezwaar van het Europees Parlement.
BENOEMINGEN
Comité van de Regio's
De Raad heeft de heren John SHEAHAN en Des HURLEY (Ierland) (13645/11) en de heer Gilles ROTH (Luxemburg) (13747/11) benoemd tot lid van het Comité van de Regio's voor de verdere duur van de ambtstermijn, te weten tot en met 25 januari 2015. SCHRIFTELIJKE PROCEDURES
Buitenlandse Zaken - Libië: Sancties
Op 15 september heeft de Raad via de schriftelijke procedure de bevriezing van de financiële activa en economische middelen van Afriqiyah Airways opgeheven. De luchtvaartmaatschappij was onderworpen aan de autonome maatregelen van de EU.




Raad van de Europese Unie