Rijksoverheid


4 november 2011

Aanvullende stand van zaken brief politietrainingsmissie Afghanistan

Geachte Voorzitter,

Hierbij ontvangt u een aanvulling op de stand van zakenbrief over de geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan. Hiermee wordt voldaan aan de toezegging in de stand van zakenbrief van 5 oktober 2011 (Kamerstuk 27925 nr.437) dat de Kamer geïnformeerd zou worden over de gewijzigde opleidingsbehoefte van de Afghaanse autoriteiten en de wijze waarop de samenstelling en omvang van dit deel van de geïntegreerde politietrainingsmissie wordt aangepast, aan het verzoek van de Vaste Kamercommissie van Defensie (kenmerk 27925-437/2011D49906) om extra informatie en aan de beantwoording van de Kamervragen van de leden Timmermans en Eijsink (14 oktober 2011 kenmerk 2011Z20396) door de tabel met toezeggingen op te nemen als bijlage bij deze brief. De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister van Veiligheid en Justitie

Dr. U. Rosenthal

Mr. I.W. Opstelten

De Minister van Defensie,

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Drs. J.S.J. Hillen

Dr. B. Knapen

Inleiding Deze aanvulling op de stand van zakenbrief behandelt de relevante actuele ontwikkelingen rondom de geïntegreerde politietrainingsmissie sinds verzending van de stand van zakenbrief van 5 oktober 2011 (Kamerstuk 27925 nr.437). Algemene ontwikkelingen Bonn Conferentie De internationale Afghanistanconferentie die op 5 december 2011 onder Afghaans voorzitterschap wordt gehouden in Bonn vindt plaats tien jaar na de eerste Afghanistanconferentie die destijds eveneens in Bonn plaatsvond. De conferentie, die in het teken zal staan van tien jaar wederopbouw en stabilisatie van Afghanistan, behandelt het huidige transitieproces en blikt vooruit op de periode na 2014. Naar verwachting zullen, naast Nederland, ruim honderd delegaties deelnemen aan deze eendaagse conferentie. Deelname varieert van internationale organisaties als de VN, NAVO, EU, Wereldbank, Organisatie van Islamitische landen (OIC) en internationale bondgenoten als de Verenigde Staten, het Verenigd Koni nkrijk, Frankrijk, Duitsland, tot landen uit de bredere regio als Pakistan, India, China, Tajikistan, Uzbekistan, Turkije, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten. Voor het eerst wordt een internationale Afghanistanconferentie niet (mede)voorgezeten door de VN of een gastland, maar door de Afghaanse regering zelf. Afghanistan zal door één nationale delegatie vertegenwoordigd worden. Deze conferentie zal om die reden niet te vergelijken zijn met de 2001 Afghanistan Conferentie in Bonn toen er met verschillende Afghaanse groeperingen afspraken moesten worden gemaakt over het opbouwproces richting een stabiel en democratisch Afghanistan. De agenda van de Bonn Conferentie is een afspiegeling van de nieuwe fase die is begonnen, waar Afghanistan geleidelijk steeds meer eigen verantwoordelijkheid draagt. De hoofdonderwerpen van de conferentie zijn transitie, verzoening en de lange termijn betrokkenheid na 2014. Transitie Met betrekking tot transitie zal de stand van zaken worden bespro ken van het transitieproces dat dit jaar van start is gegaan met de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid aan de Afghanen in een eerste set provincies en steden. De aandacht gaat hierbij vooral uit naar wat noodzakelijk is om te zorgen dat transitie onomkeerbaar zal zijn. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de militaire en veiligheidsaspecten, maar ook naar de civiele kanten van transitie. Met betrekking tot het transitieproces zijn er op veiligheidsgebied grote stappen gezet, maar de civiele aspecten van transitie blijven nog teveel achter. Goed bestuur, rule of law en corruptiebestrijding zijn essentieel voor de lange termijn stabiliteit van het land. Er is meer concrete vooruitgang nodig op dit terrein Nederlandse inzet Nederland levert door middel van de geïntegreerde politietrainingsmissie een concrete en essentiële bijdrage aan de civiele aspecten van transitieproces. De Afghaanse regering moet echter zelf ook meer verantwoordelijkheid tonen. De regeri ng zal de Afghaanse autoriteiten in Bonn aanspreken op deze verantwoordelijkheid en hen oproepen resultaten te laten zien. Nederland verwacht dat in Bonn afspraken worden gemaakt over wat op civiel terrein nodig is voor duurzame transitie en zal de uitvoering van deze afspraken door de Afghaanse regering nauwlettend volgen en actie ondernemen wanneer de uitvoering onvoldoende ter hand wordt genomen. Verzoening Inzake verzoening richt de Bonn