Rijksoverheid


3 november 2011

Uw verzoek inzake het UNICEF-rapport 'Response to the Horn of Africa Emergency'

Geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 28 oktober 2011 met kenmerk 2011Z21329/2011D52434 naar aanleiding van het rapport 'Response to the Horn of Africa Emergency' van het Kinderfonds van de Verenigde Naties (UNICEF). In haar verzoek vraagt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken tevens of dit UNICEF-rapport mij aanleiding geeft om extra middelen beschikbaar te stellen voor humanitaire hulp aan kinderen in de Hoorn van Afrika. UNICEF beschrijft in het rapport de gevolgen voor kinderen van de droogte in de Hoorn van Afrika, en de respons van de organisatie in Djibouti, Ethiopië, Kenia en Somalië. Volgens het rapport hebben ruim 13 miljoen mensen in de regio humanitaire hulp nodig, waarvan ongeveer de helft kind is. Ruim 320.000 kinderen in deze vier landen zijn zwaar ondervoed. Om te voorkomen dat naar schatting 750.000 mensen in het zuiden van Somalië komen te overlijden, zal hulp hen in de komende maanden moeten bereiken, aldus UNICEF. Tijdens mijn bezoek op 1 september jl. aan Mogadishu, de hoofdstad van Somalië, heb ik onder andere met UNICEF gesproken over de humanitaire situatie in Somalië, en de enorme uitdagingen waar humanitaire organisaties mee te maken hebben om de hulpbehoevende Somalische bevolking tijdig van hulp te voorzien. Het rapport van UNICEF schetst, evenals mijn brief van 23 september 2011 met Kamerstuk 22 831, nr. 64, een zorgelijk beeld van de humanitaire situatie in de Hoorn. Het is schrijnend te moeten constateren dat vooral kinderen het slachtoffer zijn van de huidige crisis. Het rapport is voor mij echter geen aanleiding om additionele middelen ter beschikking te stellen voor de Hoorn, bovenop de eerdere door mij gedane bijdragen ter lediging van de humanitaire noden in de Hoorn. Donoren hebben volgens het Kantoor van de Verenigde Naties voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken (OCHA) inmiddels bijna 2 miljard dollar bijgedragen aan de VN-hulpverzoeken voor de Hoorn van Afrika. Dit betekent dat de hulpverzoeken voor ruim 82% zijn gefinancierd, hetgeen een hoog financieringspercentage is. Daarnaast hebben donoren nog een groot bedrag toegezegd wat nog niet bij de hulporganisaties is aangekomen.

Wat ons land betreft, heb ik 14,8 miljoen euro gegeven aan het Gemeenschappelijke Humanitaire Fonds voor Somalië en 5,5 miljoen euro aan het Gemeenschappelijke Humanitaire Fonds voor Ethiopië. Deze fondsen wordt door de VN beheerd en kunnen snel, flexibel en verantwoord activiteiten financieren, zoals voedselhulp, veilig drinkwater en medische voorzieningen. Daarnaast heb ik 1,5 miljoen euro geschonken aan het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) voor zijn humanitaire activiteiten in Somalië, en 1,5 miljoen euro aan het Wereldvoedselprogramma WFP voor voedselhulp in Ethiopië. Ten slotte heb ik 2 miljoen euro bijgedragen aan het regionale hulpverzoek voor de Hoorn van Afrika van de VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR. De totale Nederlandse bijdrage aan de bestrijding van de humanitaire crisis in de Hoorn van Afrika bedraagt derhalve 25,3 miljoen euro. Daarnaast kunnen de hulporganisaties de in mijn bovengenoemde brief vermelde ongeoormerkte bijdragen ook in de Hoorn van A frika inzetten op basis van de noden van hun doelgroep. Voor 2011 heeft Nederland 40 miljoen euro aan het Centrale Noodhulpfonds van de VN (CERF), 42 miljoen euro aan UNHCR, 33 miljoen euro aan het WFP en 25 miljoen euro aan ICRC beschikbaar gesteld. Een gebrek aan geld is op het ogenblik niet het meest urgente probleem. De beperkingen in de toegang tot de hulpbehoevende bevolking zijn dat wel. Ondanks het feit dat de verbetering waarover ik uw Kamer in september informeerde, zich doorzet blijft de toegang voor hulporganisaties moeilijk, wegens onveiligheid en logistieke beperkingen. Dit geeft UNICEF zelf ook aan in het rapport. Inmiddels wordt meer dan de helft van de 4 miljoen Somaliërs die voedselonzeker zijn bereikt met voedselhulp. Ook is sinds juli meer dan de helft van de kinderen, ruim 1 miljoen, in Zuid- en Centraal-Somalië ingeënt tegen mazelen en polio, onder andere door UNICEF en diens partnerorganisaties. Naarmate de toegang tot de hulpbehoevenden zal toenemen, zullen organisaties beter in staat zijn hen hulp te bieden, en zullen daarbij de reeds ontvangen middelen daadwerkelijk kunnen inzetten. Ik zal de situatie in de Hoorn van Afrika nauwlettend blijven volgen.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

Ben Knapen