19e eeuwse Leidse literatuur zeker niet saai
De 19e eeuwse literatuur heeft een nogal saai imago. Ten onrechte,
meent neerlandicus Rick Honings. Hij laat in zijn op Leiden
georiënteerde proefschrift zien dat het een boeiende periode was vol
literaire genootschappen, excentrieke auteurs en grote maatschappelijke
onrust. Over hoeren, stront en patriotten. Promotie op 5 oktober 2011.
Kunst verkregen door arbeid
Rick Honings: âMensen zien de eigenaardigheden van Arnon Grunberg als
bijproduct van zijn schrijverschap.â
Rick Honings: âMensen zien de eigenaardigheden van Arnon Grunberg als
bijproduct van zijn schrijverschap.â
Het Leidse literaire leven maakte tussen 1760 en 1860 een bloeiperiode
door. In 1766 werd het literaire genootschap Kunst wordt door arbeid
verkreegen opgericht, dat het idee aanhing dat goede literatuur niet
zozeer het resultaat was van talent, maar van hard werken. Literatuur
moest vooral nuttig zijn. In de loop der tijd is die pragmatische
instelling langzaam verschoven naar een meer autonome benadering van
literatuur, waarin esthetiek, originaliteit en het individu centraal
staan. Maar heel gemakkelijk verliep die overgang niet.
Patriottisme en strijdlust
Eén van Honingsâ stellingen luidt namelijk dat door grote
maatschappelijke gebeurtenissen een autonome literatuuropvatting nooit
goed heeft kunnen ontstaan. Honings: âNa bijvoorbeeld de afscheiding
van België in 1830 zit niemand te wachten op die individualistische
literatuur. Er is patriottisme en strijdlust nodig, en daar moet de
literatuur toe oproepen.â
Benefietfunctie van poëzie
Honingsâ proefschrift, waarin hij ingaat op de ontwikkeling richting
autonomie binnen Leidse literaire instituties als uitgeverijen,
boekverkopers, genootschappen en de schouwburg, bevat ook vier
historische casussen, te weten de patriottentijd, de buskruitramp, de
Belgische Opstand en de revolutie van 1848. âElke casus laat zien welke
rol literatuur speelde in of rond bepaalde gebeurtenissen,â licht
Honings toe. âNa de buskruitramp van 1807 zie je dat veel dichters zich
filantropisch opstelden. Ook op andere momenten vervulde de poëzie een
benefietfunctie; er werden bijvoorbeeld declameeravonden georganiseerd
waarvan de opbrengst ging naar âeen vrouw wier man krankzinnig is
gewordenâ.â
Vergaderzaal van het genootschap Kunst wordt door arbeid verkreegen.
Hier leefde de gedachte dat men door hard te werken, als vanzelf goede
literatuur schreef.
Vergaderzaal van het genootschap Kunst wordt door arbeid verkreegen.
Hier leefde de gedachte dat men door hard te werken, als vanzelf goede
literatuur schreef.
Heet schoteltje tegen hoofdpijn
Toch keerden steeds meer mensen zich af van die maatschappelijke
literatuur, onder wie Leidse romantici als studentauteurs Nicolaas
Beets en Johannes Kneppelhout, maar ook Willem Bilderdijk. Honings:
âBilderdijk werd gezien als een genie. Naarmate die waardering toenam
en hij meer volgelingen kreeg, ging hij zich ook steeds excentrieker
gedragen; dan droeg hij een in doeken gewikkeld heet schoteltje op zijn
hoofd, tegen de hoofdpijn. Mensen vonden hem wel raar en onaangepast,
maar meenden dat zoiets nu eenmaal hoorde bij een groot dichter. Dat
zie je nu nog steeds: Arnon Grunbergs eigenaardigheden worden
geaccepteerd als een logisch bijproduct van zijn kwaliteiten als
schrijver.â
Eerste monografie
Hoewel er verschillende deelstudies over het onderwerp bestaan, is
Honings de eerste die een monografie over de volledige Leidse
bloeiperiode publiceert. âHet was een fantastische tijd vol mooie
verhalen en spannende gebeurtenissen. Bilderdijk die Jacoba van Beieren
voor hoer uitmaakt, huizen die met stront worden besmeurd tijdens de
patriottentijd; er gebeurde heel veel. Ik heb ook geprobeerd de
cultuurhistorische context te schetsen, want hoewel het een periode van
bloei was, was Nederland toch vooral een armoedig land, en literatuur
een elitaire bezigheid.â
Rick Honing
Geleerdheids zetel, Hollands Roem! Het literaire leven in Leiden
1760-1860
Primavera Pers
ISBN:978-90-5997-114-1
⬠39,50
Universiteit Leiden