Conferentie zich op de internationale onderschrijving van de fundamentele principes die aan het Afghaanse verzoeningsproces ten grondslag liggen: Afghaans geleid, inclusief, gerespecteerd en ondersteund door de regio. Ook zullen de afgesproken voorwaarden voor verzoening in Bonn opnieuw worden bevestigd (nb. afzweren geweld; verbreken banden met Al Qaida; en respecteren van grondwet) en zal gesproken worden over de wijze waarop de internationale gemeenschap het Afghaanse verzoeningsproces actief kan ondersteunen. In Bonn zal speciale aandacht worden besteed aan het belang van de nabije regio voor het verzoeningsproces in Afghanistan. In dit kader kwamen op 2 november jl. Afghanistan en zijn buurlanden bijeen met landen uit de bredere regio, in een door Turkije georganiseerde conferentie in Istanbul. Er werden tussen Afghanistan en landen uit de regio afspraken gemaakt over het verdiepen van de regionale politieke, economische en veiligheidssamenwerking via een Istanbul Process on Regional Security and Cooperation for a Secure and Stable Afghanistan. Buurlanden uit de regio sloten zich aan bij de Afghaanse prioriteiten, waaronder verzoening, transitie en regionaal geïntegreerde economische ontwikkeling. De aanwezigen committeerden zich daarbij aan de bescherming van Afghanistans soevereiniteit, eenheid en territoriale integriteit en zegden toe samen te werken in de regionale strijd tegen terrorisme. De dag voorafgaand aan de Istanbul Conferentie vond een trilaterale top plaats tussen Afghanistan, Pakistan en Turkije, w aar Afghanistan en Pakistan overeenkwamen samen te werken in het onderzoek naar de moord op oud-president en voorzitter van de Hoge Vredesraad Rabbani. De uitkomsten van de Istanbul Conferentie zullen als input dienen voor dit agendaonderwerp tijdens de Bonn Conferentie Nederlandse inzet Nederland zal zich in Bonn opnieuw uitspreken voor een actieve internationale ondersteuning van het Afghaanse vredesproces. Eveneens zal Nederland benadrukken dat de gestelde voorwaarden niet onderhandelbaar zijn. In dit kader zal Nederland pleiten voor speciale aandacht voor de positie van vrouwen en minderheden en het voorkomen van straffeloosheid. Waarschijnlijk zal dit ook een belangrijk element zijn in de inbreng van de twee vertegenwoordigers van het Afghaanse maatschappelijk middenveld. Zij zullen de uitkomsten van de bijeenkomst van 34 vertegenwoordigers van Afghaanse NGO's, media, mensenrechten- en ontwikkelingsorganisaties op 2 en 3 december vertolken in de ministeriële conferentie op 5 december. Lange termijn betrokkenheid Met betrekking tot het derde agendaonderwerp, de internationale langetermijnbetrokkenheid, wordt beoogd een sterke toezegging van de internationale gemeenschap te krijgen om ook na de afronding van het huidige transitieproces betrokken te blijven bij Afghanistan. In Bonn zal er in dat kader onder meer worden gesproken over toekomstige civiele assistentie, verdere steun aan de capaciteitsopbouw van het Afghaanse leger en politie, en hoe het Afghaanse economisch potentieel beter kan worden benut. Input voor dit laatste punt zal onder andere komen uit de uitkomsten van een bijeenkomst van internationale bedrijven die geïnteresseerd zijn in Afghanistan. De VS hoopt in Bonn de vaststerken maatschappelijk verantwoord ondernemen IMVO Vouchers Ontwikkelingsgericht ondernemen wordt gestimuleerd met IMVO Vouchers. Dit is een initiatief van het kenniscentrum MVO Nederland. Doel is om MKBers praktische en maatgebonden ondersteuning te geven om IMVO in de handelsketen in ontwikkelingslanden te onderzoeken en te verbeteren. Het gaat om een IMVOvoucher waarmee het MKB een korting krijgt op het tarief van IMVOadviesbureaus die bij MVO Nederland zijn aangesloten. IDH - Initiatief Duurzame Handel Het Initiatief Duurzame Handel verbindt producenten in ontwikkelingslanden met bedrijven uit Nederland en elders. Handelsketens die aandacht besteden aan sociale en ecologische aspecten kunnen een bijdrage leveren aan duurzame economische ontwikkeling en eerlijke handel. Bedrijven kunnen daar in samenwerking met maatschappelijke organisaties, vakbonden en de overheid een belangrijke rol in spelen. Het IDH is actief in de sectoren cacao, soja, hout, natuursteen, thee, toerisme, katoen en kweekvis. Bedrijven die substantieel willen investeren in de duurzaamheid van deze ketens kunnen zich hierbij aansluiten. Kenmerk van de aanpak is dat overheid en bedrijven beiden substantieel investeren in verduurzaming van de productie, versterking van de capaciteit van producenten en in certificering.

