Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa)

Nieuwsbericht 48-11 / Den Haag, 10 oktober 2011

CBb doet uitspraak over procedure in sanctiezaken onder de Mededingingswet

Op 30 augustus 2011 deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) uitspraak in een van de nog lopende bouwfraudezaken. De uitspraak betreft met name de formele procesgang in sanctieprocedures.

De vraag die centraal stond is of de afdeling van de NMa die is belast met de voorbereiding van besluitvorming over boetebesluiten (de Juridische Dienst) nog nadere informatie bij een derde instantie kan opvragen om een bewijsverweer van de vermeende overtreder te verifiëren. De Juridische Dienst deed dat in deze zaak en informeerde de bouwonderneming in kwestie, ETB Vos B.V., hier ook over. ETB Vos was van oordeel dat deze gang van zaken in strijd is met de in de Mededingingswet neergelegde eis dat onderzoek en besluitvorming van elkaar gescheiden moeten plaatsvinden (functiescheiding ex artikel 54a Mw).

De rechtbank stelde de bouwonderneming in het gelijk bij uitspraak van 28 april 2009 (LJN BI3337) en vernietigde het boetebesluit van de NMa. Omdat het de uitleg betreft van een belangrijk formeel vereiste in de Mededingingswet achtte de NMa het van belang dat ook het CBb als hoogste rechter zich hierover zou uitspreken. Het CBb heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Daarmee zijn de overtreding en de boete van EUR 191.665,- voor de bouwonderneming definitief komen te vervallen.

De uitspraak van het CBb vindt de NMa opmerkelijk, omdat de NMa juist dacht zorgvuldig te hebben gehandeld in deze zaak. Wel brengt de uitspraak meer duidelijkheid over de precieze implicaties van de wettelijke eis van functiescheiding. Om een objectieve en onbevooroordeelde besluitvorming te bevorderen moeten afzonderlijke afdelingen zijn belast met toezicht en onderzoek en met de voorbereiding van boetebesluiten, aldus het CBb.

De interne organisatie van de NMa voldoet hieraan; de zaakbehandelaars van de Juridische Dienst waren niet betrokken bij het onderzoek of het opstellen van het onderzoeksrapport. Het CBb gaat echter nog een stap verder en stelt dat de eis van functiescheiding ook inhoudt dat de Juridische Dienst niet zelf nieuwe of aanvullende informatie mag inwinnen die bijdraagt aan de beoordeling of al dan niet sprake is van een overtreding. Dat was in dit geval wel gebeurd en daarmee heeft de NMa de schijn van vooringenomenheid op zich geladen, aldus het CBb.

Het feit dat de opgevraagde informatie er op was gericht om een argument van het bouwbedrijf te verifiëren dat ook ten gunste van haar kon uitvallen, doet daar volgens het CBb niet aan af. De gehele bewijswaardering door de Juridische Dienst is hierdoor besmet geraakt waardoor het boetebesluit van de NMa niet in stand kan blijven.

De gevolgen van deze uitspraak voor de NMa blijven beperkt, omdat het opvragen van informatie zoals dat in dit geval is gebeurd, geen vaste praktijk is. De uitspraak dwingt dan ook niet tot het anders inrichten van de sanctieprocedures bij de NMa. De NMa zal de beperkingen die in de besluitvormingsfase gelden voor het inwinnen van informatie door de Juridische Dienst respecteren.

Meer informatie
U vindt de uitspraak van het CBb op de website www.rechtspraak.nl onder LJN: BR6737.



Nederlandse Mededingingsautoriteit