Rijksoverheid
Toespraak minister Donner bij opening nieuwbouw Raad van State
Toespraak | 05-10-2011
Majesteit, Koninklijke Hoogheden, excellenties, dames en heren,
Na de huisheer, de vice-president, mag ik u als huisbaas, als
verantwoordelijke voor het Rijkshuisvestingsbeleid, van harte welkom
heten in dit geheel gerenoveerde en gerestaureerde complex.
Natuurlijk ben je als huisbaas snel geneigd om de toekomstge gebruikers
te wijzen op alle aantrekkelijkheden en bijzondere faciliteiten van de
nieuwe behuizing. Maar wat zal ik; de gebruikers kennen het pand beter
dan ik. U Majesteit opende het al eenmaal eerder, toen de Raad dit
complex in 1983 betrok. En wat de andere leden betreft; ik fiets hier
dagelijks langs en het is mij opgevallen dat het pand al weer enige
tijd in gebruik is. U kent het dus allemaal. Bovendien zullen straks de
architecten op veel gezaghebbender wijze ingaan op de faciliteiten en
de imposante vernieuwing van het complex.
Laat mij daarom wijzen op de geschiedenis van het pand dat u gaat
gebruiken. Dat is bij dit complex niet eenvoudig. Het is immers een
heel blok aan woningen. Na de laatste verbouwing is die heterogene
herkomst van het pand minder zichtbaar aan de binnenkant dan aan de
buitenkant. Achter die facade heerst nu eenvoud en regelmaat en is er
eindelijk sprake van één geheel. Dat was anders; eindeloos veel
hoogteverschillen, steeds weer andere trappenhuizen, gangen en kamers.
Het concept van zware beroepen is in die gangen geboren, bij het zien
van de bodes die dossiers en post rondbrachten. In 1954 noemde het
weekblad Katholieke Illustratie het complex één van de wonderlijkste
overheidsgebouwen van Den Haag, 'een labyrint waar zelfs een minister
in kon verdwalen´. U hoort het goed: ´waar zelfs een minister in kon
verdwalen'. In die tijd had men nog respect voor ministers. Kom daar nu
nog eens om; van het nieuwe pand zeggen ze straks dat het zo
toegankelijk en helder is dat zelfs een minister er de weg vindt.
Bijzonder imposant is natuurlijk de geschiedenis van de drie panden aan
de Kneuterdijk; het witte paleis, het hof van Bohemen en het hof van
Naaldwijk. In het eerste werd de grondwet van Thorbecke geboren, in het
tweede werd de stammoeder van het huidige Britse koningshuis geboren
Sophia van de Palts en in het derde zetelde de republikeinse gedachte
in de persoon van Van Oldebarnveldt. Voorwaar geen geringe genealogie.
Maar wie dat een gevaarlijke atmosfeer vindt voor een zo respectabel
college als de Raad van State, die kan ik gerust stellen. Sinds 1814
tot 1978 heeft het departement van Financiën een voortdurend uitdijend
deel van de panden gebruikt en derhalve is iedere opwindende gedachte
die hier mogelijk nog rondzweefde, allang verdreven door cijfers,
tabellen en rekeningen.
Als huisbaas kan ik u tenslotte nog wijzen op de bijzondere locatie.
Wie zich zorgen maakt over de dubieuse staatsrechtelijke antecedenten
van de gebouwen, zal het met mij eens zijn dat de locatie
staatsrechtelijk geheel verantwoord is. Het vormt de verbinding tussen
Paleis Noordeinde met het gebouw voor de bestuursrechtspraak hier
halverwege tussen de Hoge Raad en de Raad voor de Rechtspraak, en met
de adviserende voor de wetgeving nog steeds aan het Binnenhof.
Het is nu aan de Raad van State om deze gebouwen weer in gebruik te
nemen. Het is dit jaar 480 jaren geleden dat de Raad van State werd
ingesteld door Karel V. In die 480 jaren heeft de Raad vele behuizingen
gehad. Het begon in Mechelen. Een tijdlang heeft de Raad gezeteld in de
Treveszaal. Vervolgens in een vleugel van het Binnenhof. De groeiende
bestuursrechtelijke taak maakte de inrichting van deze panden in 1983
en nu de vernieuwbouw nodig. De Raad heeft als het volk Israel
rondgedoold door de woestijnen van de rijkshuisvesting, maar het mag nu
een gebouw betreden dat qua bouw, inrichting en faciliteiten overvloeit
van melk en honing.
Als de Raad van State al niet een eenheid was, dan wordt hij dat in dit
gebouw. Dat is mede te danken aan de uitstekende samenwerking tussen de
architect, de Rijksbouwmeester, de Rijksgebouwendienst én de Stuurgroep
van de Raad van State die de verbouwing begeleidde. Zij hebben er samen
voor gezorgd dat dit historische complex een even fraai als
toekomstbestendig kantoorpand is geworden, een Hoog College van Staat
waardig. Ik wil alle betrokkenen dan ook nadrukkelijk complimenteren
met het eindresultaat. Velen hebben aan deze even grondige als zeer
geslaagde renovatie bijge-dragen; één persoon wil ik toch apart noemen.
Hij was van begin tot eind bij het hele proces betrokken en volgde de
gang van zaken op de voet, alsof het de verbouwing van zijn privéwoning
betrof. Ik doel uiteraard op de vice-voorzitter van de Raad van State,
de heer Tjeenk Willink. Als voorzitter van de eerder genoemde
stuurgroep drukte hij zijn stempel op elk aspect van de nieuwbouw; de
teksten van Spinoza op de gevels, de vloerbedekking, de gordijnen en
zelfs de plaats van de bordjes die naar de nooduitgang wijzen. Het
resultaat is een gebouw dat professionaliteit, waardigheid, openheid en
onafhankelijkheid uitstraalt, passend bij de taak en werkwijze van de
Raad van State.
Er valt meer te vertellen over de renovatie van dit gebouw en over de
Raad van State zelf. Dat laat ik graag over aan anderen die daar veel
meer verstand van hebben dan ik. Ik wil daarom eindigen met de wens dat
de nieuwe gebruikers evenveel vreugde aan het gebouw zullen beleven als
de bouwers aan de bouw en inrichting. Ter nadere toelichting geef ik nu
het woord te geven aan de architecten, me-vrouw Evelyne Merkx en de
heer Patrice Girod.
Dank u