Bijlage 2: Evaluatieprotocol private sectorontwikkeling2 De uitvoerende organisatie van het PSD-programma (de PSD-organisatie) stelt in overleg met BZ een resultaatketen op, waarin zij aangeeft welke resultaten het programma nastreeft op het niveau van output, outcome en impact, met behulp van welke inputs en op basis van welke activiteiten. Daarbij geeft de PSD-organisatie, in overleg met BZ, tevens aan wat de belangrijkste resultaatindicatoren zijn op het niveau van output, outcome en ­ voor zover mogelijk -- impact. De verantwoordelijkheid voor adequate uitvoering van de evaluatie van de resultaten van PSD-programma komt in principe bij de PSD-organisatie te liggen (op verzoek van de uitvoerende PSD-organisatie of BZ kan hiervan worden afgeweken). Adequate evaluatie impliceert dat de PSD-organisatie zorgt voor onafhankelijke externe beoordeling van de uitkomsten van de projecten/activiteiten, cq transparante externe validatie van resultaatgegevens. Kern is dat de validiteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de betreffende meting en door de PSD-organisatie kunnen worden gegarandeerd, zodat deze evaluaties een belangrijke input kunnen gaan vormen voor de beleidsdoorlichtingen en impact-evaluaties van de IOB. Verzameling van baseline gegevens (nulmeting), vervolg- en eindmetingen op de belangrijkste resultaatindicatoren en het gebruik van een controlegroep (cq een andere vorm van vergelijking tussen de eenheid die wel en die niet te maken heeft gehad met de PSD-interventie) zijn noodzakelijk om tot de gewenste robuuste conclusies te komen wat betreft de resultaten van de PSDactiviteiten. Deze substantiële evaluaties kunnen focussen op een beperkte selectie van de projecten/activiteitenportfolio, mits de representativiteit voldoende in overweging is genomen, in overleg met BZ. Tevens geldt het principe van proportionaliteit: monitoring en evaluatie moeten in redelijke verhouding staan tot de aard en omvang van de activiteit en geen onevenredig beslag leggen op middelen en menskracht. Voor de kosten van de eva luatie kan de PSD-organisatie in overleg met BZ een bepaald deel van het budget benutten (ca. 1-2 %). In overleg met BZ stelt de uitvoerende organisatie een evaluatieplan op om aan bovenstaande elementen uitvoering te geven. Dit plan bevat ook een globale planning, die zoveel mogelijk aansluit bij de verantwoordingsplicht van BZ richting parlement.

