Gerechtshof Den Haag


Hof acht nader onderzoek in Schipholbrandzaak noodzakelijk

Den Haag , 3-11-2011

Het gerechtshof in Den Haag heeft op 3 november 2011 beslist dat in de Schipholbrandzaak opnieuw empirisch onderzoek dient te worden verricht naar het `brandgenererend vermogen' van shagjes. Aan de hand van proeven moet worden bepaald hoe groot de kans is dat het veronderstelde handelen van de verdachte, het wegschieten van de peuk van een shagje, in de gegeven omstandigheden brand tot gevolg heeft.

De uit Libië afkomstige verdachte werd in 2009 door het gerechtshof in Amsterdam veroordeeld tot anderhalf jaar cel voor het opzettelijk veroorzaken van brand in het Detentie- en Uitzetcentrum Schiphol-Oost in 2005. Bij de brand kwamen elf gedetineerden om het leven. De Hoge Raad besliste eind vorig jaar dat de zaak opnieuw moet worden gedaan en verwees de zaak naar het gerechtshof in Den Haag.

Het onderzoek ter terechtzitting zal ditmaal gefaseerd plaatsvinden. Het gerechtshof in Den Haag wenst eerst de vraag te beantwoorden of het aan de verdachte verweten handelen opzet dan wel schuld oplevert wanneer uitgegaan wordt van het scenario dat hij een peuk weggegooid heeft. Het hof neemt in dit stadium van het proces nadrukkelijk niet als vaststaand aan dat de verdachte de peuk weggeschoten heeft en dat de brand als gevolg van de weggeschoten peuk ontstaan is. In de tweede fase van het onderzoek ter terechtzitting zal, indien daartoe dan nog aanleiding bestaat, dan vervolgens de vraag onder ogen worden gezien of de verdachte heeft gehandeld zoals hem ten laste is gelegd en of dit handelen (mede) als oorzaak van de brand valt aan te merken. Uitspraken: BU3211

Zie het origineel