Vereniging Nederlandse Gemeenten

Moties over Wmo breken afspraken Rijk-gemeenten open

26.10.2011

Het is onverantwoord om door te gaan met de decentralisatie van de AWBZ-begeleiding en het realiseren van ingeboekte bezuinigingen als het kabinet de moties uitvoert die zijn aangenomen door de Tweede Kamer. Dat vindt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Zij heeft dit standpunt woensdag 26 oktober kenbaar gemaakt aan de staatssecretaris van VWS.
Aanleiding voor het gesprek vormen twee moties die op 13 oktober door de Tweede Kamer zijn aangenomen over de Wmo. De ene motie stelt dat de toezichthoudende rol van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op de Wmo behouden moet blijven. De andere motie heeft als strekking dat de middelen voor begeleiding die naar gemeenten overgaan - een bedrag van tussen 2 en 3 miljard euro - geoormerkt worden. Die oormerking gebeurt door er een zogeheten `doeluitkering' van te maken.

Gemeenten willen zich verantwoorden over uitgaven maar een doeluitkering is daarvoor minder geschikt. Doeluitkeringen staan op gespannen voet met het principe van decentralisatie, namelijk gemeenten de ruimte en de stimulans geven om de opgedragen verantwoordelijkheden optimaal en lokaal ingebed uit te voeren. Het belemmert gemeenten om vernieuwingen in te zetten en nieuw beleid te ontwikkelen dat is toegesneden op wat de cliënt nodig heeft. In de Bestuurlijke afspraken is daarom gekozen voor het middel van de zogeheten `decentralisatie-uitkering', een financieel instrument dat het wel mogelijk maakt om de inzet van de nieuwe middelen de eerste jaren te volgen, maar niet de nadelen heeft dat het gemeenten belemmert in het voeren van lokaal en integraal beleid.

De keuzes in de Bestuurlijke afspraken voor afschaffing van landelijk toezicht en voor ontschotte geldstromen zijn niet zomaar gemaakt. De AWBZ-begeleiding wordt aan gemeenten overgedragen met een bezuinigingstaakstelling van 5%. Om die bezuiniging te realiseren moeten gemeenten de ruimte hebben om de begeleiding efficiënter uit te voeren. De grondgedachte achter de Wmo is dat integraal wordt gekeken naar de beperkingen en mogelijkheden van de cliënt, waarbij maatwerkoplossingen worden gezocht en nieuwe arrangementen worden ontwikkeld. Dit vereist kunnen switchen tussen individuele en algemene voorzieningen en tussen zorg en welzijnsvoorzieningen. Deze basisfilosofie van de Wmo wordt breed door gemeenten onderschreven. Bovendien bieden de decentralisaties gemeenten de mogelijkheid om voor de burger verbindingen te leggen tussen de Wmo, jeugdzorg en taken op het gebied van werk. Het creëren van schotten door deelbudgetten te oormerken belemmert deze integrale Wmo-aanpak en maakt het halen van opgelegde bezuinigingen onhaalbaar.

Het voortzetten van de rol van de landelijke Inspectie is voor de VNG niet acceptabel. Het leidt tot botsend toezicht tussen enerzijds de gemeente als verantwoordelijke overheid en inkoper van zorg en anderzijds de landelijke inspectie, die landelijke normen toepast op lokaal beleid. De enige rol die de VNG zich voor de Inspectie kan voorstellen is een tijdelijke rol tijdens de overgangsfase om gemeenten te ondersteunen bij het opzetten van kwaliteitsbeleid en handhaving.

In de Bestuursafspraken is de clausule opgenomen, dat als tijdens het parlementaire traject zaken worden gewijzigd die de uitvoerbaarheid van de decentralisaties in gevaar brengen, de bestuurlijke afspraken opnieuw ter discussie staan. Als deze beide moties worden uitgevoerd, vinden wij dat een ernstige inbreuk op de met het Rijk gemaakte afspraken. De VNG wil dan opnieuw met het kabinet overleg voeren over het totaal van randvoorwaarden voor de decentralisatie en de bezuinigingstaakstelling.