Bijlage 3: Evaluatie PSI
Het Private Sector Investeringsprogramma (PSI, voorheen PSOM) biedt financiële ondersteuning aan ondernemers die willen investeren in ontwikkelingslanden. Het gaat daarbij om risicovolle pilot-investeringen in joint venture met een lokaal bedrijf. De bijdrage van het ministerie bedraagt 50% - 60%, de andere helft wordt door de betrokken ondernemingen zelf betaald. Het bedrijfsleven, voornamelijk MKB, weet het programma goed te vinden en te gebruiken, wat blijkt uit toename van het aantal aanvragen en de verhoging van de kwaliteit van de projectvoorstellen. Het programma stimuleert lokaal ondernemerschap, brengt innovatie en creëert werkgelegenheid. Het levert een relevante en positieve bijdrage aan armoedevermindering door gerealiseerde inkomenseffecten. In 2010 is het programma geëvalueerd. De relevantie van de PSI projecten is als goed beoordeeld op basis van de grootte van de vervolginvesteringen en de duurzaamheid van de projecten: Gemiddeld wordt er per 1 euro subsidie 1,22 e uro vervolginvestering gerealiseerd. Gebaseerd op de veldstudie wordt er verder geschat dat, van alle goedgekeurde en afgeronde projecten, 57% resulteert in een duurzame onderneming, wat als opvallend goed aangemerkt kan worden. In Nederland schommelt het percentage van nieuwe bedrijven dat na ruim vijf jaar nog bestaat rond de 50%. De relevantie van de projecten is verder onderzocht aan de hand van de vraag of de projecten effecten hebben gehad in de lokale private sector en de lokale economie. De evaluatoren concludeerden dat deze effecten voor de meeste landen en sectoren gering zijn. In landen en sectoren waar meer PSI projecten zijn gefinancierd en waar de regering en/of ambassades een actieve rol hebben gespeeld om belemmeringen in het ondernemingsklimaat aan de orde te stellen (bijv. horti- en floricultuur in Ethiopië) zijn de effecten van de projecten voor de gehele sector in het land en voor Nederland van belang. De ambitie is om door verbetering van het programma nog gro tere lokale economische ontwikkeling te behalen. De evaluatie doet hier aanbevelingen voor. Het belangrijkste verbeterpunt in het nieuwe PSI, dat van start zal gaan in 2012, betreft daarom de verbreding van de ontwikkelingsimpact. Door in de projectselectie economische, sociale en milieu criteria op een meer samenhangende manier mee te wegen zal de ontwikkelingsimpact verder reiken dan het niveau van de onderneming alleen. Door PSI projecten te combineren met inzet van op verbetering van het ondernemingsklimaat gerichte government-togovernment en/of knowledge-to-knowledge programma's wordt de impact in keten of sector verder vergroot.



Bijlage 4: Evaluatie Massif
Het Massif fonds, een revolverend investeringsfonds opgericht in 2006 en beheerd door FMO, heeft ten doel het bevorderen van het micro-, midden- en kleinbedrijf en lage inkomensgroepen in ontwikkelingslanden door middel van het financieren en versterken van lokale financiële intermediairs. In 2010 is het Massif fonds geëvalueerd, resulterend in een overwegend positief oordeel. Het voornemen is dit fonds op te hogen, waarbij de bevindingen van de evaluatie zullen worden meegenomen. Voor wat betreft relevantie van de activiteiten, bevestigt literatuuronderzoek dat versterking van de financiële sector leidt tot economische groei en daarmee tot armoedevermindering. Enkele interessante observaties hierbij: Landen met een beter ontwikkeld financieel systeem groeien sneller en slagen er in om hun inkomensongelijkheid te verminderen en beter te presteren rond armoedebestrijding; Sectoren met een groot aantal kleine bedrijven kunnen sneller groeien in landen met een goed ontwikkelde fina nciële sector; Microfinanciering is een goede strategie om de status van arme bevolkingsgroepen te verbeteren en te komen tot economische `empowerment'. Microfinanciering kan echter niet altijd de allerarmsten bedienen; Het meten van impact bij financiële instellingen stuit op een aantal methodologische belemmeringen en problemen die dergelijk onderzoek duur en moeilijk maken en niet altijd leiden tot de juiste waarnemingen en conclusies; Volgens een studie (SEAF 2007) hebben investeringen in het MKB in ontwikkelingslanden een aanzienlijke impact; Housing finance genereert economische groei door het creëren van werkgelegenheid, ondernemerschap en economische impact op andere sectoren. Met betrekking tot de relevantie van Massif zijn de belangrijkste bevindingen: FMO zou zich op het terrein van microfinanciering meer moeten richten op kleinere, gespecialiseerde en minder ontwikkelde microfinancieringsinstellingen (MFI's), via gespecialiseerde fondsen die hier beter voor zijn g eëquipeerd. Ook zou er meer aandacht moeten zijn voor nieuwe initiatieven zoals MFI's die zich richten op rurale gebieden, landbouw, ketenfinanciering; Op het vlak van MKB financiering heeft FMO duidelijk ervaring en wordt gezien als een invloedrijke professionele speler met een uitgebreid netwerk. Intensivering van de Massif activiteiten ten behoeve van het MKB wordt sterk aanbevolen. Hierbij zou wel meer aandacht moeten komen voor ontwikkelingsrelevante aspecten zodat de ontwikkelingseffecten transparant en daardoor geoptimaliseerd kunnen worden; Additionaliteit wordt positief beoordeeld. Dit is vooral gelegen in het financieren in lokale valuta, het financieren van start-ups en zeer sterk groeiende instellingen, kleinere bedragen en sterkere focus op armere landen; Massif is beperkt katalyserend voor wat betreft gelijktijdige commerciële financiering en het reguliere FMO bedrijf. Wel lijkt de sterke reputatie van FMO een voordeel op te leveren voor de klant om additionele fi nanciering te verkrijgen; Massif kan optimaal gebruik maken van de efficiency en kwaliteit van de FMOorganisatie. Er is sprake van een evenwichtig samengestelde portefeuille, echter met verklaarbare fluctuerende jaarlijkse resultaten. Het verlies in één jaar werd gecompenseerd door winsten in de omliggende jaren.

