Rijksoverheid


3 november 2011

Nadere informatie buiten gebruikstellen bodemenergiesystemen

Geachte Voorzitter, Tijdens het VSO Voorhang Besluit bodemenergiesystemen op 5 oktober 2011, heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over afgeschreven bodemenergiesystemen Met deze brief kom ik tegemoet aan mijn toezegging. Het buiten gebruik stellen van bodemenergiesystemen is geregeld in het wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen zelf. Het betreft de volgende artikelen: Artikel 3.16j Activiteitenbesluit (m.b.t. gesloten systemen in een inrichting) Artikel 3.32 Besluit lozen buiten inrichtingen (m.b.t. gesloten systemen buiten een inrichting) Artikel 6.11e Waterbesluit (m.b.t. open systeem) De strekking van deze artikelen is steeds hetzelfde: Zo spoedig mogelijk na de beëindiging van het gebruik van een gesloten bodemenergiesysteem wordt: a. de circulatievloeistof uit de buizen verwijderd, tenzij sprake is van water zonder toevoegingen; en b. het systeem, zonder daarbij het ondergrondse deel te verwijderen, zodanig opgevuld dat de werking van de oorspronkelijke waterscheide nde lagen wordt hersteld. De eigenaar van het systeem is zelf verantwoordelijk voor het op deze wijze beëindigen van het gebruik en draagt zelf de kosten. In de toelichting van het wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen is het volgende opgenomen: 7.7 Buiten gebruik stellen van bodemenergiesystemen Om beschadiging van waterscheidende bodemlagen te voorkomen mag het ondergrondse deel van een bodemenergiesysteem na beëindiging van het gebruik niet worden verwijderd. De buizen moeten zodanig met een waterondoorlatend materiaal worden gevuld dat de werking van de afsluitende lagen zoveel mogelijk wordt hersteld.Het is niet nodig eisen te stellen met betrekking tot warmte- of koudebellen die na de buitengebruikstelling in de bodem achterblijven. Doordat geen warmte of koude meer wordt toegevoegd doven deze bellen geleidelijk uit. In combinatie met de regels die betrekking hebben op de energiebalans, wordt de hierdoor optredende verwarming of afkoeling van de bodem niet onaanvaardbaar geacht. Bij het opstellen van het wijzigingsbesluit heb ik rekening gehouden met het advies van de Technische Commissie Bodembescherming. Daarin staat de volgende passage: De vraag is of het verwijderen van de installatie zorgvuldig gebeurt. Bovendi en is het verwijderen van bronnen ingewikkeld met een kans op schade aan waterscheidende lagen. Ook voor gesloten systemen geldt dat bij het verwijderen van de bodemlussen schade aan de bodem wordt toegebracht. Ik ben van mening dat de drie bovengenoemde artikelen in het wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen voldoende waarborgen bieden op bescherming van de bodem: verontreinigingen kunnen niet meer optreden en de beschermende werking van afsluitende lagen blijft intact.

Hoogachtend, DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

mw. drs. M.H. Schultz van Haegen