Bijlage 5: Evaluatie PUM
Het Programma Uitzending Managers (PUM) is gericht op het faciliteren, stimuleren en begeleiden van veranderingsprocessen bij MKB-bedrijven in ontwikkelingslanden, door het overdragen en het toepasbaar maken van kennis en vaardigheden. Dit gebeurt door de expertise van Nederlandse ondernemers, managers en specialisten tegen geringe kosten aan te bieden aan het MKB in ontwikkelingslanden. Een bijkomend effect van de PUM-activiteiten is dat er door het creëren van business links een bijdrage geleverd kan worden aan de internationale kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. PUM is een vraaggericht programma waarbij een ondernemer uit een ontwikkelingsland een verzoek doet aan de Stichting PUM tot ondersteuning. De stichting beschikt over een pool van 3200 experts. Jaarlijks worden er gemiddeld 2200 missies gedaan. Begin 2011 is het PUM-programma geëvalueerd. Deze evaluatie is gezamenlijk met EL&I uitgevoerd en betrof de periode 2006-2009. De belangrijkste conclusies van de evaluati e worden hieronder kort opgenomen, met de kanttekening dat IOB kritisch staat tegenover de kwaliteit van deze evaluatie. PUM levert voor een belangrijk deel van zijn klanten in de doellanden een relevante dienst en draagt daarmee bij aan duurzame bedrijfsvoering bij de klanten en daarmee aan de doelstelling om de zelfredzaamheid van het lokale MKB te vergroten. Deze bijdrage wordt beperkt door de schaal van het programma (in veel landen niet meer dan 30 interventies per jaar) en door de impact die het type klanten hebben op de nationale of regionale economie en daarmee op de bestrijding van armoede. De relevantie van de door PUM aangeboden ondersteuning ligt voor de ontvangers vooral in het praktische en het onmiddellijk toepasbare karakter van de op maat aangeboden advisering. Het technische karakter van de aangeboden diensten maakt PUM onderscheidend van andere technische assistentieprogramma's. Het behouden van de focus van PUM op dit praktische aspect van de advisering zal rel evantie, effectiviteit en additionaliteit van het programma ten goede komen. Belangrijkste leerpunt uit de evaluatie is dat de algemene doelstelling van het PUM-programma op een te hoog niveau is neergelegd, nl. duurzame armoedebestrijding. De evaluatie heeft laten zien dat de meetbaarheid van de resultaten van het PUM-programma hierdoor beperkt wordt. In de toekomst zullen de doelstellingen van het programma op een lager niveau worden gelegd, waardoor de meetbaarheid van de resultaten zal worden verbeterd. De evaluatie heeft aangetoond dat PUM klanten over het algemeen sneller groeien in termen van omzet en werkgelegenheid dan de totale betreffende sector. Dit is een indicatie dat PUM een positieve bijdrage aan de levensvatbaarheid van een bedrijf levert, maar slechts heel zelden kan het volledige effect aan de PUM-expert worden toegeschreven.